Is het een teken des tijds dat zo veel nieuwe literatuur uit Engeland en Ierland over eenlingen gaat? Grote romans, waarin binnen 50 pagina’s een dozijn personages wordt geïntroduceerd, zijn er nauwelijks. Eenlingen te over, loners, mensen die de eenzaamheid zoeken. Voor zelfonderzoek, omdat ze even geen anderen kunnen luchten of zien – redenen te over.
Altijd oppassen niet te overdrijven of hinein te interpretieren. Het is net als met een auto met een nieuwe kleur: opeens zie je die kleur overal.
Zo pas besprak ik A Separation van Katie Kitamura. Daarin verdwijnt een echtgenoot spoorloos nadat hij met zijn vrouw overeen is gekomen hun tijdelijke scheiding aan niemand kenbaar te maken. Hij trekt naar eenzaam Griekenland, zogenaamd voor onderzoek, maar de echte reden horen we niet. Om alleen te zijn, zo lijkt het.
Zijn vrouw heeft een nieuwe relatie, maar ook zij is nogal eenzaam. Zeker in de roman, hoe gek dat ook mag klinken. Ze belt met haar vriend. De lezer ziet hem niet, zij ziet hem niet. A Separation, uiteen, een dubbele eenzaamheid – alleen de titel al.

Onzichtbaar
Niet alleen qua stijl, maar ook wat betreft de blik op de wereld doet Kitamura’s roman denken aan de twee jongste romans van Rachel Cusk, die samen met een nog te verschijnen roman een trilogie gaan vormen. Over een vrouw alleen. In Contouren – laten we het deel 1 noemen – krijgt de lezer inderdaad alleen haar omtrek te zien. Via de band. De lezer moet haar samenstellen uit de gesprekken die zij voert met toevallige passanten, zoals een man die naast haar zit in een vliegtuig – ook naar Griekenland, maar dat scharen we onder toeval. Wat de vrouw wil, die in deze romans (deel 2 heet Transit, en dan is ze terug uit Griekenland) geen naam krijgt, is onzichtbaar zijn. Ze is geïnteresseerd in verhalen van anderen, dat wel, maar zelf wenst ze vooral buiten schot te blijven.
In Transit verhoudt ze zich tot haar buren, met wie ze enorme ruzie krijgt door de verbouwing van haar huis. De verhalen van de anderen in beide romans van Cusk vrijwaren de vertelster. Ze hoeft zich niet te laten zien. Zijn die verhalen een spiegel? Een duidelijk beeld van haar geven ze hoe dan ook niet. Dat ze zich verhoudt tot anderen, in steden leeft en op reis gaat, onderscheidt haar van de eenlingen die de anderen willen ontlopen en zich terugtrekken.
Het eerder op deze website besproken Pond van Claire-Louise Bennett – een roman in twintig verhalen? – gaat over een vrouw met een vaag verleden. Ze woont veraf buitenaf. Uit de recensie: ‘Deze vrouw is zo eenzaam dat haar geest een geheel eigen leven is gaan leiden, niet gehinderd door welke interventies uit de wereld dan ook.’

Kunst en dood
Eenzaamheid ook, in weer een variant, in de eerste roman van Sara Baume, die in vertaling Stommelen Stampen Slaan is gaan heten. Over een man die alleen leeft met een hond, die OneEye heet. Deze Ray heeft zo genoeg van gelukkige gezinnen dat hij bij een fastfood restaurant zichzelf eraan moet herinneren dat de gezinnen op de promotiefoto’s ook maar acteurs zijn.
Van Sara Baume is inmiddels een tweede roman verschenen: A Line Made By Walking. Subtiele, minimale verwijzingen zijn er naar haar eerste roman. Die zijn over het hoofd te zien. Zo niet het bovenliggende thema: dat van de eenzaamheid. Frankie is een kunstenares, van in de twintig. Ze trekt zich terug in een bungalow op het platteland die al drie jaar leeg staat na het overlijden van haar grootmoeder. Eerst is er nog contact met familie, soms komen er familieleden op bezoek. Er is een oude hond, nog van oma. Te oud om elders onder te brengen, vandaar dat Frankie besluit te blijven tot de hond dood gaat. Het is maar een smoes natuurlijk.
Dat de familie vervolgens ook wegblijft, vindt ze helemaal niet erg. Het werpt haar op zichzelf terug. Ze ontwikkelt een fascinatie voor de dood en daarmee voor de breekbaarheid van het leven. Sara Baume heeft, zoals Sebald het deed, haar roman doorspekt met foto’s. Bij W.G. Sebald waren het geen illustraties of verduidelijkingen bij de tekst, eerder waren ze ontregelend bedoeld; bij Baume zijn het foto’s van dode dieren die ze rond oma’s huis vindt.
Maar ze doet nog iets anders met illustraties. Frankie koppelt haar eenzaamheid en haar fascinatie voor de dood aan haar kunstenaarschap. Baume laat ze niet zien, maar (via Frankie) beschrijft ze wel zo’n 75 kunstwerken, veelal moderne,  vanaf 1960 – met een enkele uitzondering voor een werk van eeuwen geleden.

barry-hoggard-urs-fischer
(Landschapskunst van Urs Fischer komt ter sprake in de roman van Sara Baume. Foto: Barry Hoggard)

Opvallend veel Nederlandse kunst ook, zoals van Jan Dibbets, Erik Wesselo en Ger van Elk. Bijzondere aandacht heeft Frankie voor Bart Jan Ader, de Groningse conceptueel-kunstenaar die in 1975 de oceaan dacht over te steken. Later werd zijn bootje voor de kust van Ierland leeg aangetroffen. ,,Bart Jan Ader didn’t do happy endings”, aldus Frankie.
Een bijzondere roman. Sowieso het idee dat een schrijver schilderijen en kunstwerken beschrijft, is een literair thema op zich. Zijn het echt beschrijvingen of komen ze voort uit de verbeelding? Van Oscar Wilde tot Michel Houellebecq loopt hier een lijntje door de literatuurgeschiedenis. Sara Baume haakt hier bij aan.

Cadans
Eenzaam is ook Edward Buckmaster. Hoofdpersoon, sowieso een van de zeer weinige figuren, in Beest, de nieuwe roman van Paul Kingsnorth. Zijn eerste roman, The Wake, is een onvertaalbaar boek. Hij heeft er een eigen oud-Engelse taal voor bedacht, die nog net toegankelijk genoeg is om chocola van te maken. Prachtig dat er voor zo’n experimenteel werk als The Wake zo veel belangstelling was, en lof bovendien.
Beest is van een ander kaliber. Met net zo veel inzet, maar dan niet op het talige gebied. In die zin: dit is volgbaar Engels, en het is uitstekend vertaald door Nicolette Hoekmeijer (die eerder o.a. Edward St. Aubyn heeft vertaald).
De lezer treft Buckmaster aan op de hei. Alleen, altijd weer alleen. Ook hij. Net als de man in de kajak in Inham (Cove) van Cynan Jones bindt Buckmaster de strijd aan met de elementen. Water bij Jones, aarde bij Kingsnorth. En een beest.
Om welke reden dan ook heeft hij zijn vrouw en een pasgeboren kind (vergelijk ook dat met Jones) achtergelaten. Hij komt in een vreemd landschap terecht, dat leeg is. Een verlaten kerk, een leeg dorp. In de bosjes bij de kerk meent hij een dier te ontwaren. Wat het is? Een grote hond? Pootafdrukken bevestigen het idee van zijn bestaan, maar het duurt lang voordat hij weer glimpen opvangt. Waar is Buckmaster voor op de vlucht? Zichzelf? Zijn verleden? Een ramp? Gekte in het hoofd? Hoe dan ook, het beest voegt zich in de rij, en dan zet hij het op een lopen. Vanaf dat moment is het zaak dat de lezer het boek goed vasthoudt. In een gestage stroom aan taal verhaalt Kingsnorth de tocht van Buckmaster. Het houdt niet op, want het houdt niet op omdat het niet kan ophouden. De cadans is tegelijk enerverend als verontrustend. Er komt geen einde aan. Tot Kingsnorth halverwege een woord stopt.
Hoe deze anti-queeste te duiden? De mens op de loop voor? Breekbaarheid en kwetsbaarheid – zoals bij Baume. En bij Bennett. Beest als de allegorie van de hallucinerende mens in een wereld die hem als ongewenst ziet. Kroon op de schepping, laat me niet lachen. Eenzaam en ook alleen.

Gemeenschap
Wat dat betreft zou het een verademing moeten zijn een roman te treffen waarin een gemeenschap centraal staat. Waarin geen hoofdpersoon in traditionele zin voorkomt, maar mensen, veel mensen. Het draait in Reservoir 13, het vijfde boek van Jon McGregor, om die gemeenschap en hoe die omgaat met de verdwijning van een 13-jarig meisje, het dochtertje in een gezin dat er in december op vakantie is. Ze is weg. Iedereen helpt zoeken. Is ze ontvoerd? Is ze in de ruwe natuur verdwenen, heeft ze een been gebroken, is ze in een put of een reservoir gevallen? Opeens is de wereld zo groot. De gemeenschap is klein en hecht, maar bij een verdwijning ervaart iedereen hoe groot het landschap rondom eigenlijk is, hoe veel mogelijkheden er zijn weg te geraken. Nog los van de mogelijkheid van een ontvoering.
Na tien pagina’s is het al april. Wie dan nog de hoop koestert het meisje levend aan te treffen in een grot, put of ruïne heeft een wel heel optimistisch karakter. Het zoeken gaat door, maar het leven ook. En dat is waar deze roman over gaat, deze schitterende roman van Jon McGregor. (Tussen haakjes: hij won in 2o12 de IMPAC voor zijn derde roman, Even the dogs. Op dat moment werd McGregor al niet meer in het Nederlands vertaald, waardoor hij – zeer ten onrechte – in Nederland van de radar is verdwenen. Gezegd wordt dat de Nederlandse lezer net zo graag en goed Engels leest, maar het zou een onderzoek waard zijn om uit te vissen of die lezer daarbij niet braaf volgt wat er vertaald wordt, en niet zelf op zoek gaat naar bijvoorbeeld de nieuwe McGregor, Alan Warner etc. Haakjes sluiten.)

chris-boland-jon-mcgregor
(Jon McGregor. Photo by Chris Boland / www.chrisboland.com )

Wat McGregor doet is ijzerenheinig doorgaan met registreren en vertellen wat er in zo’n dorp omgaat en wat de blijvende gevolgen van de verdwijning zijn. Het leven gaat door, maar dan zoals de Eagles hebben bezongen: like a broken down carrousel. Niet is nog hetzelfde. De donkerte is duister geworden, er is altijd een verdenking, een vermoeden, een gerucht. Er is de praktijk. Hoe om te gaan met de ouders? Hoe lang blijven ze? Hoe lang moet de gemeenschap zorg blijven dragen voor hen? Mag er weer eens feest worden gevierd? De middenstand wil wel weer iets verdienen. En als de gemeenschap geen schuld treft – en waarom zou dat zo zijn? – waarom dan zo lang geleden, zo veel ingetogenheid betracht? Het schuurt zacht, dan weer hard, dan weer zacht, maar hoe dan ook schuurt het.
En al die tijd is er de natuur. Vogels, vleermuizen. Als tekens? Als medestanders? Als entiteiten? Bloeiende planten, stervende bomen. Het leven gaat door. De natuur die op repeteren staat, de impulsieve mens,  bij wie geweld nooit is uit te sluiten. Wat is het ritme dat de gemeenschap tegenover de onverstoorbaarheid van de natuur zet?
Dertien jaar omspant deze roman, die is geschreven in dat natuurlijke ritme. Niet oordelend; tonend, registrerend. Al net zo enerverend en verontrustend als die cadans bij Paul Kingsnorth, maar vervat in een geheel ander taalregister.
Niet overdrijven, niet hineininterpretieren.
Zo zou je de gemeenschap eenzaam en alleen kunnen noemen, maar er zijn andere, belangrijkere dwarsverbanden tussen de nieuwe McGregor en de boeken van Kingsnorth, Baume en de anderen. Zin voor literatuur, voor het zoeken naar die ene vertelwijze die achter en onder en in het dna van het verhaal, de plot en de ideeën zit, en die al deze auteurs in de eenzaamheid van hun hoofden en werkkamers feilloos hebben weten te vinden en aan te wenden.
Fascinerende tijden, fascinerende auteurs, fascinerende literatuur.

Jon McGregor: Reservoir 13.
327 blz. 4th Estate.

Sara Baume: A Line Made By Walking
308 blz. (gebonden). William Heinemann London

Paul Kingsnorth: Beest
Vertaling: Nicolette Hoekmeijer
172 blz. (gebonden) 19,99 euro Ambo Anthos

Rachel Cusk: Contouren
Rachel Cusk: Transit
Vertaling: Marijke Versluys
Beide: 18,99. De Bezige Bij

Foto Gerard Stolk.
In de geest van Dibbets: het landschap van Noord Dakota langs Highway 83 tussen Bismarck en Minot.