Een onbekende schrijver uit Zuid-Amerika? Altijd interessant. Welkom in de wondere wereld van Mario Levrero, een Uruguyaan van wie voor het eerst een roman is vertaald. Hier is de deur. Entree! Komt u verder. Eén probleem: er is geen weg terug.


‘Achter elke deur die ik open doe, doe jij een andere deur weer dicht. En zo blijf je verborgen, nooit wordt er meer dan een tip van de sluier opgelicht.’
Een liedje van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh. Niet te vrolijk, dit ‘Tip van een sluier’, maar ongekend veel optimistischer dan de roman De plaats van Mario Levrero, waarin tal van deuren open gaan. Alleen kan de hoofdpersoon niet terug en hoe verder hij komt, in dit schier eindeloze gebouw, hoe smeriger en naargeestiger het wordt.

De vergelijking met Kafka ligt zo voor de hand, dat die maar beter meteen gemaakt kan worden. Kijk maar: een man wordt wakker in een hem onbekende kamer. Het is er pikkedonker. Op de tast gaat hij rond en weet al snel dat hij hier niet eerder is geweest. Ja, een deur. Hij doet die deur open. Nog meer duisternis. Eenmaal in de volgende kamer merkt hij al snel dat niet alleen ook deze kamer leeg is, maar dat hij ook niet terug kan. De deur waardoor hij binnen is gekomen, zit dicht. Hij kan wel een volgende deur door. En een volgende, en een volgende. Elke deur is een reden minder om welk liedje dan ook te neuriën. Wat is dit, in hemelsnaam?

In sommige kamers vindt hij eten. Er zijn zelfs kamers waarin hij mensen ontmoet, maar het leidt tot niets, in die zin dat niemand weet waar ze zijn, waarom en waar dit eindigt. Alleen is de hoofdpersoon de enige die zich daar nog enigszins druk om lijkt te maken.

‘Wat de andere dachten, wist ik niet, maar ik was ervan overtuigd dat ik niet de rest van mijn leven hier wilde blijven. Het was duidelijk dat ik hier moest vertrekken, al wist ik niet precies waarvoor; het waarvoor zou ik misschien later te weten komen, of misschien nooit, of misschien was er helemaal geen waarvoor; er moest worden vertrokken omdat er eenvoudigweg geen enkele reden was om te blijven.’

Op een dag – want dit duurt eindeloos – komt hij door een gat in een muur terecht op een soort strand. En in een bos, bij andere mensen. Die gaan weliswaar op onderzoek uit, maar ze vertrouwen elkaar niet echt. Iedereen heeft wel zijn eigenzinnigheid bij zich. Maar vooral lijkt iedereen zich met het lot te verzoenen.
Hij zit bij een stervende man. Op een deur staat in kapitalen dat er geen uitgang is. DIT IS DE HEL.
Dit is een hellevaart in een grenzeloos kantoorpand (?) waar het Pentagon een hutje bij lijkt.

Wat wil Mario Levrero (Uruguayaan, 1940-2004) met deze roman zeggen? Met deze zoektocht naar een uitweg, naar de plek waar deze man denkt thuis te horen?
Het is een hoog-symbolisch boek, voor wie dat zoekt. Dan is dit een serie fases in het leven waar de hoofdpersoon nu eenmaal doorheen moet. De man botst steeds aan tegen de grenzen van wat hij kan. Enige invloed heeft hij, maar in elke kamer (en op het strand en in het bos) merkt hij zijn eigen nietigheid. Een grotere, onzichtbare macht stuurt hem, verleent hem gunsten in de vorm van eten.

Heeft streven dan helemaal geen zin? Zowaar wel, want het einde – hoe grotesk ook, een landschap als een hedendaags schilderij van De Chirico en Pieter Bruegel de Oude samen – biedt een opening. Weliswaar komt de ik-figuur daarna in een stad terecht die hij amper herkent en waarin geweld niet wordt geschuwd, helemaal hopeloos is het niet.

De Uruguyaan Levrero geldt als een cult-schrijver. Invloed op César Aira is evident. Meer graag, meer, meer. Iedere onbekende Zuid-Amerikaan die vertaald wordt, laat zien dat de literatuur aldaar nog veel rijker is dan we al dachten.

Mario Levrero: De plaats.
Vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu.
Voorwoord: Caroline Trujillo.
138 blz., 15,- euro.
Bananafish.