De betovering van Curaçao streek neer in De duik, waar Sjoerd Kuyper een Vlag en Wimpel voor kreeg. De jongen die hij nog steeds is, leeft voor altijd in Hotel de Grote L, misschien goed voor een Gouden Griffel. Sjoerd Kuyper neemt wraak met boeken die steeds beter worden.
Talent. Liefde voor taal. Ambitie. IJdelheid. De wens om anderen iets mee te geven. En wraakzucht. In schrijven moet alles samenkomen, zegt Sjoerd Kuyper. Hij kan het weten. Maar wraak? ,,Boven mijn eerste recensie stond: ‘Afgezien van de titel valt er niets te genieten’. Dat schreef Kees Fens, toen ik op m’n 22e debuteerde met poëzie. WRAAK! Die hoort nog van mij.”
Het heeft de Nederlandse jeugdliteratuur parels gebracht. Meer dan veertig boeken, waaronder de verhalen over de kleuter Robin, Het zakmes, De rode zwaan. Het leverde hem Griffels op. Gouden en Zilveren. De Theo Thijssenprijs.
En het afgelopen jaar reeg Sjoerd Kuyper (1952) nieuwe parels aan zijn ketting: De hartverwarmende jeugdroman Hotel de Grote L en even later zijn trots, De duik; een liefdesbrief in 25 genres aan het eiland Curaçao. Opnieuw een Zilveren Griffel en een Vlag en Wimpel voor de prijzenkast.
Curaçao. Sjoerd Kuyper heeft wel overwogen er te gaan wonen. ,,Toch? Margje?” Vanuit zijn stoel kijkt hij op naar zijn vrouw. ,,Dat hebben we één jaar serieus overwogen, toch?” Ze knikt. Geweldig vinden ze het daar. ,,En als je het goed doet, is het er relaxeter.” De angst dat hij zichzelf zou meenemen en het leven op het eiland uiteindelijk precies zo zou zijn als hier, heeft hen in Nederland gehouden. Dat, en de band met de kinderen. ,,Ze gingen net studeren. Dan ben je wel heel ver weg.”
Hier is Bergen, Noord Holland. Een zonnige dag, de zilte wind waait stevig als Sjoerd Kuyper zijn oprit op sjeest. Op de fiets. ,,Even een kop koffie op een terras.” Doet hij iedere morgen – ook als het weer het niet toelaat.
Aan tafel, in zijn jaren dertigwoning aan de rand van het dorp, dromerige blik als hij over Curaçao praat. ,,Wij houden erg van naar de zee lopen. En er dan in gaan liggen enzo.”
Ach, ze wonen aan zee. En gaan ieder jaar zes weken naar Curaçao. ,,Prima toch? Eerst altijd een week bij onze vriend Ròi Colastica. En we doen nog een weekje Aruba omdat we daar hele lieve vrienden hebben. De rest van de tijd zitten we te mijmeren.” Echt werken is het niet, zegt hij. ,,Het is plannen maken. De ruimte in je hoofd. We komen altijd met zoveel ideeën thuis dat je aan de rest van het jaar niet genoeg hebt om ze uit te voeren.”
Hij werd – toen hij voor het eerst op Curaçao kwam – geraakt. ,,Geraakt door de schoonheid van het eiland.” Het was donker toen hij aankwam. ,,We roken petroleum, de wind bracht de lucht van de raffinaderijen naar het vliegveld.”
Die eerste keer was twintig jaar geleden. Kinderboekenweek op Curaçao. Samen met Paul van Loon, Hans en Monique Hagen, Jacques Vriens en Anke de Vries.
,,Dat was hard werken hoor. We werden rondgereden in automobielen, van school naar school. Prachtig.”
Wakker worden, de volgende dag, in een betoverend landschap in de zon. ,,Toen we opstonden moesten we met een glazen lift naar beneden. Ik zag de blauwe oceaan, zag de warmte bijna. We waren nog nooit verder geweest dan Frankrijk en Griekenland, en dan dit.”
Om half zeven ’s morgens. Meteen de zee in. ,,Mijn zoon eerst. Met een noodgang kwam hij terug. Had ‘ie neus aan neus met een haai van twee meter gelegen. Die komen daar ’s morgens foerageren, wisten wij veel.” Zijn zoon, voor de goede orde, heeft het overleefd. ,,De haai had hem niets kunnen doen, maar dat weet je dan nog niet hè.” Een mooie entree in de tropen. Sindsdien krijgt hij tranen in zijn ogen bij de geur van petroleum. ,,We zijn weer thuis.”
Het werd hem in de loop der jaren vaak gevraagd: ‘Ga je nu ook over Curaçao schrijven?’ ,,Maar ik kende het nog niet genoeg. Ik wist niet hoe de kinderen thuis functioneerden, hoe ze met hun ouders om gingen; nou, als je dat niet weet kun je geen jeugdboek schrijven.”
Wel maakte hij Malmok, een prentenboek over een pelikaan op Aruba. Samen met Annemarie van Haeringen. Grinnikt: ,,Over een vogel schrijven durfde ik wel! We hebben het daar besloten, daar gemaakt. Annemarie heeft zitten schetsen bij de haven.” Op verzoek van de kinderen. ‘Doe eens iets voor ons!’
Het is belangrijk, denkt hij, voor kinderen, om boeken te lezen van eigen bodem. ,,Al die mensen zijn daar opgegroeid met Nederlandse lesmethoden. Ongelofelijk imperialistisch onderwijs. Ouderen kunnen alle stationnetjes opnoemen waar de trein tussen Enschede en Alkmaar stopt. Alleen Miep Diekmann had in die tijd mooi geschreven over Curaçao.”
De duik moest van binnenuit komen. Hoe het boek is ontstaan, kun je lezen in het boek, zegt hij. ,,Ik zat bij De Gouverneur (een restaurant midden in Willemstad, M.K.) op het terras en dacht: dit is de mooiste plek van de wereld. Ik keek naar de pontjesbrug, zag de gaten eronder en toen schoot me zomaar te binnen dat een jongetje daar het water in duikt en terugzwemt in de tijd.”
‘James Joyce heeft Ulysses
in achttien genres geschreven,
dat kon beter’
Hij zat met Ròi Colastica te praten over het nieuwe jeugdboek van zijn schrijversvriend. ,,Hij vertelde over zijn jeugd, ik over de mijne. Ik had eindelijk het gevoel dat ik het kon, schrijven over Curaçao.” Hij lacht. ,,Toen mij dit mij inviel, heb ik wijselijk mijn mond gehouden. Dit moest niet in Ròis boek terecht komen…”
Hij ging nadenken, schreef lange mails aan zijn kinderen. ,,Met liedjes, een monoloog, een krantenbericht; mijn manier om een boek op te bouwen. En ineens zag ik: zó moet het. James Joyce heeft Ulysses in achttien genres geschreven, dat kon beter.” Schaterlach.
Roly in De duik is een jongen. Kos in Hotel de Grote L is een jongen. Eigenlijk zijn de hoofdpersonen van Sjoerd Kuyper altijd jongens. Bij zijn boeken over Robin is het duidelijk. ,,Dat ben ik zelf.” En als hij denkt aan Robins knuffelvarken: ,,Knor, dat ben ik ook.”
En Kos? ,,Kos ben ik helemaal niet.” Om zijn woorden in dezelfde adem terug te nemen. ,,Zijn karakter heeft veel overeenkomsten met mijn karakter. Zijn bedachtzaamheid, zijn manier om naar meisjes te kijken; verlegen, omzichtig. Dat kaasprikkertje”, duidt hij op de passage waarin Kos het meisje waarop hij verliefd is op hilarische wijze verwondt als ze hem wil zoenen, ,,is zuiver autobiografisch.” Dansen en slijpen. ,,Mijn eerste date.”
Hij zou het heerlijk hebben gevonden om Hotel de Grote L gelezen te hebben toen hij dertien was. ,,Daar zou ik echt iets aan hebben gehad. Had ik geweten hoe dat moest, met meisjes enzo.”
Jongens van dertien zijn van alle tijden. ,,De omstandigheden veranderen. Jongetje–meisje, dat is nooit anders geweest. Of je nu een holbewoner bent of over dertigduizend jaar op Mars woont. ‘F*ck daar heb je d’r…, snel de andere kant opkijken’. Het is een wonder dat het überhaupt nog lukt, dat mannen aan de vrouw geraken.” Weer die grinnik. ,,Drank. Zonder drank had ik Margje nooit durven aanspreken. Ze was veel te mooi. Dus, drank.”
‘Je schrijft jezelf vooruit, soms’
De helft van de vreugde van Hotel de Grote L zit in de stijl. Snel, lekker, af en toe vet over de top. ,,Daarom heb ik ook zo’n lol beleefd aan dit boek. Er ploppen zinnen uit je hoofd waar je tijdens het schrijven hard om moet lachen. Je schrijft jezelf vooruit, soms.”
Het was een stijl die hij ontdekte toen hij met Ineke Houtman – de regisseur met wie Sjoerd Kuyper ook Mijn opa de bankrover maakte – een nieuwe film wilde bedenken. ,,We zijn gaan wandelen, langs zee. Helemaal blanco. Toen zagen we het hotel hier vlakbij op de duintop en wisten we: dáár speelt het zich af.” Hij is gaan fantaseren. En bedacht het verhaal over Kos, een jongen die weinig bespaard blijft. ,,Ik schreef het scenario, maar ik kende hem eigenlijk nog niet goed genoeg. Toen ben ik zijn dagboek gaan schrijven. Dat ging ineens zo lekker. Het schreef zichzelf, bijna.”
Een dode moeder, een stervende vader, een liefde die niet lukt, zussen waar hij niet mee kan opschieten en een hotel dat failliet gaat. Bedenkt ineens: ,,Zwaar hè?” Komt ook, zegt hij, doordat hij lang geen boek had geschreven voor oudere kinderen. ,,In mijn hoofd had ik een hele hoop opgespaard. Dat viel hier heel goed op zijn plek.”
Een boodschap mag. ,,Als het het boek maar niet bederft. Het moet wel lollig blijven.” Gelukkig hebben mensen hem verteld dat er flink wat te lachen valt.
Zowel in Hotel de Grote L als in De Duik roept Sjoerd Kuyper vragen op. Donkere stem, quasi ernstig: ,,Over het leven, ja. Je bouwt toch een repertoire op. De theorie dat mannen een uitstervend diersoort zijn bijvoorbeeld, had ik natuurlijk al lang. Mannen zijn helemaal niet meer nodig voor de voortplanting. Daarom gedragen ze zich ook zo raar, ze zijn aan het oefenen voor vrouw.” De nieuwe man, de emo. ,,We nemen onze stelling in.” Dat de man wordt afgeschaft, daar kun je dágen over praten op school, denkt hij. ,,Maar dan moeten ze mij niet uitnodigen om erbij te komen zitten, want dan wéét ik het weer niet.”
Vragen oproepen, het is de taak van een schrijver, vindt hij. Vroeger was hij er panisch voor. ,,Het was geloof ik nadat ik Eiber had geschreven, toen iemand mij vroeg naar de boodschap. Ja, zei ik, ik ga natuurlijk niet de dominee uithangen.” Lydia Rood schreef in een column: Kom op Sjoerd, daar zíjn we voor.” Hij zou haar eigenlijk eens een briefje moeten schrijven: ,,Lieve wijze vrouw, je had gelijk.”
Hij klopt op Hotel de Grote L. ,,Hier ben ik tevreden over. Nog wel. Over twintig jaar niet meer, hoop ik.” ,,Dit is mijn hoogtepunt tot nu toe. Maar ik wil omhoog. De trap op. Tree voor tree.”
Waar dat toe leidt? ,,Ieder woord raak en goed. Dat een boek fonkelt van het begin tot het einde.” De ultieme schoonheid neerzetten op aarde. ,,Dat is toch wat je wilt. Uit ijdelheid, maar ook om iets te geven. Ik ben dankbaar voor mijn leven. Noem het Calvinistisch, maar ik vind dat ik daar iets mee moet doen.” Dat geldt zeker voor De duik. ,,Ik ben zo gelukkig op Curaçao. Het landschap, de mensen. Ze hebben mij veel gegeven. Het is helemaal niet zo gek om dankbaarheid te tonen in een mooi boek.”