Zo kan het dus ook. Wie na het onrustbarende Zwarte zwaan zou denken dat Gideon Samson opnieuw voor extreem zou kiezen, zal verrast zijn. Eilanddagen gaat over de liefde. De liefde in bijna alle vormen die denkbaar zijn. En het begint eigenlijk heel achteloos, met een jongen, een fonkelnieuw paspoort, een blauwe koffer en een bijna lege zak drop. De jongen is twaalf en heet Jakob. Omdat zijn moeder met haar vriend Kees romantisch met z’n tweetjes naar Thailand wil, moet Jakob naar zijn vader. En die woont toevallig wel op een Grieks eiland waar hij – Yiannis – een niet zo heel erg goed draaiend restaurant runt.

Vastbesloten is Jakob om zijn kont tegen de krib te gooien en alleen op de bank stripboekjes te gaan lezen. Maar dan komt hij Michális tegen. Zijn ouders serveren moussaka van niks maar hebben wel het mooiste uitzicht van het eiland en dus komen de toeristen graag in hun restaurant.

Met Michális – Miech – sluipt heel traag de broeierigheid binnen. De vriendschap is er één van lachen, in bomen klimmen, zwemmen en flessenvoetbal. Dat blijft zo als Puck arriveert. Puck en Miech zijn verliefd. Af en toe zoenen ze heftig, om een tel later weer vrienden te zijn en samen met Jakob over het eiland te zwerven.

Drie kinderen op een Grieks eiland tijdens een eindeloze zomer, twee jongens en één meisje. Eilanddagen gaat over een vriendschap die langzaam meer wordt dan dat. Het begint met de droom die Miech uitspreekt: Dat alles blijft zoals het nu is. Voor altijd. ‘Ik bedoel dat wij gaan nooit meer uit elkaar,’ legt hij uit. ‘Nooit meer. Dat wij zijn voor altijd met z’n drieën. Dat dan gaan wij samen wonen in dezelfde huis en samen eten en samen dingen doen, en als wij zijn moe wij gaan naar bed en dan weer samen wij gaan wakker worden. (…) En als het is dat een van ons even een andere dingetje doet, dan is dat niet erg, want de andere twee weten dat die ene gewoon weer komt terug.’

Altijd-altijd-altijd met z’n drieën. Jakob krijgt er gloeiend hete rillingen van. Terwijl hij eerst nog gruwelde van het blote lichaam van Gertie, die in het huis van zijn vader logeert en soms naakt rondloopt, moet hij nu het antwoord schuldig blijven als Yiannis hem vraagt: ben jij verliefd? Verliefd? Op Puck of heel misschien op Miech?

Het broeit en het broeit in Eilanddagen. Veel bijzonders gebeurt er niet, maar tegelijk is alles heel bijzonder. Liefde van een jongen en een meisje, liefde van een jongen en een jongen, liefde van een jongen en een jongen en een meisje. Kan dat wel? Bestaat zoiets? Is er een woord voor? Driehoeksliefde, maar dat woord vindt hij niet.

Ontluikende liefde. Eerste liefde. Vriendschap die houden-van kan worden en zijn. Maar ook volwassen liefde. Liefde van de ouder voor zijn kind. Liefde op afstand. Overspel ook, kort aangestipt. En liefde die kapot kan worden gemaakt door het najagen van een carrière waar geld een rol speelt. En de liefde van één kant. Want Gertie is – ziet Jakob – verliefd op zijn vader en hij niet op haar. Seks zonder liefde, dat ook. Kan best, vindt de vader van Jakob die slechts één liefde van zijn leven heeft gehad, die met de moeder van Jakob.

Het is de onbevangenheid  waarmee Gideon Samson al die liefdesvormen onnadrukkelijk neerlegt en bevraagd. Zonder een oordeel te vellen. Zonder ook maar iemand te laten oordelen. Kan dit wel?, vraagt Jakob zich af. Het antwoord wordt niet gegeven.

Dat maakt indruk. Dat – en de vorm die Samson er aan heeft gegeven. Het perspectief  ligt bij Jakob – Djakos – Jaak. Maar het is geschreven in de tweede persoon. Dat kennen we uit Zwarte zwaan, waar het derde deel van het naargeestige verhaal in de ‘je’-vorm is geschreven. In Eilanddagen werkt het door-en-door. En door. Met een andere functie. Het maakt dat Jakob tegelijk dichtbij komt als op afstand blijft. En met afstand naar zichzelf kan kijken. Als een toeschouwer die zijn eigen gedrag en emoties kan benoemen.

Eilanddagen is een boek dat zal blijven. In de loomheid van de dagen onder de Griekse zon zindert het. Kon het maar altijd zo zijn.