Opnieuw is ‘herinnering’  het bovenliggende thema bij Julian Barnes. Zijn nieuwe roman laat zich leven als een variant op Alsof het voorbij is, dit keer verpakt in een schrijnend verhaal over de teloorgang van een eerste liefde.


 

door
Theo Hakkert

 

Julian Barnes heeft er een handje van zijn romans op onorthodoxe wijze te beginnen. Zo liet hij Alsof het voorbij is (The Sense of an Ending) (2011) beginnen met een lijstje van zes zaken die hoofdpersoon Tony Webster zich nog wist te herinneren, afgesloten met wat het dragende idee van de roman zou blijken te zijn: ‘..what you end op remembering isn’t always the same as what you have witnessed’.

Het enige verhaal, zijn nieuwe roman, begint met een vraagstelling: ‘Zou u liever meer liefhebben en meer lijden of minder liefhebben en minder lijden? Dat is, denk ik, uiteindelijk de enige echte vraag’.

Barnes heeft de verteller als het ware de opdracht gegeven deze vragende these nader te onderzoeken, in romanvorm.
De implicaties van de vraag zijn duidelijk: wie zich totaal in een liefde verliest, loopt de kans zwaar teleurgesteld te raken. Zoals het er staat is het zelfs onontkoombaar: wie liefheeft zal lijden – vroeg of laat, maar sowieso.
Wil je dat of kun je maar beter oppervlakkig liefhebben, dan is de teleurstelling er ook, maar die doet minder pijn.
Alsof deze gevoelens geheel onder controle te houden zijn.

De testcase is die van Paul en Susan. Hij is 19, het is begin jaren zestig. Op aanraden van zijn moeder meldt hij zich die zomer aan bij de tennisclub, waar hij Susan tegenkomt, een milf avant la lettre van 48, gehuwd bovendien. Van tennispartners naar liefdespaar, het duurt even, maar zoals beschreven groeien ze langzaam maar onontkoombaar naar elkaar toe.
Voor Paul is Susan zijn eerste liefde. Een onmogelijke liefde, gezien de leeftijden in die tijd, gezien de sociale mores in die tijd. De omstandigheden dragen bij aan hoe hecht ze worden, wat de band verdiept.
Maar Pauls eerste liefde is ook de liefde waar hij uiteindelijk zo aan lijdt dat het zijn enige liefde blijft. Tegen de tijd dat Susan het echtelijk huis verruilt voor een flatje in Londen openbaart zich hoe instabiel ze is. Ze raakt aan de drank. Het is voor Paul niet te volhouden. Hun liefde wordt lijden. De herinnering aan mijn eerste liefde, die een beerput aan woede, frustratie en zelfhaat heeft opengetrokken, maakt het hem onmogelijk ooit nog zo intens lief te hebben als dit keer.

Om meteen naar Barnes’  openingszet terug te keren. Had hij liever minder lief gehad en dus minder geleden? Het is een academische vraag, want veel keus heeft hij niet gehad of willen maken. En ook is nooit te bewijzen dat hij minder geleden zou hebben onder een oppervlakkige liefde.
En wat zeuren we nou? Het is niet anders gegaan. Keuzes gemaakt, keuzes niet gemaakt? Hoe je het ook wendt of keert: dit is het enige verhaal.

Julian Barnes heeft zijn roman keurig in drie delen opgesplitst. Het eerste in de ik-vorm, het tweede in de jij-vorm, het derde in de hij-vorm, met aan het einde kort een terugkeer van de eerste persoon. Het zijn de stages van herinnering van Paul. Van dichtbij naar afstandelijk en terug. Mooi, haast voorbeeldig.

Voorbeeldig is ook Paul in zijn rol als modelleerling uit de Julian Barnesschool voor onoplettende vertellers. In The Sense of an Ending was het hele leven aan Tony Webster voorbij gegaan, ook in Pauls huis der herinnering in Het enige verhaal is niet altijd het licht aan. Soms wel, dan heeft hij zijn momenten van diep inzicht, wat leidt tot haast essayistische passages als deze:

‘Het bekende vraagstuk van de herinnering dan. Hij zag wel in dat het geheugen onbetrouwbaar en selectief was, maar naar welke kant? Naar de optimistische? Dat leek in eerste instantie logisch. Je herinnerde je je verleden in vrolijke termen omdat het je bestaan bevestigde. Je hoefde je leven niet te zien als een soort van triomf – het zijne was dat bepaald niet geweest – maar je moest jezelf wel voorhouden dat het boeiend was geweest, prettig, dat het zin had gehad. Zin? Dat zou wat hooggegrepen zijn. Maar toch, een optimistisch geheugen zou het misschien makkelijker maken om afstand te doen van het leven, de pijn van het verscheiden misschien verzachten. Maar je kon evengoed het tegenovergestelde beweren. Als het geheugen naar de pessimistische kant neigt, als alles, in terugblik, zwarter en killer lijkt dan het in feite geweest is, dan maakte dat het misschien juist makkelijker om afscheid van het leven te nemen.’
(vertaling Ronald Vlek)
De eerste liefde is de enige liefde. En ook al komen er volgende, sporen van de eerste liefde zullen altijd zichtbaar en voelbaar blijven.
Maar is dat niet ook omdát er geleden is, omdát het leed je ervan doordrong hoe diep die liefde zat. Zou Paul zonder het leed wel ooit hebben beseft hoe intens het was met Susan?
Er staat dit:
‘Eerste liefde bepaalt een leven voor eens en altijd, daar ben ik in de loop der jaren wel achter gekomen. Ze mag volgende liefdes misschien niet overtreffen, maar die zullen altijd door haar bestaan worden beïnvloed. Ze kan als model dienen, of als tegenvoorbeeld. Ze mag volgende liefdes misschien overschaduwen, maar kan die aan de andere kant ook makkelijker, beter maken. Hoewel eerste liefde het hart soms ook doet verharden, en een zoekende daarna enkel nog littekenweefsel zal aantreffen.’

Julian Barnes koppelt liefde aan leed. Ze horen bij elkaar, zoals ying en yang en vroeg of laat. De passages over de teloorgang van de liefde tussen Susan en Paul schrijnen onder de grauwsluier van pijn.
Paul ontdekt, tot zijn walging, dat liefde zich kan omzetten in medelijden en woede. ‘De woede gold niet Susan, maar alles wat haar kapot had gemaakt.’ Wat een volgende emotie wekt: zelfhaat en daarmee schaamte.

Voor het eerst is het in een Barnes-roman soms hinderlijk dat de verteller zo nonchalant met zijn verleden is omgegaan. (Let bij de citaten op hoe vaak er ‘misschien’  staat). De achteloosheid kan dienen als mantel van troost. Als de duivel in de details zit, kan het fijn zijn dat je je niet alles herinnert.
Dan krijgt je dit soort passages:
‘We wisten een korte vakantie te regelen. Ik weet niet meer wat voor leugentjes we hebben verteld om een paar dagen echt samen te kunnen zijn. Het moet buiten het seizoen zijn geweest. We gingen naar iets aan de zuidkust. Ik kan me geen hotel herinneren, dus misschien hadden we een appartementje gehuurd. Wat we over elkaar zeiden, dachten, ontdekten – allemaal weg. Ik herinner me een breed, verlaten strand, ergens. Misschien was het Camber Sands.’
Elders staat en passant vermeld dat Paul zich zelfs hun eerste kus niet kan herinneren. Typisch Julian Barnes, laten we het daar op houden. Maar niet iedere roman van zijn hand vraagt om zo’n watermerk. Misschien.

Julian Barnes: Het enige verhaal
Vertaling: Ronald Vlek
280 blz., 19,99 euro (hardcover)
Atlas Contact

foto Anthony Easton