Twee jaar flirtte Leonardo Sciascia (1921-1989) met het communisme. Van 1975 tot 1977. Toen had hij er zijn bekomst van. Hij had een veel te onafhankelijke geest om op te gaan in strak geleide kaders. Eigenlijk is twee jaar nog lang. Maar het heeft wel een bijzondere afrekening opgeleverd, zijn filosofische zijsprong (zoals zijn uitgever het noemt): Candido.

Ja, Candido is de Italiaanse naam voor het Franse Candide. Sciascia heeft het fameuze verhaal van Voltaire, Candide, ou l’optimisme (1759) naar Sicilië en de 20e eeuw overgeplaatst. Candido is al net zo’n onnozele naïeveling als zijn Franse evenknie. Hem vallen allerlei gunsten, geld en landerijen toe, zonder dat hij daar veel voor hoeft te doen, maar waar hij zich ook niet aan hecht. Onnozel maar onafhankelijk.

Sciascia zet hem neer aan het archetype dat hij nu eenmaal is. Candido (‘hagelblank’), geboren in 1943, wordt geen personage van vlees en bloed. Hij is in feite net zo bordkarton-achtig als de figuren op religieuze schilderijen van vóór de Renaissance. Maar onnozelheid is ook grappig, en zijn onthechtheid maakt dat hij ongrijpbaar wordt.
Zijn moeder is er vandoor gegaan met een  Amerikaan. Zijn vader heeft zelfmoord gepleegd, maar daar krijgt hij de schuld van. Zijn grootvader voedt hem op.

Kijkend over Candido’s schouder schetst Sciascia de mores van Sicilië. Achterklap, maffia, steekpenningen, kromspraak. Een prachtig voorbeeld is het gesprek dat hij voert met een corrupte kerel over het afstaan van grond voor een ziekenhuis. Grond afstaan? Dat wil Candido wel. De goedhals hecht aan niets en wat is beter dan een ziekenhuis.
Moet hij de man wel 30 procent van de waarde aan steekpenningen  betalen. Grond gratis afstaan en voor het afstaan geld moeten betalen. Hilarisch, maar tegelijkertijd zou het op Sicilië best eens staande praktijk kunnen zijn.

Hoe een grootgrondbezitter als Candido verzeild raakt bij de communistische partij is een verhaal apart. Helemaal prachtig is hoe hij in ongenade valt. Ze vertrouwen hem niet en dan vergelijkt hij een partijlid met Foma Fomitsj. Zal wel een Rus zijn, maar wie? Het duurt twee dagen voordat de heren die toch zo’n enorme band met Rusland hebben eruit zijn: hij is een laffe zak uit een humoristische roman van Dostojewski: Het landgoed Stepantsjikowo.

Als Candido ook nog eens de vraag stelt waarom ze eigenlijk met z’n allen niet naar de communistische heilstaat zouden verhuizen, weten ze niet hoe snel ze hem uit de partij moeten gooien. Heerlijk.

Sciascia Enzo Briganti
(Leonardo Sciascia tijdens een manifestatie van de communistische partij. Foto: Enzo Briganti/Flickr)

De roman gaat over veel meer dan het communisme, maar daar ligt wel de nadruk op. Dit wordt versterkt door een citaat, afgedrukt voorin het boek,  uit een interview dat Sciascia tien jaar na de publicatie van Candido gaf. Hij zei dat, nadat hij was gestopt “met aan haar zijde te marcheren” het schrijven aan een parodie op Voltaire’s Candide hem “een intens gevoel van vrijheid” had bezorgd. Een parodie op Candide, dat zelf al een parodie was op de ideeën van Gottfried Wilhelm Leibniz, wiens beroemde zin ‘Wir leben im besten aller möglichen Welten” op zich al weer vaak is misbegrepen.

Voor Leonardo Sciascia was Candido een luchtige zijsprong. Divertissement. Zoals hij in het nawoord schrijft: ‘Het is niet langer mogelijk tot dezelfde vlotheid en lichtvoetigheid te komen, zelfs niet voor mij, terwijl ik toch meen de lezer nooit verveeld te hebben. Laat het dan, eerder dan het resultaat, de bedoeling zijn die telt: ik heb getracht vlot, lichtvoetig te zijn. Maar het zijn zware tijden, heel zware tijden’.

De laatste regel verwijst naar de actualiteit van alle dag in het Italië van de jaren zeventig. De Rode Brigades, de ontvoering van en moord op Aldo Moro. Sciascia’s volgende boek zou een van zijn bekendste worden: L’affaira Moro.
Sciascia zat, voor de Partito Radicale (liberale radicalen, tegen het conservatieve establishment), in de Kamer en ook in de commissie die de moord op Moro onderzocht. Een van de conclusies was dat Moro’s eigen christelijke partij niet genoeg had gedaan om hem vrij te krijgen.

Zo lijkt Sciascia wellicht een politieke schrijver, maar dat is hij alleen in die zin dat politiek, corruptie, maffia, foute familie(ver)banden en niet te vergeten de clerus nu eenmaal de sociale structuur van Italië bepalen. Het bekendst is hij van zijn thrillers, zoals De dag van de uil,  al kan ook deze term weer misverstanden oproepen. Het zijn geen thrillers in de traditionele betekenis, soms worden misdaden ook helemaal niet opgelost. Over Ieder het zijne schreef Italo Calvino ooit dat het een thriller is die zichzelf ontmantelt en laat zien dat een thriller op Siciliaanse grond helemaal niet past.
Sicilië was Sciascia’s voedingsbodem. Hij werd geboren in Racalmuto, waar hij steeds terug zou keren. Zijn oeuvre is heel divers. In Todo Modo fileerde hij de katholieke clerus. Bijzonder is De verdwijning van Majorana, over de wetenschapper Ettore Majorana. Bij zo veel diversiteit kan zelfs Candido, zijsprong of niet, geen Fremdkörper zijn.


Leonardo Sciascia: Candido, ofwel Een droom die ontstond op Sicilië.
Vertaling: Frans Denissen en Hilda Schraa.
195 blz., 17,50 euro
Serena Libri