Heeft John Banville nog wel zin aan literaire romans te beginnen nu hij vooral plezier heeft aan de thrillers die hij schrijft onder de naam Benjamin Black? De roman The Blue Guitar, die hij vorig jaar al aankondigde in Utrecht, laat een schrijver zien die gelukkig niet op routine drijft.


 

De titel De stilte van het licht, de recente bundeling van essays over beeldende kunst, heeft Joost Zwagerman ontleend aan zijn stuk over Mark Rothko. Hij begint dit essay bij de poëzie, bij het gedicht The Man with The Blue Guitar van Wallace Stevens. Zwagerman schrijft: ‘het  misschien wel bekendste gedicht van de bij uitstek modernistische dichter uit de Amerikaanse literatuur over de bij uitstek modernistische kunstenaar uit Europa’. Waarmee hij Pablo Picasso bedoelt. De geleerden zijn er nog niet uit, schrijft Zwagerman, of Stevens’ gedicht een reactie is op ‘De oude gitarist’, een schilderij van Picasso uit 1903 dat in Chicago hangt.

picasso Steve and Sara Emry
(foto: Steve and Sara Emry/Flickr)

Waarna Zwagerman – ‘even heel braaf en schools’ – uitlegt wat The Blue Guitar betekent. ‘De gitaar is een pars pro toto en staat model voor al het modernisme in de kunst, waarin ‘de dingen’ veranderen doordat ze worden verklankt in en door een nieuwe ‘taal’.’

Op City2Cities, het literatuurfestival in Utrecht, had ik vorig jaar het genoegen John Banville te interviewen voor publiek. Every inch an Irish gentleman, schrijver met met een groot oeuvre op zijn naam. Een oeuvre in fasen en daar kregen we die middag in Utrecht een aardig beeld van.

Zo wilde hij het niet hebben over de romans die hij tussen zijn 25e en 35e had geschreven, een trilogie over grote natuurkundigen uit het verleden: Copernicus, Kepler en Newton. Een monument, dit drietal romans. Dat wilde Banville niet ontkennen, al kwam het daar wel zo ongeveer op neer. De boeken interesseren hem helemaal niet meer.

Eerder had ik hem geïnterviewd voor de GPD-kranten. Juist ter gelegenheid van de bundeling van de drie natuurkundigenromans tot het boek Omwentelingen. Dat was in oktober 2001. Destijds zei hij:  ,,De enige spijt die ik heb over de drie boeken die in Omwentelingen zijn gebundeld, is dat ik te veel ben afgedwaald in de richting van de historische feiten. Weg van de fantasie, en dat is jammer. Om de Baltische steden te beschrijven heb ik teruggedacht aan de Ierse steden van mijn jeugd. Zo gauw je namelijk uit de adolescentie bent, wordt je jeugd een soort antiquiteit. Als ik terugkijk op mijn jeugd ligt die voor mijn gevoel veel verder terug dan een jaar of veertig. Mijn jeugd is mijn oudheid.’

John Banville heeft niet alleen die fase afgesloten en achter zich gelaten, eigenlijk is hij ook de volgende alweer voorbij. Die middag is Utrecht was zijn meest recente boek een thriller. Sinds 2006 publiceert hij ook onder de naam Benjamin Black. Zeven delen verschenen er tot nu toe over Quirke, een patholoog in Dublin in de jaren vijftig. Een aantal daarvan is vertaald en ook is er een televisieserie van gemaakt, waarbij Gabriel Byrne de rol van Quirke speelt. In januari 2016 verschijnt het volgende deel alweer.

omslag Black-Eyed Blonde

Ook onder de naam Benjamin Black schreef Banville The Black-Eyed Blonde, met Philip Marlowe als hoofdpersoon, de fameuze privédetective van Raymond Chandler. Geheel in stijl, alsof het hem geen moeite had gekost om te schrijven als Chandler. The Black-Eyed Blonde is niet vertaald.
Over die kant van zijn werk wilde Banville in Utrecht graag praten. Over hoe betrekkelijk gemakkelijk het was zich Chandlers stijl eigen te maken. Toen hij er eenmaal in zat, liep het vlot. En sowieso dat thrillers schrijven hem gemakkelijker afgaat. Waarom zou hij zich het plezier daaraan ontzeggen?
Of hij, desondanks, toch ook nog aan literair werk schreef, vroeg ik hem – ik sluit niet uit dat er een smeekbede in doorklonk. Zeker, en hij begon zowaar uit te wijden over zijn nieuwe roman. De titel wilde hij het publiek in Utrecht ook niet onthouden: The Blue Guitar, en de roman zou gaan over een oudere man die terugkijkt op een leven waarin hij vaak dingen heeft gestolen.  Met als voornaamste ‘buit’ de vrouw van zijn beste vriend.
Zoals hij erover vertelde, leek het niet alsof hij zelf veel genoegen had beleefd aan het schrijven ervan. Ik kwam zelfs niet los van de gedachte dat hij liever een nieuw deel Benjamin Black had ‘opgelegd’. En dat voor de schrijver die in 2005 nog de Booker Prize had gewonnen met The Sea. Het leek er op dat hij geen gevoel van urgentie meer voelde bij literaire romans.

Naderhand – het is lastig adrem te zijn – dacht ik terug aan een passage in het interview uit 2001, waaruit een zelfde houding spreekt en waarin hij literatuur sowieso relativeert. Dit zei hij over de roman Eclips:
,,Ik had het boek al verlaten voor het uitkwam. Maar kritiek en publiek waren enthousiast. Je weet het zelf niet. In mijn fantasie loop ik wel eens langs een boekhandel en als ik dan met mijn vingers knipper, stromen alle woorden uit mijn boeken en blijven de lege omslagen over. In kunst faal je elke seconde. Of zoals Martin Amis zei: ‘Elke pagina in een boek is een weerslag van tweeduizend fouten.’ Schrijven is een rare bezigheid. De moeder van Flaubert zei over haar zoon dat hij zijn leven had verkwanseld aan een manie voor mooie zinnen. Iedere schrijver weet dat de moeder van Flaubert gelijk had.”

In 2001 bracht hij zelf ook de fases in zijn schrijverschap naar voren. Nog een fragment:

‘Hij is zojuist aan zijn late periode begonnen, zegt hij. De boeken zullen dunner worden, is zijn voorspelling. Zou hij, zoals Joyce, lange jaren aan een boek kunnen werken? Banville: ,,Ik zou graag denken dat ik nog een groot boek in me heb. Een boek dat niet congruent is. Een boek als Ulysses of nog beter de Bijbel. Ik stel me zo voor dat wanneer iemand van Mars komt en de Bijbel leest hij zou zeggen dat hij in al die onsamenhangende verhalen een verband vermoedt, een rode draad. Hij kan het nog niet benoemen, maar met die puinhoop aan verhalen is voor zijn gevoel iets aan de hand dat nadere bestudering verdient. Aan zo’n boek, maar dan voor aardbewoners, zou ik vijftien jaar kunnen werken. Ik zie het niet gebeuren.”

John Banville - Xavier Trias
(foto Xavier Trias/Flickr)

Het was met 98 procent nieuwsgierigheid en 2 twee procent lichte angst dat ik aan The Blue Guitar begon. Want de roman is er nu, anderhalf jaar nadat John Banville er op City2Cities over sprak.
En het is een prachtige roman. Vintage Banville. Iets van zijn laconieke toon tijdens het interview is in de roman doorgesijpeld in de figuur van schilder Oliver Orme, een man met kleptomane neigingen, die als verteller fungeert en terugkijkt op zijn leven. Hij is het huis uitgevlucht, nadat zijn buitenechtelijke relatie met Polly, de vrouw van zijn beste vriend Marcus, aan het licht is gekomen.

omslag Blue Guitar

Maar er is wel meer aan de hand dan een klassiek geval van overspel, ook artistiek is Oliver Otway Orme (O O O) aan zijn einde. Het zit erop, het schilderen en nu denkt hij: ach. Typisch zo’n man die na decennia hard werken niet meer weet wat hij toch in vredesnaam heeft gedaan en met geen mogelijkheid meer de waarde kan inzien van alles wat hij heeft gemaakt. Als het hem sowieso allemaal al niet is ontgaan. Banville zou Orme wat dat betreft zo van Julian Barnes hebben kunnen lenen. ‘I find it unfailingly amazing how much can be going on inside me without my knowing.

Er staat: ‘Technique can be acquired, technique you can learn, with time and effort, but what about the rest of it, the bit that really counts, where does that come from?’ Onmogelijk om dit niet te koppelen aan Banville’s schrijverschap. Hij heeft een wel heel basaal en eenvoudig verhaal genomen voor wat meer en meer een excursie door taal wordt. Niet voor niets laat hij schilder Orme nog meer worstelen met taal dan met verf. ‘How treacherous language is, more slippery even than paint.’
Het schrijfproces prikt op een flink aantal plekken door het canvas van het verhaal heen. Geen subtiele, verstopte sprongen in de tijd, ze worden in de tekst aangekondigd. Bij een van zijn uitweidingen schrijft Orme: ‘Damn it, here’s another digression.’

Orme is ook de eerste om toe te geven dat het gedoe met Polly – zij is begonnen – en alles wat daar uit voortvloeit te melodramatisch is voor woorden. Banville, kortom, stelt wat er aan plot zit in The Blue Guitar zelf al ter discussie. Zaken als plot en karakterontwikkeling heeft hij overgeheveld naar zijn thrillers, wat hem nu nog in zijn literaire werk interesseert is de taal en de schoonheid van de zin. Mooie zinnen te over in The Blue Guitar, al is het natuurlijk niet zwart-wit. Banville is er de schrijver niet naar om zich te verliezen in louter schoonheid en alle betekenis achter zich te laten.
We mogen niet blind zijn voor de humor in toon en verhaal. De scene waarin Marcus bij Oliver komt binnenvallen omdat hij weet dat zijn vrouw hem ontrouw is, alleen niet dat het is uitgerekend Oliver is die hem de hoorns heeft opgezet, is prachtig. Geheel volgens alle clichés. Drank, stilte, wanhoop, verwijt, nog meer drank. Oliver die op zijn hoede is, Marcus die niets vermoedt. Het is niet dolkomisch, dat had niet gewerkt. De vernislaag aan humor die Banville schilder Orme over deze passage laat leggen heeft precies de juiste dikte en glans.
Glans die kundig over de hele roman ligt. The Blue Guitar is een roman die het vakmanschap van een heel ervaren auteur verraadt. Banville weet precies hoe hij met al zijn ervaring die klip van de routine moet omzeilen.

omslag Stevens

En het gedicht van Wallace Stevens, behalve dan dat het uiteraard het motto van de roman heeft geleverd?
Op een bepaald moment valt Polly’s oog op een schilderij van Orme. Er staat iets blauws op afgebeeld met een rond gat. Wat het voorstelt? Een walvis, en het gat is dan het oog? Een soort zeppelin?
Oliver Orme, die van de schilderkunst is overgeschakeld op de nieuwe ‘taal’ van het schrijven (zoals Banville vooral Benjamin Black is geworden), denkt er het zijne van: ‘What’s the difference between a blimp and a guitar? Any old object serves and the more amorphous its shape the more the imagination has to work with it.
The imagination! Imagine you hear a hollow laugh’

 

 

 

 

John Banville:
The Blue Guitar
256 blz.
Penguin Books

De vertaling verschijnt eind oktober bij Querido.