anne-helmond-wanda-reisel
(Wanda Reisel. Foto: Anne van Helmond)


Herman Koch en Wanda Reisel waren schoolgenoten. Hun correspondentie is uitgegeven onder de gepaste titel Of heb ik het verzonnen? De (on)betrouwbaarheid van herinneringen staat namelijk van begin tot eind centraal.

door Theo Hakkert

Of het bewust is, is de vraag. Ze zinspeelt er op geen enkele manier op, maar op 14 november 2011 heeft Wanda Reisel een van de beroemdste zinnen uit de Nederlandse literatuur over herinneren verbeterd. Schreef Cees Nooteboom in Rituelen niet – en is het niet tot in den treure geciteerd, aangehaald en tot aforisme gepromoveerd: ‘Herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil’.

Wanda Reisel weet het beter. Herinnering is geen hond. Natuurlijk is de herinnering geen hond. Herinnering is eigengereid: een kat dan wel een kater.
‘Het geheugen beschouwde ik altijd als een trouwe kat die je kirrend tegemoetkomt, maar nu is het een nukkige oude kater die stram en vermagerd bij de verwarming ligt’. Dit beeld klopt beter.

De zin staat in een brief die ze schreef aan Herman Koch, haar schoolgenoot met wie ze verre reizen heeft gemaakt. Nooit zijn ze elkaar uit het oog verloren. Koch werd wereldberoemd, Reisel werd dat in Nederland, met mate, als dat kan. Hun verrassende correspondentie is uitgegeven onder de titel Of heb ik het verzonnen?. Verrassend door de openhartigheid, verrassend vooral omdat zelfs de brieven uit 2011, waar bovenstaand citaat uit komt, vaak gaan over veel langer geleden. Natuurlijk wisselen ze actuele wederwaardigheden en leeservaringen uit. Maar wat opvalt is hoe vaak ze aanleiding zien om terug te kijken op hun vormende jaren op school, toen ze deel uitmaakten van een los-vaste vriendenclub. Reizen worden herinnerd, gevoelens over en weer, onzekerheden, pesterijen, de confronterende opmerkingen van Koch (het aplomb kennen we van zijn televisiewerk). En zo gaat het boek ook steeds over herinneringen. Hoe doe je dat, dingen onthouden? Over en weer verbeteren ze elkaars herinneringen, tot er consensus is, maar vaker blijft zekerheid achterwege – en snort de kater tevreden bij de verwarming.

De correspondentie is in drie delen opgeknipt. Waarbij het middendeel stamt uit de periode 1986-1988. Koch schrijft aan wat zijn eerste roman zal worden: Red ons, Maria Montanelli; Reisel aan haar debuut Het blauwe uur. Schrijvers in wording, zoekende zijn ze. Mooi hoe ze elkaars teksten bekritiseren en elkaar stimuleren. De tijden van literaire groepen of zelfs verwantschappen zijn al voorbij. Alleen met ironie is er nog zoiets als een parapluterm te bedenken. ‘Zouden we al kunnen spreken van een nieuwe stroming?’ , vraagt Herman Koch zich af. Hij denkt aan ‘New Oud-Zuid Wave’  of ‘De nieuwe verwendheid’.

De correspondentie is op subtiele wijze rondgebreid. Op de eerste bladzijden gaat het over de herinneringsroman bij uitstek, The Sense of an Ending van Julian Barnes, en in de laatste brief, zes jaar later gaat het er nog over.
‘Het mystificerende van de roman The Sense of an Ending, wat er nou écht gebeurd is, is tegelijkertijd irritant én de kwaliteit ervan’, schrijft Wanda Reisel.
Dit geldt wat die kwaliteit betreft in niet minder mate voor Of heb ik het verzonnen? Irritant is dit brievenboek echter allerminst. Het is kostelijk. Wellicht niet een kwalificatie die op veel boeken past tegenwoordig, maar op dit wel. Het is .. eh… gewoon kostelijk.

 

Herman Koch / Wanda Reisel: Of heb ik het verzonnen?
320 blz., hardcover, 21,99 euro.
Das Mag

Foto Herman Koch: screenpunk