Binnenkort is in de Grote Kerk in Amsterdam in de serie Meesterwerken zeven weken lang één schilderij te zien: Calvarie van Marc Chagall. Vinden wij eigenlijk een beetje vreemd, maar één schilderij. Stel je voor dat het Rijksmuseum De Nachtwacht op reis zou sturen langs alle wereldsteden; we zagen het doek nooit meer terug. Maar wat zou het veel geld opbrengen.

Vroeger was het heel normaal dat één schilderij tentoon werd gesteld. Onder andere om het geld van de aankoop terug te verdienen. Zo heeft John Snare midden negentiende eeuw op tal van plekken in Engeland, Schotland en de VS een portret tentoon gesteld waar hij van beweerde dat het was geschilderd door Diego Velázquez (1599-1660), de grootste Spaanse schilder (uit de klassieke tijd, dit om van een discussie over Picasso af te zijn).

Snare was een vrij anonieme handelaar in boeken en kantoorbenodigdheden uit Reading. Op een dag las hij een annonce over een kunstveiling. Hij kocht daar voor 8 pond een geschilderd portret van een onbekend heerschap. Het zat onder het stof en aanslag. Snare ging poetsen, later liet hij het doen. Want al snel meende hij een lot uit de loterij te hebben gekocht. Dit was geschilderd door Diego Velázquez en dus kon het best eens een vermogen waard zijn.

De Engelse journaliste en schrijfster Laura Cumming heeft dit verhaal opgediept en uitgewerkt in Achter het verdwijnpunt. Op zoek naar een verloren Velázquez. Het gaat niet aan om de clou te verraden, maar met de titel is niets te weinig gezegd. Of het schilderij nou wel of niet van Velázquez is, doet nauwelijks ter zake. Laura Cumming geeft, tussen de regels door, een prachtig inkijkje in de kunstwereld van midden negentiende eeuw. Sommige zaken zijn echter zo algemeen om niet te zeggen universeel dat ze moeiteloos in verband te brengen zijn met de huidige tijd.

Valladolid

(portret van Pablo de Valladolid door Diego Velázquez. Foto: Flickr)

Zo had John Snare nog nooit een Velázquez gezien. Wie vanuit Engeland naar het Prado wilde, zo schildert ze, was een kleine drie weken onderweg. De helft van de tijd moest worden doorgebracht in koetsen die hotseklotsend hun weg zochten over bergen en zandwegen.
Maar een beeld van Velázquez hadden velen wel. Zijn roem had geen last van gaten in de weg en uithollingen overdwars. Hij was de grote schilder van zijn tijd, dat was ook in Engeland bekend en werd zo aanvaard.
Was Snare dan een kwibus? Zeker niet. Niet een grotere dan de zogenaamd en zogeheten kunstkenners die weliswaar boeken en artikelen over Velázquez schreven, maar ook maar bitter weinig van het werk hadden gezien. Bluf was de bobo’s van de kunstkritiek in die jaren niet vreemd.
Dus toen Snare iets te hardop ging beweren dat het portret een Velázquez was, kreeg hij na verloop van tijd kritiek dat hij onzin beweerde. Niet dat de critici het beter wisten, hun reputatie gaf hun mening meer gewicht.

John Snare is aan het schilderij ten onder gegaan. Zijn zaak, zijn huwelijk, alles. Hoe hij en zijn schilderij werden behandeld in Schotland is te bespottelijk voor woorden. Rechtszaken die bol stonden van kromspraak, corruptie en nationalisme, aangelengd met klassenstrijd zelfs. Een tijd later doken Snare en het portret op in de VS. Hoe het afliep: zelf lezen.

Dit is maar één lijn in het boek. Wat Laura Cumming eigenlijk heeft gewild, is schrijven over dat ene schilderij van Velázquez, dat grote en wonderbaarlijk ingenieuze en prachtige schilderij in het Prado: Las Meninas.
Wie op rustige dagen in het Prado komt, heeft Rubensvrouwen en De tuin der lusten van Jheronimus Bosch voor zich alleen. Op de achtergrond is er wel steeds het zoemende geluid van de bezoekers die naar Las Meninas staan te kijken, het schilderij waarop Velázquez de koninklijke familie (Filips II) en ook zichzelf heeft afgebeeld. Een schilderij op een schilderij, met spiegeleffecten ook, met doorkijkjes en met spelende kinderen en een dwerg op de voorgrond.
Het verbluffende schilderij is De Nachtwacht van Spanje qua status. Alle schoolkinderen worden er minstens een keer in hun schoolleven langs gevoerd, maar waarschijnlijk vaker.

Het is zoals Laura Cumming schrijft: de familie staat de bezoeker op te wachten. Kom, fijn dat je er bent, deze kant op, hoe gaat het ermee? Een stoel kunnen we je niet aanbieden, maar zelf staan we ook, dus. Maar vertel…

Velazquez zaal
(Velázquez-zaal in het Prado. Foto: Frederique Bisson)

Zo verging het Laura Cumming zelf ook toen ze het schilderij voor het eerst zag. Ze was naar Madrid gereisd, om niet te zeggen gevlucht. Naar een plek die ze niet goed kende. Haar vader, ook een kunstschilder, was plotseling overleden en dat dreef haar huis en land uit. Tapetenwechsel.
Niet meteen weer met het hoofd de beeldende kunst in – ze is kunstcritica. Ze wilde afstand, maar zoals ze schrijft is het centrum van Madrid niet zo heel groot en na drie keer langs het Prado te zijn gelopen ga je de vierde keer heus naar binnen en dan staat de koninklijke familie je al vanuit de verte toe te wuiven. Joehoe, hier zijn we! Waar bleef je?

Een hoofdstuk John Snare en zijn portret, en dan weer een hoofdstuk Velázquez, zo zit het boek in elkaar. En in die wisselhoofdstukken schrijft ze weliswaar over de belangrijkste momenten in het leven van de schilder, maar het draait allemaal om en keert allemaal telkens terug naar Las Meninas.
Ook de andere hoofdwerken komen aan bod. De vele portretten die Velázquez maakte, de vele zelfportretten ook. Dat andere werk met het spiegeleffect, tegelijkertijd ook zijn enige naakt. De Rokeby Venus die hij in Italië heeft geschilderd en nu in The National Gallery in Londen hangt.
Evenals het fenomenale ‘hangende’  portret van de hofacteur Pablo de Valladolid. Hij lijkt te zweven en te staan tegelijk, wijdbeens. Net zo iconisch als eeuwen later de jonge meiden op foto’s van Rineke Dijkstra – om maar eens een verre vergelijking te trekken.

Het meest fascinerend aan dit boek, dat in de verte doet denken aan (maar niet zo goed is als) Jonathan Harr’s The Lost Painting, over een verloren gewaande Caravaggio, is het verhaal dat Laura Cumming tussen de regels door vertelt. Namelijk dat van de onwetendheid, onbekendheid en bewondering op blinde afstand.
Wij leven in een beeldcultuur. Altijd en overal is beeld om ons heen. Overal hangen platte schermen, hele dagen turen we in laptops, televisie is er 24 uur per dag op honderden kanalen. Clips en foto’s vinden we in no time via zoekmachines. Google op Velázquez en zijn hele oeuvre staat binnen twee tellen voor je neus.
Snare en zijn tijd moesten het doen met verbeeldingskracht en slechte kopieën. Met nagetekend spul, met fletse impressies.
Tegenwoordig halen we schilderijen van Bosch door de röntgen en ontdekken overgeschilderde figuren. Destijds moesten ze het doen met mondelinge beschrijvingen.
Hier staat tegenover dat het zien van een schilderij in die tijd bijzonder was. Waardoor de impact groter zal zijn geweest. Wie nu de hele dag afbeeldingen over zich uitgestort krijgt, zal afstompen. Stel je voor dat je zelden of nooit een meesterwerk hebt gezien en dan voor Las Meninas staat – het is amper voor te stellen.
Dit geldt net zo goed voor muziek. Geen radio toen en dan een orkest horen spelen, een wonder!
Maar of een Velázquez een Velázquez is, weten we ook nu nog altijd niet. De vraag naar de authenticiteit van een schilderij is tegenwoordig niet anders. Zie ook de discussie rond de schilderijen van Bosch in Den Bosch of de betwijfelde echtheid van werk van Anton Heijboer.
Veel is en wordt beweerd over de echtheid van schilderijen. Het is een spel van bluf, leugens, bedrog, kinnesinne en dilettanten. Altijd zo geweest en nu is het niet anders.


Laura Cumming: Achter het verdwijnpunt.
Op zoek naar een verloren Velázquez.
Vertaling: Toon Dohmen.
Atlas Contact, 320 blz. 27,99 euro.