Recensie: Édouard Louis - Geschiedenis van geweld

Alleen in de beschrijving op de achterkant valt ergens terloops in een zin het woord roman. Niet op het omslag aan de voorkant, niet op het titelblad. Alleen achterop staat: ‘Geschiedenis van geweld is een nietsontziende roman over de nacht dat Édouard Louis op gruwelijke wijze werd aangevallen’.

Het is dus een autobiografisch geschrift dat het zonder officiële genreaanduiding moet stellen. De afgelopen jaren zijn er zo ontstellend veel autobiografische romans, memoires, bekentenissen, dingen en andere ontboezemingen verschenen, veelal van tv en roddelpers bekende figuren, dat je er mistroostig en wantrouwend van wordt. Een boek van ‘een jonge schrijver en socioloog’ (ook achterkant) over een amoureuze ontmoeting met een Algerijn die eindigt in geweld, dat past wel redelijk in het vermoeiende plaatje.

Maar Édouard Louis (1992) had met zijn debuut Weg met Eddy Belleguele (zijn geboortenaam) al laten zien dat hij een verduveld goede schrijver is. Uitdagend, wrang, niets- en niemandontziend, met veel stijlgevoel bovendien.
Het zou extra uitdagend zijn geweest, en een opsteker voor het genre, wanneer hij wel ‘roman’ op het titelblad had laten stempelen. Voor de literatuur.
Want hoe waargebeurd, authentiek en gruwelijk ook, qua verhaal, Geschiedenis van geweld is eerst en vooral literatuur – en de rest, jammer dan, doet er niet toe. De vraag is alleen of het boek goed is geschreven. Waar of niet waar – het mag een oude opvatting zijn, ga je gang – doet niet ter zake.

Graag verwijs ik naar een passage uit Sprakeloos van Tom Lanoye. ‘Er woekert een hardnekkig misverstand, bij kenners en bij leken, dat schrijven ‘bewaren’ betekent. Het is natuurlijk andersom. Schrijven is vernielen, bij gebrek aan beter. Waar je over schrijft gaat pas dan en juist daardoor voorbij. Literatuur is loslaten. Schrijven is verdrijven.’
Bij de nabespreking bij de Nederlandse première van de film die van Sprakeloos is gemaakt, zei Lanoye, geconfronteerd met deze passage, dat zijn beeld van zijn ouders door de verfilming niet is veranderd. De acteurs zijn niet voor dat beeld gekropen, hij had zijn ouders al in dat boek beschreven en was ze daarmee al kwijtgeraakt. Wie schrijft vernielt de personen over wie geschreven wordt.

En dat is precies wat er aan de hand is bij Édouard Louis en zijn nieuwe boek. Hij heeft zichzelf beschreven en daarmee zichzelf vernield, om zich vervolgens in literatuur weer op te bouwen. Daarom kan de protagonist Édouard Louis heten, maar daarom kan de auteur Édouard Louis ook afstand van zichzelf nemen. Dat vraagt veel, dat vraagt talent en durf, dat vraagt vakmanschap. Édouard Louis heeft dat, in overvloed.
En zo slaagt hij erin om de gebeurtenissen van kerstavond 2012, toen hij op de Place de la République werd aangeklampt door Reda – van man via vriend, minnaar tot dader in één kerstnacht – literatuur te maken. Het verhaal doet ter zake, maar of dat authentiek is niet. De manier waarop Louis het brengt, alleen dat telt.

Wenden we ons daarvoor naar – en beperken we ons tot – hoofdstuk 4. Na de gruwelijke nacht, waarvan de lezer de details nog niet weet, alleen dat er iets is gebeurd wat de verteller tot een grondige schoonmaak heeft aangezet, heeft deze besloten de stad te verlaten en zich bij zijn zuster Clara te vervoegen. Twee jaar is hij niet bij haar geweest, maar nu denkt hij beschutting bij haar te vinden.

ayustety-place-de-la-republique-24-12
(Place de la République, ook een kerstavond maar dan in 2006 foto ayustety)

In hoofdstuk 4 komen de lijnen samen en speelt Édouard Louis zijn ragfijne spel met de werkelijkheidsniveaus. Hij heeft Clara verteld wat er is gebeurd, Clara wel, de lezer nog niet. Wat hij vervolgens doet, is vertellen wat Clara doorvertelt aan haar echtgenoot over wat hij haar heeft verteld. Dit niveau doorsnijdt hij met zijn eigen beschrijving van hoe de nacht begon, hoe Reda hem aansprak, flarden van hun dialogen.

Zo leest de lezer hoe de verteller, die Édouard Louis heet, luistert naar de versie van zijn eigen verhaal zoals Clara die aan haar man vertelt, en ook hij die daar op reageert. Het is daarmee niet het verhaal van Édouard Louis geworden, maar een versie van een verhaal. Wat voorkomt dat hij het eigen verhaal zelf moet vertellen en wat maakt dat hij zelf van de direct betrokkene een luisteraar wordt, een stiekeme bovendien, want in feite luistert hij zijn zuster en haar echtgenoot af. Een verdubbeling die hem op afstand van zijn eigen verhaal zet. Een wijze van zelfbescherming, omdat het is alsof het niet hem is overkomen, maar vooral literair uitdagend.

De verdubbeling zet zich op allerlei manieren verderop in de roman voort. Tegen het einde schrijft hij bijvoorbeeld: ‘Er had zich een tweede persoon in mijn lichaam genesteld, die in mijn plaats dacht, in mijn plaats sprak, in mijn plaats beefde, bang voor me was, me zijn angst oplegde, me oplegde te beven zoals hij beefde.’
Je wenst niemand toe wat Édouard Louis is overkomen, schrijver noch verteller, maar voor de literatuur was het een uitkomst. Een roman, een weergaloze roman.

Édouard Louis: Geschiedenis van geweld
207 blz., 19,99 De Bezige Bij

foto Gaellery