In korte tijd zijn vier boeken verschenen die iets te maken hebben met Doggerland, het verzonken land tussen Engeland en Nederland. Wat kan daar nou achter zitten?

door Theo Hakkert

Doggersbank, die naam hoorde je wel eens. Als het ging over conflicten rond de visserij in de Noordzee. Als de Engelse vissers weer eens boos waren over te lage quota, of op hun beurt de Nederlandse. Of als er een schip vergaan was.

Doggersbank, net zo’n begrip in de scheepvaart als Grave beneden de sluis bij de waterstanden. Om voor mezelf te spreken: ik heb er nooit bij nagedacht dat de Doggersbank het puntje van een zandberg zou kunnen zijn. Dat de Noordzee ter plekke zo ondiep was dat bij sommig tij zelfs een deel van de zeebodem droog zou kunnen vallen.

Doggerland, ook nooit van gehoord. En opeens liggen er een thriller, roman en reis-memoir met die titel. De thriller is een Scandinavische, die de titel toevallig lijkt te dragen en die sla ik dus over. De roman en de reis-memoires daarentegen zijn nadere beschouwing waard. Bovendien zijn er andere boeken, zoals de nieuwe Robert Macfarlane die tot de periferie van de streek reikt.

Maar goed, Doggerland. Het is de naam die pas begin vorige eeuw is toegekend aan het verzonken land dat vroeger Engeland met Nederland verbond en dat in feite nog doet, ware het niet dat het nu de bodem van de Noordzee is. Rond het jaar 5000 voor Christus liep het zeewater er langzaam overheen.

Hoe te duiden dat Doggerland hedendaagse auteurs prikkelt tot het schrijven van boeken over dit verdwenen land? Engelse auteurs met name. Zou het – hier komt de psychologie van de natte zeebodem – met Brexit en het voorgenomen afscheid van de EU en daarmee een beetje ook van Europa? Is het de gedachte dat het niet zo ver zou zijn gekomen als Doggersland nog gewoon land was en dat we met de auto en de trein rechtdoor naar Londen zouden kunnen rijden, Manchester, Edinburg, zonder die omweg via Calais?

Heeft het wellicht te maken met de aandacht voor milieu, natuur, opwarming van de aarde. In de Engelse letteren is daar zeker een trend in aan te wijzen, als het al geen stroming is. In hoeveel settings, perspectieven, verhalen, genres de laatste jaren, en in toenemende mate, over het rurale Engeland is geschreven, het is zo veel.

We rekenen de vogelboeken rustig mee. Maar er is sowieso grote verscheidenheid. H is for Hawk van Helen MacDonald, Overal vogelzang van Evie Wyld, de wandeling die Olivia Laing in To The River maakte langs de Ouse, de rivier waarin Virginia Woolf zelfmoord pleegde en natuurlijk The Old Ways, het grootste wandel- en natuurboek van Robert Macfarlane uit 2012.

In zijn nieuwe boek, Benedenwereld – de titel geeft het al aan – richt Macfarlane zich op het landschap onder de grond. Hij wurmt zich door gaten in de bodems van Parijs en Noord-Italië – dit is geen boek voor claustrofoben – maar eerder al waagt hij zich deels onder de Noordzee. Nu nog, nadat ik het hoofdstuk heb gelezen, houd ik er ernstig rekening mee dat dit fictie is. Hij daalt af bij Boulby in de Engelse streek Yorkshire en wordt meegenomen naar een gangenstelsel dat zich deels tot onder de Noordzee uitstrekt. Bijna duizend kilometer aan gangen liggen, ze zijn zo groot en ruim dat er met auto’s gereden kan worden. Het is warempel net een actiefilm die hij hier beschrijft.

Bij en onder Boulby wordt een experiment uitgevoerd voor detecteren van donkere materie. Dat gaat het best in potasmijnen en zoutsteenmijnen. Nergens valt de term Doggerland, maar toch past het boek bij deze fijne stapel, gezien Macfarlane’s prachtige verwondering over de mysteries van deze contreien, waar de grens tussen land, water en benedenwereld veel diffuser is dan je zou denken, wat iets zegt over de onbekende rijkdom ervan.

Het is exact dit waar ook Lied van de tijd over gaat, het nieuwe boek van Julia Blackburn. Ondertitel: Op zoek naar Doggerland. Ze loopt iets zuidelijker dan Macfarlane langs dezelfde kust, op zoek naar sporen van Doggerland en bij haar lezen we echt hoe zee en lucht bij de horizon samenkomen en één worden.

‘Als je dicht bij de rand van de zee staat, zei hij, maak je deel uit van een liminale ruimte waar alles in beweging is en niets vastligt; er is geen rust, geen stilte, geen plaatsbepaling, alleen de schurende adem van de golven over de kiezels, de wind, de zandbanken die aangroeien of weer afkalven, kliffen die afbrokkelen en de energie van het getij die aan het land trekt om nieuw land te openbaren en oud land af te dekken.’

Ze raapt dingen op, van alles wat aanspoelt. Prachtig is haar bezoek aan een man die zonder winstoogmerk alles verzamelt wat hij op de stranden vindt. Munten, een pauselijk zegel, schelpen natuurlijk, uit alle eeuwen. Nuchter zijn mededelingen dat hij zaken heeft afgestaan aan het museum in Norwich, maar dat ze kwijt zijn geraakt. Wat of iets zegt of de hoeveelheid die daar aangetroffen wordt of over de instelling van het museum, of allebei natuurlijk.

Julia Blackburn schreef eerder Draad, een poging tot biografie over kunstenaar John Craske die op jonge leeftijd contact met de buitenwereld is verloren en alleen nog kustlijnen schildert en later borduurt. In Lied van de tijd doet ze iets soortgelijks. Haar boek over Craske is een zoektocht naar een verloren bestaan, en dat is haar nieuwe boek eigenlijk ook. Naar een land dat heeft bestaan en als verloren moet worden beschouwd omdat we er niet meer bij kunnen. Wat we kunnen is de sporen oprapen en onze fantasie inschakelen.

Sporen, dat is ook waar ‘de oude man’ in de roman Doggerland van Ben Smith naar op zoek is. De oude man en de zee. De Noordzee. Maar de oude man is niet alleen, de hoofdpersoon is een jongen. Leeftijden van beiden zijn moeilijk in te schatten.

Wat we weten is waar het speelt: op zee, in een Noordzee die is volgebouwd met windmolens. Zo veel dat de jongen opmerkt dat hij altijd het gevoel heeft in het midden van het windmolenpark te staan, want ze staan altijd in grote getale om hem heen. Samen moeten ze de molens onderhouden, maar dat is onbegonnen werk. Roest, wind, water, desinteresse hebben van het park een stalen dodenakker gemaakt. Alles piept, kraakt, lekt; weinig werkt. Dagelijks krijgen ze via de computer te horen waar ze welke molen moeten repareren, maar het zijn altijd andere defecten dan die zijn aangegeven. Ze hebben ook helemaal geen haast, het is alsof ze leven in het besef dat de tijd niet meer bestaat. Alles is zinloos. Don Quichotte op de Noordzee.

Doggerland is een dystopische roman. Plaats is bekend, tijdperk niet. Ergens in de toekomst. Welk land of volk eigenlijk bediend wordt met de opbrengst van de windmolens blijft onduidelijk. De jonge man zoekt zijn vader wiens contract hij moet uitdienen. Zijn vader leeft niet meer, verongelukt is zijn veronderstelling. Het Bedrijf kon hem dwingen vaders contract uit te dienen.

De oude man, die veel verzwijgt, heeft stiekem andere plannen. Doggerland bevindt zich daar diep onder het water, de windmolens rusten er met hun voeten op. Hij probeert voorwerpen naar boven te hengelen en is zich dus wel degelijk bewust van het verleden. Dat de jongen nauwelijks iets over zijn verleden, jeugd en vader weet voegt weliswaar toe aan het dystopische karakter van de roman, maar is ook een wel wat makkelijke truc om het geheel buiten de tijd te plaatsen.

Doggerland. We kunnen er niet bij, we kunnen er onze fantasie op loslaten, we kunnen er omheen reizen – Blackburn doet dat – en we kunnen er naar hengelen. Doggerland is ons noordelijke Atlantis, met dien verstande dat we weten van het bestaan ervan. Wat geen troost biedt, maar juist het verlangen ernaar versterkt.

Ben Smith: Doggerland
Vertaling Kees Mollema
256 blz. Atlas Contact

Julia Blackburn: Lied van de tijd. Op zoek naar Doggerland
Met tekeningen van Enrique Brinkmann
Vertaling Paul van der Lecq
350 blz., De Bezige Bij

Robert Macfarlane: Benedenwereld. Reizen in de diepe tijd
Vertaling Nico Groen en Jan Willem Reitsma
507 blz, Athenaeum – Polak & van Gennep

foto Tim Sheerman-Chase