Omringd door een paar citaten uit Tommy Wieringa’s Nirwana – een roman over vuur – is in Zutphen de tentoonstelling Hete Vuren te zien. Kunst die met vuur te maken heeft. Al is het op sommige schilderijen goed zoeken waar het vuur zit. Echt heet wordt het nergens.

Met Hete Vuren wordt een tentoonstellingsreeks van zes samenwerkende musea afgerond. Vuur is na water, lucht en land het laatste element. Werkelijk elk schilderij met het geringste vuurtje werd uit de depots van het Rijksmuseum Amsterdam getrokken. Ter plekke aangevuld met werk dat in het bezit is van het museum waar het dit keer hangt en bij het thema past.

Vooropgesteld, het is een geweldig initiatief. Kunstwerken, vooral schilderijen, uit de depots van het Amsterdamse museum worden in thematisch verband in (andere) provinciesteden tentoon gesteld. In Harlingen, Zutphen, Gouda, Bergen op Zoom, Venlo en Hoorn. Een reis door de ommelanden van Amsterdam die niet alleen door ‘De Vaandeldrager’ hoeft te worden gemaakt. Er is nog zo veel meer. Laat het zien, stuur het rond. Breng de kunst naar het volk.

Hete Vuren is het vierde en laatste deel. Het is nu in Zutphen te zien in het dubbelmuseum. Het ligt zeer voor de hand om dan op elk werk op zoek te gaan naar het thema. Welk vuur brandt hier, hoe heet is het en hoe groot is de rol van vuur?

Toch blijkt dat een frustrerende bezigheid. Het gaat te ver om te zeggen dat het vuur er op sommige schilderen met de haren wordt bijgesleept, maar dat is hier en daar toch echt het geval. Neem ‘Winteravond bij boerderij’, uit 1907, van Pieter ten Cate (1869-1937). Uit de collectie van het Stedelijk Museum Zutphen.
Een besneeuwd landschap. In de verte inderdaad een boerderij en ja, verhip, zo klein als de tip van een brandende sigaret: binnen is een kachel aan, een haard, een kaars.

De voorbeelden zijn legio en het wordt al snel een flauw spelletje om het vuur te ontdekken. Een kaars, een olielamp, een pijp, de suggestie van een haard – het is al snel goed. Voeten op een stoof. Een smederij. Leiden na het vuur van de grote ontploffing van het kruitschip in 1807.

Wat vuur betekende in de eeuwen voordat de elektriciteit beschikbaar kwam, hoe essentieel vuur en de warmte daarvan voor de burgers was, blijkt een gezocht thema. Het is ook de verkeerde manier van kijken. Vergeet het thema en kijk naar werken van Joseph Israëls, Gerard Dou, Jan Steen en Jacob Maris. Op hun doeken gaat het niet om vuur, maar om taferelen in de huiselijke sfeer of in de kroeg. Plekken waar het vuur aan is, zoals in deze tijd lampen en de cv. Er zijn hetere vuren, maar die symbolische betekenis is hier nergens te zien. Hoeft ook niet. Er is genoeg moois.

Zo is ‘Zondagmorgen’ van Hendrik Jacobus Scholten (1824-1907), ooit conservator van Teyler’s, een hoogtepunt. Een paneel met een kristalhelder tafereel rond een tafel waarbij een vrouw in een fraaie ‘zondagse’ jurk in de bijbel leest en voorleest aan waarschijnlijk haar moeder, die ook aan tafel zit. Haar afwezige echtgenoot (overleden?) is afgebeeld op een portret aan de wand. Scholten heeft alle minutieuze aandacht voor vrouwen, de rest is vager, waardoor het schilderij een prachtige diepte krijgt.
Links onderin brandt zachtjes de haard.

Nog tot en met 12 mei. Stedelijk Museum Zutphen en Museum Henriette Polak.