Er waren eind vorig jaar momenten dat ik dacht: zou er alweer een nieuwe Grøndahl onderweg zijn? De Deen is een vaste passant van de leesstoel geworden. Nooit een slechte roman. Wat zeg ik: altijd een voortreffelijke roman. Weinig auteurs weten zo goed de weg in de gangen van de menselijke ziel als hij. Over hoe mensen zich tot elkaar verhouden, welke gevoeligheden en misverstanden daar op de loer kunnen liggen, hij weet het precies. Of meer precies: hij weet het zo te verwoorden dat je als lezer al snel vermoedt dat hij wel eens gelijk kon hebben. Jens Christian Grøndahl (57) is zo’n auteur aan wie je je graag overgeeft.

Met Portret van een man vond hij een nog groter publiek toen het boek, een van zijn dikste romans, werd gekozen tot Boek van de Maand bij DWDD. Een roman over een man die terugkijkt op zijn leven aan de hand van de vrouwen met wie hij zich in dat leven verbonden had gevoeld. Net op het moment dat hij meent te mogen concluderen dat hij van zichzelf is afgedreven, komt er een bijzondere vrouw in zijn leven, een zeer jonge vrouw. Ze weet hem te raken als niemand vóór haar.
Een roman in drie forse delen, met harde overgangen. Grøndahl stond er zelf ook van te kijken. We mochten het bijna een stijlbreuk noemen, want in een fijnzinnig oeuvre als dat van hem komen stilistische nieuwigheden nauwelijks voor. Zijn boeken lijken al net zo zoekend geschreven, zo ‘live’  als ze voelen. Kenmerkend vind ik nog steeds wat hij vertelde tijdens een interview over Indian summer (uit 2002). Aan het eind van de roman loopt de hoofdpersoon, een schrijver die een moeilijke periode beleeft, de trap af. ,,Toen ben ik gestopt. Hij liep zo mijn roman uit”, vertelde Grøndahl. Beginnen en zien waar je uitkomt, zo schrijft niet iedereen.

In Vaak ben ik gelukkig, zijn nieuwe roman, kijkt andermaal een hoofdpersoon terug op de liefdes van weleer. Alleen is het dit keer een vrouw. Ellinor heet ze, ze is 70 en voor de tweede keer weduwe.
Haar eerste man is verongelukt, samen met een gezamenlijke vriendin. Naderhand is ze met de man van deze vriendin getrouwd. Een soort voortgezet huwelijk. Ook hij is nu overleden, en Ellinor vindt het tijd worden zich tot haar vriendin te richten.
‘Nu is ook jouw man dood, Anna. Jouw man. Onze man’. Zo opent Ellinor haar exposé, een roman cq. novelle in de jij-vorm tot gevolg.
Nergens larmoyant, eerder kwiek en zeker niet haatdragend schetst ze haar leven, het leven met haar man Henning, hun komaf. Ze haalt herinneringen op aan de gezamenlijke uitjes van hun vieren. En ze geeft aan dat ze best heeft geweten van de relatie die Anna en Henning hadden. Helemaal toeval dat ze samen zijn verongelukt in de Alpen is het niet. Ze waren een overspelig paar.
Prachtig legt ze uit hoe rustig de toenadering met Georg, de bedrogen weduwnaar, is verlopen. Al even open is ze over de moeizame relatie met Anna’s en Georgs kinderen. Dat kunnen we rustig aan Grøndahl over laten. Het is een ragfijn portret van een voortgezet huwelijk dat hij hier schetst. Waarbij de onafhankelijkheid van Ellinor als een fier baken boven alles uitsteekt. Ze verlaat na Georgs overlijden hun huis, het huis waar ze een gaste, tweede moeder en echtgenote is geweest, om terug te keren naar de wijk in Kopenhagen waar ze vandaan komt. Ze heeft altijd haar plaats gekend, kind uit de oorlog, kind van een Duitse vader.
De stad is een personage in deze novelle. Opvallend hoe vaak een straatnaam valt, hoe graag Ellinor over wijken spreekt. Georgs kinderen vinden het maar niks, teruggaan naar een volksbuurt – waar hoeren en buitenlanders wonen – vast als ze zitten in de sociale dwang tot carrière.
Aan het eind vertelt ze Anna hoe ze ‘haar man’  mist, net zoals haar moeder altijd op de Duitse soldaat heeft gewacht, de vader van Ellinor. Tevergeefs. Maar nooit zonder hoop.  Ook al is de conclusie deze: ‘Ik heb me gerealiseerd dat een mens niet is bedoeld om gemis en verstand met elkaar te verenigen, niet ten koste van het gemis’.
In Grøndahls romans leven de personages er niet zo maar wat op los. Zelfreflectie lijkt een verplichting, maar dat wordt door hen niet zo ervaren. Het leven is het, in alle grilligheid, waard om bewust geleefd te worden. En Jens Christian Grøndahl weet er de woorden voor, en de zinnen.

Jens Christian Grøndahl: Vaak ben ik gelukkig.
Vertaling: Femke Blekkingh-Muller.
152 blz., 17,99 (geb.).
Meulenhoff.

PS. Na Portret van een huwelijk, zo meldt de uitgever voorin het boek, zou van Grøndahl nog De weg naar Bethlehem zijn verschenen. Nergens te vinden.