Gezocht: illustratoren. Een briefje op het prikbord van de kunstacademie. Mies van Hout stuurde een paar tekeningen op en kon aan de slag. Nu, 25 jaar later, is ze een van de meest succesvolle kinderboekenillustratoren van Nederland. En toch: ,,Het is net als met Picasso. Toen hij negentig was zei hij: Ik ben pas net begonnen.”


Bijna honderd kinderboeken dragen haar naam. In oktober verschijnt Speeltuin, het prentenboek van de Kinderboekenweek zal in grote oplage in de boekhandel komen te liggen. En ja. Mies van Hout knikt. Ze kan het al laten zien. Ze heeft net het eerste exemplaar gekregen.

Zeegse, een dorp in het noorden van Drenthe, een mooie zomerdag. Thuis in haar atelier op de begane grond van haar landelijke woning, pakt ze af en toe een boek uit de kast. Bang Mannetje, het prentenboek van Mathilde Stein dat ze illustreerde. De zoute goudvis, met zeven verhalen van Paul Biegel. Daar buiten loopt een schaap, een van boekjes waarvoor Mies van Hout tekeningen maakte bij bekende kinderliedjes. Vrolijk blijft op tafel liggen. Het boek waarin Mies van Hout vissen tekende die emoties als trots, verlegen en gelukkig uitdrukken, is van grote betekenis geweest.
Emoties spelen altijd een rol in haar werk, zegt ze. ,,Ik zie mijn personages als acteurs. En ik ben de regisseur. Het is net als in de film. Ik kan enorm genieten van films waarin goed wordt geacteerd. Zó goed, dat je vergeet dat je naar een film zit te kijken. Dat probeer ik ook in een tekening. Ik ben altijd op zoek naar dé houding. Dé uitdrukking. Waardoor je niet meer naar een tekening kijkt, maar wordt opgenomen in een verhaal.”
Goede illustraties vertellen een verhaal. ,,Dat kan met allerlei details, zoals in een liedjesboek, maar ook met één simpele vis.” Ze pakt Vrolijk op en bladert naar de bladzijde met de blauwe vis. ,,Hij heeft geen tranen, maar is wel in en in bedroefd. Als je ’m ziet, wordt je bijna zelf verdrietig. Dat zit ’m in het geheel”, zegt ze. ,,In de uitdrukking, het oog, de kleur.”

Hoe ze te werk gaat? ,,Eerst probeer ik te voelen. Dan ga ik tekenen. Intuïtief. Ik bedenk niets van tevoren. Met die vissen was het vreemde: als ik de dag erna vond dat er iets miste en er een streepje bij zette, was het verknald. Het moest op dat moment.” Intuïtief werken is het mooist, vindt ze. ,,Dan ontstaan er dingen die je niet kunt bedenken.”
Je weet nooit of het gaat lukken. ,,Hele dagen werken zonder dat er iets uit komt. Of dat je denkt: dit is goed. Hing ik het op, ging ik koffie drinken, kwam ik terug en vond ik het ineens níet meer goed. Tekenen tot je niet meer twijfelt. Eigenlijk twijfel ik mijzelf door een boek heen.”

Zoektocht
Mies van Hout (Eindhoven, 1962) is altijd tekenaar geweest. ,,Als kind wist ik al dat ik daarmee verder wilde en dat is nooit meer veranderd.” Na de havo naar de lerarenopleiding in Tilburg, tekenen en textiele werkvormen. Dan leer je tenminste een vak, zei haar vader. ,,Ik heb daar ontzettend veel opgestoken maar bedacht wel: als ik les ga geven, kan ik niet zelf tekenen. Dus ben ik grafisch ontwerpen gaan doen aan de kunstacademie in Groningen. Hartstikke leuk, maar daar miste ik het tekenen weer.” Dus, lacht ze, eigenlijk heeft ze twee foute studies gedaan.
Gezocht: illustratoren. Een briefje op het prikbord van de kunstacademie. Ze weet nog dat ze dacht: ,,Dat vind ik leuk. Ik ben opgegroeid met verhalen. Mijn vader was een echte verteller, we hadden enorm veel boeken in huis. Fiep Westendorp; wow, als ik dat toch eens zou kunnen…”
Haar eerste boekjes. Ze staat op en loopt naar de kast. ,,Kijk toch eens hoe lelijk! Als je mijn modeltekeningen ziet uit die tijd: los en vrij. En dan dit met al die overdreven emoties. Onbeholpen, krampachtig.” Het is haar leerschool geweest. ,,Ik kon natuurlijk tekenen, maar illustreren is iets anders. Je maakt een boek, geen tekening. Het is planmatiger, onderdeel van een groter geheel.”
Het is een vreemde zoektocht geweest, zegt ze. Maar de keuze was gelukkig. ,,Wat ik moeilijk vind aan kunstenaar zijn is dat je één ding maakt voor mensen die er het geld voor hebben. Boeken zijn voor iedereen. Voor twaalf tot vijftien euro krijg je een heleboel mooie tekeningen. Dat vind ik leuk. Ik zag mijzelf ook niet als vrij kunstenaar. Ik heb een soort focus nodig. Het boek is het doel.”

Rust
De liefde heeft haar in het Noorden gehouden. Van Groningen naar Drenthe, waar ze begin dit jaar een ,,heel gewoon huis” in Tynaarlo verruilde voor een woning te midden van de weilanden. Niet altijd handig om ver van het Westen te wonen, knikt ze. ,,Maar het is hier mooi. En rustig. Dan maar zo nu en dan de trein in.”
Die rust heeft Mies van Hout nodig. ,,Om boeken te maken moet je je ontzettend goed kunnen concentreren. Dat kan alleen als je rust hebt in je hoofd. Dat is ontzettend moeilijk te bereiken, er is altijd wel iets te piekeren.” Ze herhaalt het woord. Piekeren. ,,Ben ik ook heel goed in.”
’s Nachts dwarrelen haar gedachten neer. Dus zijn de ochtenduren het beste om te werken. ,,Als ik om negen uur uitgeslapen begin, kan het zomaar ineens in één keer goed zijn.”
Ze vindt ook rust door gewoon te gaan tekenen. ,,Als ik aan een tekening begin, kom ik in een soort concentratie. Die zakt op een gegeven moment af en wat ik heb moeten leren is dat ik door een concentratiedal moet, om weer in een boog te komen. De kunst is om door het dal te komen.” Hoe ze dat doet? Ze lacht. ,,In het begin ging ik mailtjes lezen. Doe ik graag, maar dat is fout!” Iets niksigs is het beste: de krijtjes schoonmaken, alles netjes neerleggen. ,,Als je tekeningen maakt met verschillende materialen moet je niet de hele tijd iets kwijt zijn. Dat je niet, als je middenin een prachtige tekening zit, denkt: Waar is mijn rood??” Opruimen, beaamt ze, is ruimte maken in je hoofd. ,,Plaats maken voor de volgende tekening.”

Gelukt
Je doet je best, werkt hard, maar of iets lukt gaat voor een deel ook buiten jezelf om, zegt ze. ,,Soms zeggen mensen: maar deze is toch al heel leuk? Maar dan weet ik dat het nog niet goed genoeg is.” Maakt ze een nieuwe tekening, laat die zien, snapt niemand meer waarom ze die eerste leuk vonden. ,,Vaak kan het beter. Als ik twijfel voel, blijft het knagen. Het komt uiteindelijk wél in een boek. Maar er is een punt waarop het klaar is. Waarop het niet beter kan. Waarop ík het niet beter kan.”
Dat is iets ongrijpbaars. ,,Soms valt alles op z’n plek. Als er dan iets uitrolt waarvan ik denk: heb ik dat gemaakt? Die verbazing. Dat wil je eigenlijk, dat het eruit ziet alsof je het zomaar even doet. Dat geeft een flair. Een ontspannenheid die zeer aantrekkelijk is.”
Dan is alle twijfel weg. Ze lacht. ,,Dan zit ik lang naar de tekening te kijken. Ben ik bang dat, als ik weg ga om koffie te drinken, ik ‘m erna niet meer goed vind.”

Typisch Mies
Ze pakt het liedjesboek Daar buiten loopt een schaap. Op het omslag een kindje in bed. Midden in de nacht, net wakker, verdwaasd. ,,De uitdrukking op het gezichtje, daar zoek ik lang naar. Iedereen kan een kindje in een bedje tekenen. Maar wat maakt dat het typisch Mies is, komt door het gevoel. Dat is iets kleins hoor, mensen zien dat niet altijd. Hier zit een soort verstilling in. Het vertelt een verhaal.”
Al die bekende liedjes hebben een wereld van zichzelf. ,,Als je exact tekent wat er in de tekst gebeurt, is het niet interessant genoeg. Het gaat erom dat ik iets toevoeg dat van mij is. Ozewiezewoze, dat liedje gaat nergens over. Maar als ik naar de tekst luister, hoor ik bijen zoemen.”
Ze bladert door naar Witte zwanen, zwarte zwanen. Deze is heel geslaagd, vind ze nu nog steeds. ,,Er gebeurt zo veel in het liedje. Maar je hoeft natuurlijk niet alles te tekenen. Het leuke van deze tekening is dat je niet weet waar de kinderen naartoe gaan. Hoe het verder gaat, mag je er zelf bij bedenken. En alles is in evenwicht. Evenwicht geeft rust. Ook tekst is onderdeel van de tekening en heeft ruimte nodig. Het gaat om het totale beeld, om het boek. Een boek is veel meer dan een verzameling tekeningen.”

Woorden
Ze zou niet kunnen samenwerken met een auteur met wie ze continu moet overleggen. ,,Het verhaal is hun kindje en kindjes zijn moeilijk af te staan. Ik heb gemerkt dat ik de beste tekeningen maak als het vanuit mijzelf komt. Niet omdat ik het beter weet, maar omdat ik niet via het hoofd van een ander kan tekenen. Ik heb dat vroeger vaak genoeg gedaan, en dan delf je altijd het onderspit. Ik maak geen plaatjes bij de woorden, ik voeg iets toe. Schrijvers hebben de ruimte gehad voor hun verhaal en dan ben ík aan de beurt. Als ik moet tekenen wat er gezegd wordt, komt het niet tot leven. Dan mis je de ziel.”

Ontwikkeling
Na haar liedjesboeken, wilde Mies van Hout zien wat ze nog meer in zich had. Ze kreeg het aanbod om verhalen van Paul Biegel te illustreren. ,,Ik stond klaar om in het diepe te springen, maar het leek alsof ik in een zompig moeras terecht was gekomen.” Een moeizame weg, die doodliep toen ze bijna klaar was. En toen kwam Vrolijk, het prentenboek met de intuïtieve tekeningen van vissen.
,,Zo leuk, hoe dat is ontstaan. Ik had een tekenworkshop voor kinderen bedacht rond vissen. Omdat ik altijd met emoties bezig ben, was de opdracht: teken een vis met gevoel. Ik had voorbeelden gemaakt, los uit de hand. Mijn redacteur was erbij en zei: die zijn leuk. Ik flapte eruit: zó wil ik een boek maken. Ga maar doen, zei ze.”
Met dat boek sloeg ze een nieuwe weg in. Ze bladert er doorheen en bedenkt ineens: ,,Dit is eigenlijk zoals ik vroeger heb leren tekenen. Je had een model, en hop, tekenen. Het moest in één keer.” Met Vrolijk kon ik intuïtief werken.
Het paste prachtig dat Mies van Hout vorig jaar opnieuw de vraag kreeg om de verhalen van Paul Biegel te illustreren. De ontwikkeling die ze in de tussentijd had doorgemaakt, bleek belangrijk voor De zoute goudvis. ,,Ik wist ineens hoe het moest.”
Ze vond inspiratie in de verhalen. ,,Die drijven heel erg op karakters. Wat ik zo mooi vind is dat ze vaak twee kanten hebben. Een oude chagrijnige kraai die toch heel zorgzaam is. De tere nevelkindertjes, die op hun blote voetjes lopen, maar voorbodes blijken van de dood. Boer Japik die aan de ene kant een lomperik is, maar tegelijk gevoelig is en terwijl hij ziek is houten klompjes voor de nevelkindjes snijdt. Die dubbelheid vind ik geweldig om uit te beelden.”

Schoonheid
Ze is nooit speciaal op zoek naar mooie dingen. ,,Dat een tekening mooi wordt, is kennelijk iets wat bij mij hoort. Maar ik hoop dat mijn illustraties meer teweeg brengen dan alleen de reactie: oh wat mooi. Ik vind het geweldig als ik hoor dat iemand geraakt is. Dat je iets tekent wat een verschil maakt.”
Vrolijk brengt iets teweeg bij kinderen, heeft ze gemerkt. ,,Ik wilde het boek verschrikkelijk graag maken, maar ik dacht wel: wie koopt zoiets nou?” Ze lacht. ,,Ik heb een vriendin, zij is ambulant begeleider. Zij zei: Met die emoties kan ik wel iets. Nou, dacht ik, dan zijn er in ieder geval drie verkocht. Het geweldige van dit boek is dat het werkt. Naar aanleiding van Vrolijk kun je met kinderen fantastische gesprekken voeren over gevoelens. Er komen verhalen los.”
Ze aarzelt. ,,Er is lang in de kinderboekenwereld een soort tweedeling geweest tussen mensen die toegankelijke boeken maakten, en mensen die kunstzinnige dingen maakten. Ik heb dat nooit goed begrepen. Volgens mij kun je heel goed op een kunstzinnige manier boeken maken die aantrekkelijk zijn voor veel kinderen. Dat kan tegelijk, daar geloof ik in.” Zelf heeft ze nooit het gevoel dat ze zich moet aanpassen. ,,Kinderen beperken mij niet in mijn vrijheid. Ik wil dat het duidelijk is voor kinderen, maar ik houd me niet in. Het moet echt zijn. Kinderen voelen dat.”

Speeltuin
In Speeltuin, het prentenboek dat Mies van Hout tijdens de Kinderboekenweek in de schijnwerpers zet, komt alles samen. Ze vertelt een verhaal dat zowel rond is, als steeds weer opnieuw begint en heeft alles wat ze tot nu toe heeft laten zien ingezet. ,,Zie je die tekening?” Ze wijst op een plaat aan de muur. ,,Dat is geen tekening, dat is uitproberen. Ik had nieuwe inkt gekocht, zulke prachtige kleuren!” Ze had het voor de grap op facebook gezet. ,,Ik kreeg heel veel reacties: wow, de krokodillenrivier. Daar wilde ik iets mee doen.”
De vrijheid die erin zit, als je iets per ongeluk maakt. ,,Met dat soort platen wilde ik een boek maken, waar je met je vinger doorheen moet. Maar er moesten toch personages in. En toen werden die achtergronden veel te druk. Dat moest ik loslaten. Dat was heel moeilijk. Moet je toch weer op zoek naar evenwicht. We zijn heel erg op zoek gegaan naar de vorm. Waarom wilde ik het boek eigenlijk maken? Uiteindelijk vond ik: het gaat niet om de zoektocht. De weg er naartoe is belangrijker dan waar je aankomt. Ze komen aan in de speeltuin, maar eigenlijk is de weg er naartoe zelf de speeltuin.”

Ze herinnert zich nog goed dat ze als kind met haar ouders naar de speeltuin ging. ,,Dan sprong je uit de auto en ging je rennen.” Die vaart zit in haar prentenboek. Maar ook de vertraging. ,,En nu ziet het er uit alsof het heel vanzelfsprekend is. Het is als een balletvoorstelling. Je moet op spitzen lopen, maar niet zien dat het pijn doet. Je mag niet zien dat dit moeilijk was om te maken.”