Er is veel goed aan The Sport of Kings van C.E. Morgan, een van de grote Amerikaanse romans van 2016.
Allereerst is er de ambitie voor het grote perspectief, de grote greep. Altijd een pré. Niet van dat benauwde.
The Sport of Kings wil de grote roman die hij is. Tijd en generaties omspannend. Een beeld van Amerika, opgetrokken vanuit de wortels. Van het harde bikkelen der pioniers tot de gloriedagen, zo die er waren, naar de tijd van nu. Nu de meeste kinderen niet langer de welvaart zullen kennen die hun ouders hebben gekend, laat staan dat ze het beter krijgen.

Daarnaast wil The Sport of Kings ook de roman zijn over hoe families waarden doorgeven. Dit is een boek over bloedlijnen. Dat is een van de beste aspecten eraan. C.E. Morgan – dit is haar tweede boek – heeft paardenfokken gekozen als het alomvattende beeld en thema. (Met ‘the sport of kings’  worden paardenraces met volbloed paarden aangeduid.)
Waardoor zaken als bloedlijnen en raszuiverheid als vanzelf centraal komen te staan. Geldt voor families wat voor paarden geldt, qua bloed? En hoe past slavernij hier binnen? En incest? Dit boek gaat geen thema uit de weg.

Bloed is sowieso een onderwerp in the south, het is ook een van de centrale begrippen in het werk van William Faulkner, zie met name zijn Snopes-trilogie. Faulkners naam moet wel vallen bij een boek dat zo nadrukkelijk in het rurale Amerika van vroeger speelt. Hij is een van de grote voorbeelden van Morgan.
De nadruk ligt weliswaar op de na-oorlogse tijd, maar Morgan ontkomt er in haar ambitie natuurlijk niet aan terug te gaan naar de tijd van de grote trek naar het westen. De indianen, de slaven, het geweld, de onderdrukking, de lynchpartijen, het zit er allemaal in. Amerika, hoe het allemaal zo gekomen is, poging nummer zoveel.

Het verhaal gaat over een jongen in Kentucky die zich moet zien te ontworstelen aan de invloed van zijn strenge vader, die de familietrots, -eer en -rijkdom tot ver in de vorige eeuw hoog heeft hooggehouden. Henry Forge heet de jongen. Met straffe hand opgegroeid in de familietraditie die van de Amerikaanse Burgeroorlog doorloopt tot eind twintigste eeuw, besluit hij desondanks met vaders wetten en het boerenbedrijf te breken en met het fokken van paarden te beginnen. Hij moet en zal het ultieme paard fokken. De nieuwe Secretariaat – volgens velen het beste paard aller tijden, dat in de jaren zeventig de Kentucky Derby won – moet Hellsmouth heten.
Henry Forge zal zijn vader overtreffen. Dat lukt hem, al is het vooral vaders bruutheid die hij weet te overtreffen. Een prestatie op zich.
De climax dient zich aan wanneer de zwarte ex-gevangene Allman Shaughnessy in de stallen aan het werk wordt gezet.

Brandon C
(Beeld van het legendarische renpaard Secretariat – foto Brandon C)

Dat is nogal een confrontatie. Want dwars door dit alles heen, en op zich doet Morgan dat goed, lopen de verhaallijnen over de slaven en getinte werknemers rond de familie Forge. Daar zitten aangrijpende, harde, onrechtvaardige, ontroerende, tandenknarsende scènes bij.

Tel daarbij op de enorme woordenschat die Morgan heeft meegebracht. En de beeldenrijkdom, en de symboliek. Het is daar waar de overdaad begint te schaden. Een zon kan niet opkomen of er gaat een alinea aan op. Het is te veel, het is topzwaar. Op een gegeven moment weet je het ook wel. Dan gaat zich wreken dat, ondanks de thematiek van bloed, familie en zuiverheid, het verhaal voorspelbaar wordt. O ja, natuurlijk de slaven. En nog een moord. Incest? Nou vooruit.

Terwijl er anderzijds literair gezien te weinig gebeurt om een nieuw perspectief te bieden op deze grote verhalen en thema’s. Waardoor er van alles gebeurt en ook weer niet. Het boek wil en moet en zal een great American novel zijn, maar ergens op driekwart komt het punt dat het zichzelf uit het zadel gooit.



C.E. Morgan
: The Sport of Kings.
545 blz. Farrar, Straus and Giroux

De vertaling,  Sport der koningen, verschijnt half september bij De Bezige Bij.

foto paardenrace: Kat Netzler