In Voorlinden bij Wassenaar is een grote tentoonstelling met de gigantische werken van Anselm Kiefer: Bilderstreit. Monumentaal, als het woord niet had bestaan, had het voor Kiefer moeten worden uitgevonden.
Anselm Kiefer hoort bij het gezelschap van schilders wiens werk je meteen herkent zodra je een museumzaal binnen loopt die aan verschillende kunstenaars is gewijd. Het is overigens een bont gezelschap, dat zich ook nog eens niet aan de eeuwen houdt. Van Rembrandt en Vermeer via Picasso tot Basquiat, van Caravaggio via – pak ‘m beet – Pyke Koch en Rineke Dijkstra tot, ja, Anselm Kiefer.
Kiefers werk is zo sterk, zo nadrukkelijk aanwezig, dat het omringende kunst alle aandacht ontneemt. Wie dat wil beleven, zou het prachtige museum van Duisburg, Küppersmühle, moeten bezoeken. Bij het betreden van de paar zalen waar zijn werken hangen, zuigen ze de bezoeker naar zich toe.
Imponerend is een understatement
En als er dan, zoals nu in Voorlinden bij Wassenaar, een tentoonstelling volledig aan hem is gewijd, is de beschouwende bezoeker aan hem overgeleverd. Imponerend is een understatement. Een effect dat niet alleen te danken is aan de grootte van zijn werk – want groot tot heel groot zijn ze.
Monumentaal, als het woord niet had bestaan, had het voor Kiefer moeten worden uitgevonden.
Het heeft er eerder mee te maken dat hij, maar ook Duitse collega’s als Ulrich Rückriem en Gerard Richter, kunst maken die, zonder dat de makers een eenduidige boodschap (willen) uitdragen, een statement lijkt. Twijfel niet: hier, kijk en kijk nog eens. Tel daar de donkere kleurschakeringen bij op, de uitbeelding van desolate landschappen. Ontegenzeggelijk zorgt het Duitse verleden voor een extra laag.
Sterren als motief
Ik noem Museum Küppersmühle ook omdat er een duidelijk verband is met de tentoonstelling in Wassenaar. Niet in alle zalen, maar juist wel in de meest interessante. Zo is in zaal 5 van Voorlinden La voûte étoilée te zien, waar hij achttien jaar aan heeft gewerkt. Er staan cijferreeksen op, coördinaten van sterren, die ook te zien zijn op een schilderij in Duisburg, waar het museum ook nog eens is gevestigd in een oude graansilo – zie verderop.
De sterrenhemel is een terugkerend motief in het werk. Sterrenfall was ook de titel van een eerdere tentoonstelling, in Parijs, begin deze eeuw. In Duisburg op een schilderij staan stapels dozen met coördinaten erop. En nu hangt in Voorlinden een ander schilderij uit deze cyclus.
Hoewel, schilderij kan een misleidend woord zijn. De expositie begint met een stapel boeken die uit een kast lijken te vallen. Boeken van lood, een van de basismaterialen waar Kiefer graag mee werkt. Anders dan bij een eerdere uitvoering van dit werk hangen er aan één kant kettingen aan. Geketend aan de ene kant, ontketend aan de andere. Kies maar. Of is het allebei?
Anselm Kiefer (1945) werkt met lood zoals hij ook met goud werkt, in lijn met de alchemisten. Met als gevolg dat het allemaal zwaar is, ook wat er aan de muur hangt. Dikke lagen, diepe lagen. Bij het gigantische Zeisen – 8.40 meter breed – steken de takken van de zonnebloemen de zaal in. Stro en bladgoud vormen hier de basis.
De bezoeker die zich midden voor het werk opstelt, de apotheose, ziet een zandweg voor zich opdoemen, een zandweg die lijkt uit te nodigen voor een wandeling door dit landschap. Wat er achter de bocht is, is onbekend. Een aantrekkelijke levensweg is het niet.
Spectaculaire verkleuringen
Lood en goud als basis. Goud, het onveranderlijke element. Kiefer gaat er op los met een bijl, met branders of een zuurbad. Wat tot spectaculaire verkleuringen leidt. Een werk is in zijn ogen ook nooit af. Hij maakt ze, slaat ze, mishandelt ze, wekt ze weer tot leven, wat we zien is het voorlopige eindpunt van een transformatie – al lijkt het sterk dat hij deze werken opnieuw onder handen zal nemen.
Het eerste werk dat aan de muur hangt, bij de omvallende boeken, is geïnspireerd op Paul Celan, de dichter. Verderop is Für Paul Celan te zien. Hier heeft Kiefer – ze zijn nog te herkennen – stukken berkenboom verwerkt, die hij heeft overgoten met lood.
Subtiel werk in vitrines
Het meest subtiele werk is bijeengebracht in zaal 6. Kunst in vitrines, waarbij de behuizing de installaties – want dat zijn het – lijkt te beschermen, wat de indruk versterkt dat hier, anders dan bij de loodovergoten stukken aan de wand, de kunst definitief is.
Een stapel bakstenen met daarop een aantal gestapelde fietsen lijkt lukraak, maar het is een secure compositie. En die fietsen zijn niet van de straat geplukt, ze zijn van eigen hand. Kiefer schept er plezier in – jawel – om zelf fietsen te maken. Niet dat ze bereden hadden kunnen worden, maar de basisvorm spreekt hem blijkbaar aan. In de laatste zaal staat zijn jongste werk. Fietsen vooral. Met kettingen die geen kettingen zijn en spaken die als spaak gebruikt het rad meteen in elkaar zouden laten zakken.
Kiefer maakt sowieso alles zelf. Ook de natuur. Zaal 2 wordt gevuld door een imposant landschap. Akkerland met uitgedroogde tarwe. Het lijkt echte tarwe, maar elke halm is gemaakt van een in gips gedrenkt doek dat om een stuk metaal is gewikkeld. Daarna is het beschilderd, meldt de catalogus, en afgewerkt met schellakvernis of bladgoud. Het is Kiefers uitbeelding van het plan om Duitsland na de oorlog geheel te de-industrialiseren. Dit dode landschap zou het gevolg zijn geweest.