Recensie: Knud Sønderby - Midden in een jazztijd

De wereld een dansfeest, ook Kopenhagen swingde mee in de roaring twenties. De Deense klassieker Midden in een jazztijd van Knud Sønderby swingt als een malle.


De meest ingewikkelde zin in Midden in een jazztijd, het debuut uit 1931 van Knud Sønderby dat in Denemarken in rap tempo tot een lokale classic vanjewelste uitgroeide, staat in het voorwoord en is van Jens Christian Grøndahl. Hij eindigt dit voorwoord aldus:

‘Tussen de regels door kun je lezen dat wij minder worden als mens als de banaliteit van sociale omstandigheden ons laat vergeten hoe onze fantasie het banale kan veranderen in iets unieks en dierbaars.’

Zo.
Het punt is dat ik verderop helemaal niet tussen de regels door wil lezen zodra ik merk hoe de taal van Knud Sønderby tintelt en sprankelt. Het is een en al laven aan heerlijke dialogen, vol levenslust en levenskunst. Aan rake observaties ook.
Dit is een heerlijke roman.
Ook weer zo een – hoeveel voorbeelden zijn er wel niet? – die door de kritiek destijds met pruilmondjes werd ontvangen, maar waar het publiek mee wegliep. Zou het herkenning zijn, iets dat de lezer in die tijd aan den lijve (inclusief geest) ondervond?
Midden in een jazztijd is precies wat de titel zegt. Een wereld die raast, zich verbaast over zichzelf. De Eerste Wereldoorlog is net voorbij, als een oorlog ooit helemaal voorbij is, en hoe nu verder? En dan deze opgeruimde vrijheid, deze lokroep van een toekomst die zonnig en onbekommerd lijkt.
We kunnen dit nu, met de wijsheid der feiten achteraf, niet los zien van de donkere tijden die zouden volgen en we zullen niet weten wat in de jaren 20 werd voorvoeld. Rechterstudent Peter Hasvig heeft alles mee. Zijn intelligentie, zijn uiterlijk, zijn toekomst, zijn humeur – en dan ligt hij ook nog eens goed bij de andere sekse. Maar wat wil hij? Wat wil hij uit het leven halen, wat meent hij dat het leven van hem verlangt? Dit is zowaar een Was will der Mann?-roman.
Hij wil het goede van vroeger, de goede kindertijd. Hij wil niets van het moderne leven missen. Hij wil toen nu en straks, alles tegelijk.
Het kan niet standhouden, wetten van het leven en de wetten van de literatuur staan dat niet toe. Hasvig weet de verleidelijkste vrouw te verleiden, Vera Bagge, in scenes waarin de taal in de rituele dans van aantrekking en afstoting, van flirten en hard-to-get spelen, meebeweegt als in de heetste charleston van die tijd.
Prachtig hoe Knud Sønderby (1909-1966) zijn camera stuurt. Hoe hij bijvoorbeeld focust op hoe Vera met de gekrulde draad van de telefoon speelt wanneer ze een gesprek voert.
De oppervlakkigheid van dit leven van bridge en tennis ligt er, zoals dat gaat met oppervlaktes bovenop. Dit zijn tijden van vervoering en ontkenning tegelijkertijd. Ledigheid alom, maar wat moet je dan? Swingen tegen de bierkaai en de tijd, in fenomenale zinnen, die een hoofdbestanddeel zijn van de vervoering die de lezer ervaart. Sønderby fordert auf zum Tanz en in zijn armen duizelt de wereld van mogelijkheden. Tot die mogelijkheden behoort echter ook de nederlaag, het verlies, een abrupt ontwaken. Onafwendbaar, maar het besef hangt nergens als een muffe paardendeken over dit boek. Het tintelt als een vers geserveerde cocktail, voor zo lang het duurt.
Ontzeg u het genot van dit swingende boek niet. Weer zo’n trouvaille die mede onder de vlag van Schwob, het programma van het Letterenfonds dat vertalingen van vergeten romans ondersteunt, tot de Nederlandse lezer komt. Hulde.

Knud Sønderby: Midden in een jazztijd
Vertaling: Femke Blekkingh – Muller
232 pagina’s, 16,95
Uitgeverij Oevers