De veruit beste grap in Komt een paard de kroeg binnen, een roman van David Grossman (1954), staat op pagina 145. En er staan er veel in. De kwaliteit van de moppen in het boek is redelijk hoog, maar deze steekt er ver bovenuit.

Moppen, ja. Grappen. Horen die wel thuis in romans? Ik kan me de tijd herinneren dat werd gezegd dat moppen beter vermeden konden worden, want bij herlezing zijn ze hinderlijk, omdat de lezer de mop dan immers al kent. Ook was er iets met verschil in gevoel voor humor. Bovendien zouden moppen een boek dateren – wat op zich toch een legitieme manier lijkt om een boek in zijn tijd te plaatsen.

Recent voerde Nicolet Steemers in haar roman Tweedracht een aantal teksten uit een cabaretprogramma op. Tricky, want cabaret werkt op papier heel anders dan in een schouwburg. Geldt voor toneel ook, maar toch minder. Cabaret leeft en vibreert meer. Toonhoogte, timing, lichaamstaal, alles speelt mee.

David Grossman heeft zich hierover het hoofd niet gebroken. Of juist wel en heeft hij gewoon besloten door roeien en ruiten te gaan. De humor druipt in de vorm van grappen en cabaretteksten van de pagina’s. De vertelde tijd in de roman komt vrijwel overeen met de lengte van de cabaretvoorstelling die stand-upcomedian Dovele Grinstein geeft in een zaaltje, ergens ver achterop een industrieterrein bij Tel Aviv. Voor zo’n locatie zit het er nog behoorlijk vol. Maar deze avond is alles anders. Het publiek begint al snel te morren,want menigeen vindt Grinstein niet grappig. Hij raast over het podium, spuugt confronterende teksten de zaal in en als hij zelf vindt dat hij niet overkomt, slaat hij zichzelf onbarmhartig hard in het gelaat.

Het verhaal wordt verteld door een oude vriend van Grinstein, een rechter die zich na de dood van zijn vrouw zo veel mogelijk uit de openbaarheid heeft teruggetrokken. Het is zo’n pijnlijke vriendschap waarbij de een (Grinstein) de ander nog wel kent, maar de ander (de verteller) de een niet meer, of nauwelijks. Of hij wilde komen kijken. Tegen heug en meug is hij gegaan, een aantal malen staat hij op het punt te vertrekken. Hij bestelt eten, rekent af, maar blijft toch.

Meer en meer raakt de verteller gefascineerd door de zelfdestructieve Grinstein. Terwijl het ene na het andere tafeltje leeg raakt, begint een oude vrouw op de eerste rij terug te praten. Wat hun verleden samen is, wordt lange tijd niet duidelijk, maar het is evident dat zij hem goed kent. Beter dan Grinstein weten wil. Weer zo’n pijnlijke vriendschap, of zelfs meer dan dat.

De apotheose die volgt is lang, Grinstein verliest zich in de details om het te rekken. Ooit is hij uit een kamp opgehaald voor een begrafenis. Maar begrafenissen komen in zijn familie niet voor, denkt hij, bezwerend. Er moet iets met zijn ouders zijn, maar hij wil het niet weten. Zo lang hij niets weet, leven ze nog.  Wie niet wat wil weten, vraagt niet en omdat iedereen denkt dat hij wel snapt hoe ernstig het is,vertelt niemand hem wat er aan de hand is. De stoere cabaretier met de grote bek wordt allengs een kwetsbare ziel.

Geen komedie zonder tragedie – en andersom. Deze roman, die op een aantal plekken door merg en been gaat, biedt het volle spectrum.  Herlezing zal het moeten uitwijzen, maar deze roman zal er niet minder zijn omdat de lezer de moppen al kent – als hij of zij de clou al niet vergeten was.

 

David Grossman: Komt een paard de kroeg binnen
Vertaling: Ruben Verhasselt
250 pagina’s, 19,90 euro
Cossee

David Grossman
David Grossman
foto: Das blaue Sofa / Club Bertelsmann