Ergens door de subtiel verwoorde verhalen van Maartje Wortel, in haar nieuwe bundel Er moet iets gebeuren, loopt een eenvoudige thematiek die ze losjes bij elkaar houdt. Er wordt, op allerlei manieren, afscheid genomen en afstand gehouden. Mensen gaan weg. Mensen moeten weg, van zichzelf of van ‘de ander’. Mensen willen weg.
In andere verhalen doen ze juist alles om de ander bij zich te houden. De krampachtigheid is dezelfde. Want de onderlinge afstand van de personages klopt niet. Het kan zo niet verder, er moet iets gebeuren.

Een honger te stillen begint zo: ‘Gradda wist wel dat ze er niet bepaald uitzag als iemand die je graag aanraakt en daarom raakte ze zelf graag aan’.

In het openingsverhaal Het kamp gaat de verteller op therapie. Ze heeft alles al geprobeerd en ze is op het moment aanbeland dat ze elk advies omarmt. In therapie in een kamp, nou vooruit. Blijkt het een houthakkerskamp en dat is lastig met een vrouw erbij. Op zich niet, maar met het plassen en zo.
In Daar is de hond blijven de mensen, maar is de hond weg. De vrouw des huizes was zo aan het dier gehecht dat ze de man dwingt zich honds te gedragen. Mooi, hoe Maartje Wortel de gierende gekte in dit korte verhaal in toom weet te houden.
Tomer en Elias is een voorbeeld van een verhaal over verbond dat doorschiet. Met incestueuze gevolgen. Een zus doet het schouderophalend met een broer omdat hij vreest haar te verliezen aan nieuwkomers in de straat en zij hem als zij het niet toestaat.

En zo zit afstand nemen of terugveren, afstoten en aanraken, maar vooral dat eerste, afstand nemen, in alle verhalen van deze bundel. Zo begint Hoe het was:

‘Ik ben naar een eiland gegaan. Jij weet waarom. Het was jouw idee, weet je nog?’

De je-vorm, elders de we-vorm. Veel ik ook. En veel onzekere, broze personages die zich amper door Wortels taal gesteund weten. Lezen kan vreemde associaties opwekken. In de recente aflevering van de Keuringsdienst van waarde over ‘krokant’ liet de chef van Bord’Eau, het restaurant van hotel L’Europe (twee Michelin-sterren), een appel zien die was gemaakt van suiker. Zo dun dat je er doorheen kon kijken. Zo broos, maar herkenbaar welgevormd is de taal van Maartje Wortel. De zoekende personages leiden geen levens die jaloezie wekken. Ze staan ongemakkelijk in de wereld.

In het laatste verhaal voert ze Tobias Wolff op. Adam vertelt aan Annabel dat hij heeft gehoord dat Wolff in een interview zou hebben gezegd dat hij zijn verhalen letterlijk doormidden knipt. Waarna hij beslist of de lezer het eerste of het laatste deel te lezen krijgt. Om het raadsel te vergroten. Geen slecht idee, want de beste verhalen zijn die waarvan de schrijver de eerste regel heeft weggelaten en op tijd ophoudt, ruim voor het einde. Maar dan gaat op wat Adam even later denkt en niet uitspreekt: dan is er weer een ander begin en een ander einde.

Iets zegt me dat dit knipwerk niet de poëtica is van Maartje Wortel. Zo avontuurlijk en raadselachtig zijn de verhalen niet. Ernstiger is dat ze niet beklijven. De gezochte onnadrukkelijkheid, waarmee ze bijvoorbeeld de incestscene beschrijft, speelt daar zeker een rol in.


 

Maartje Wortel: Er moet iets gebeuren.
236 blz. 19,95 euro
Das Mag

Maartje Wortel Anne Helmond
Maartje Wortel
foto: Anne Helmond (via Flickr)