VANDAAG 80 JAAR GELEDEN: BOMMEN OP DE DIERENTUIN, een interview uit de oude doos over een nog steeds prachtig boek.

Stel, je doet de deur open en er zit een aap op de wc. Joukje Akveld deed research voor haar boek over een dierentuin in oorlogstijd en ontdekte de meest wonderlijke dingen. Een aap op de wc brengt de oorlog voor kinderen dichtbij.

Door Marjon Kok – illustratie Philip Hopman

Aan de deur een hanger met daarop: Geen aap op de wc. Wie ‘m omdraait geeft aan dat het toilet bezet is. Het is een geestige verwijzing naar Een aap op de wc, het boek van Joukje Akveld over een dierentuin in oorlogstijd, dat deze week is verschenen.

Joukje Akveld (40) heeft veel met dieren. Bij haar bel een sticker van een stichting die opkomt voor dieren in nood, vanmiddag gaat ze met illustrator en vriend Philip Hopman paardrijden op het strand en in haar huis wonen vier katten. Daarom, en omdat het zonnig is, stelt ze voor om naar het Vondelpark te gaan. Op een terras vertelt ze dat het idee van haar boek over diergaarde Blijdorp in Rotterdam al heel lang in haar hoofd zat. ,,Als kind las ik een Witte Raven-pocket. Aap in nood, over een meisje dat een abonnement op de dierentuin had en helemaal verliefd was op de chimpansee Phientje. Toen de oorlog dreigde, ging ze met haar kinderwagentje naar de dierentuin om de aap te redden. Ze verstopte hem op zolder.” Dat heeft grote indruk gemaakt op Joukje van tien. ,,Een fascinerend gegeven. Later in het boek kwam de dierentuindirecteur haar bedanken, omdat veel dieren de bombardementen niet hadden overleefd.”

De gedachte aan een non-fictieboek over dieren in de oorlog stak een paar jaar geleden weer de kop op. ,,Dit jaar is het precies 75 jaar geleden dat de bommen op de dierentuin vielen. Daar wilde ik iets mee doen.” Ze is de archieven in gedoken. ,,Ik kende wel de verhalen van dieren die vrij rondliepen in de stad. Een prachtig beeld. En ik heb altijd veel gelezen over de Tweede Wereldoorlog, een krankzinnige tijd die nog heel erg dichtbij is. Dat gaat altijd over de mensen, herkenbaar zoals wij. Hier kwamen twee dingen zo mooi samen: mijn liefde voor dieren en mijn fascinatie voor de oorlog.” Ze ontdekte veel wat ze nog niet wist. ,,Dat er op Rotterdam net zoveel geallieerde bommen zijn gevallen als vijandige. Hoeveel kinderen weten dat?” Ook het verhaal van dierenoppassers die een paar apen in een café wilden onderbrengen. ,,Ze zetten ze op de wc en spijkerden de deur dicht. Toen kwam de kroegbaas thuis. Hij haalde de spijkers uit de deur en schrok zich rot.”

Er zijn erg veel dieren gestorven, zegt ze. ,,Daar zat ik wel een beetje mee. Ik wilde de waarheid geen geweld aan doen, maar ik wilde ook niet in detail benoemen hoe bloederig het allemaal was.” Toen ze ontdekte dat in Blijdorp nog twee krokodillen waren die de oorlog hadden meegemaakt, had ze haar happy end. ,,Ik kon zeggen: ga kijken in de dierentuin: twee krokodillen – Hakuna en Matata – hebben het overleefd.” Ze lacht. ,,Kreeg ik afgelopen zomer een mailtje van mijn redacteur: die Matata is dood.” Fingers crossed dat Hakuna de verschijning van het boek zou halen. Maar. ,,Een maand geleden, het boek lag bij de vormgever, ging die krokodil óók dood. Ja zeg, daar ging mijn eind.” Ze heeft zichzelf daarop in het boek onderbroken. ,,Hallo. Hier de schrijfster! Die moet zich er eigenlijk niet mee bemoeien, maar dit is een noodgeval!”

Het paste ook prachtig bij haar motto. Hemingway zei ooit: ieder verhaal eindigt treurig, als je maar lang genoeg doorvertelt. En Annie M.G. Schmidt: ieder verhaal eindigt gelukkig, als je maar vroeg genoeg ophoudt. ,,Toen las ik een berichtje in de krant dat ze bij het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam belangstelling hadden om de krokodillen op te zetten en kon ik schrijven dat voor dieren die hun hele leven zo roerloos hebben geleefd, een opgezet bestaan in een museum ook best een heel mooi einde is.”

Ze kan er nog steeds niet over uit. Pfff. ,,Het is toch krankzinnig. Die beesten hebben al die jaren geleefd zonder dat iemand over ze schreef; maak ik ze mijn helden; vallen ze neer.”

Een aap op de wc is het achtste boek van Joukje Akveld. Het boek over Tonke Dragt, dat ze schreef samen met Annemarie Terhell, kreeg vorig jaar een Vlag en Wimpel van de Griffeljury. Ze is pas vijf jaar geleden als schrijver gedebuteerd. Maar dat ze naast journalist ook boeken zou schrijven, voorspelde ze al lang geleden. Ze pakt de oude Ezelsoor, een tijdschrift voor kinderen over kunst, dat ze in haar tas heeft gestoken. Laat een artikel zien met een foto van twee meisjes, de één in een turnpakje, de ander in paardrijbroek en cap. Joukje en Meike, de schrijvende zusjes, staat erboven. ,,Ik was tien of elf en ik schreef series, op een oude typemachine. Succes Paardenschool. Mijn zus schreef ook. Samen zijn we geïnterviewd. Het grappige is dat mijn zus zei: al dat verzinnen… geef mij maar wiskunde. Over mij staat er: Joukje vindt schrijven het leukste wat er is. Later wil ze schrijver en journalist worden. Dan gaat ze ’s ochtends paardrijden en ’s middags schrijven. Nou, dat is er redelijk uitgekomen!” Trouwens… Haar zus is gepromoveerd in de wiskunde.

Journalist en kinderboekenrecensent is ze al langer. Haar aarzeling om een boek te maken kwam, vertelt ze, door haar studie Nederlands. ,,Ik las zo veel en dacht: hier kan ik niets aan toevoegen. Maar uiteindelijk vind ik dingetjes bedenken toch het mooiste.”

Dingetjes bedenken. Van wie is die hoed, een recent peuterboekje, met tekeningen van Thé Tjong Khing is natuurlijk geen verhaal, vindt ze. ,,Dat is echt iets bedenken. Daar houd ik van.” Het kartonnen boekje is de eerste in een serie waarin ze samenwerkt met Nederlandse illustratoren. Binnenkort komt er een met Charlotte Dematons. Het idee erachter is, vertelt ze, dat Nederland zó veel geweldige illustratoren heeft, maar de allerkleinsten het moeten doen met de boekjes van het Kruidvat. ,,Ik heb hen verleid mee te doen. Want hoe mooi is het als kinderen al heel jong kennismaken met boekjes van hoge kwaliteit! Je krijgt er vast betere lezers door.”

Zelf spijbelt ze regelmatig om op haar bank gekruld de nieuwe Simon van der Geest te lezen. Of zoals nu, Gips van Anna Woltz. ,,Ik was vroeger een echt leeskind. En ik had een abonnement op de Lemniscaatkrant, over kinderboeken. Ze zochten redactieleden en ik mocht erin.” Later werd ze hoofdredacteur. ,,Toen ik achttien was, een leeftijd waarop veel jonge mensen de overstap maken naar literatuur voor volwassenen, ben ik kinderboeken blijven lezen. Naast mijn studie kon ik bij de kinderboekenwinkel werken. Jeugdliteratuur is altijd een rode draad geweest. Nog steeds, als ik een boek van bijvoorbeeld Gideon Samson of Edward van de Vendel krijg, ben ik helemaal blij. Wat heerlijk, dat al die boeken geschreven worden. Ik heb daar echt fijne uren van.”