Of hij zich nou Joubert Pignon noemt of Robert Schuit heet, zijn verhalen ontregelen, ontroeren, doen geregeld grinniken en confronteren. Of wekken medelijden op. Verbijsteren doen ze ook, in hun pijn bij invoelbare leegte.

De verhalen hangen ook altijd samen, dat wil zeggen dat ze rond een en dezelfde figuur zijn geconcentreerd, mogelijk een figuur die enige verwantschap heeft met de auteur. Wat natuurlijk niet hoeft, en wat zeker in de letteren geen zekerheid is, op het verbodene af.

Gek dat dit effect bij muziek heel anders speelt. In een liedje wordt er bij ‘Ik’ al snel, en vaak automatisch vanuit gegaan dat het de zanger (m/v/x) is die over zichzelf zingt. Bij literatuur niet.
En toch, in dit geval. Mogelijk is het.

Als Robert Schuit heeft hij een andere uitgever dan hij als Joubert Pignon had. Het nieuwe boek heeft meteen ook een eigen, nieuwe genre-aanduiding: korteverhalenroman.
Daarmee is dan eindelijk benoemd wat eerder al zo was. Ik herinner me levendig de discussie in de jury van de J.M.A. Biesheuvelprijs of Mooie lieve schat (uit 2017) niet ‘gewoon’ en eigenlijk een roman was, en nog een ongewoon goede ook, maar dat zou hebben betekend dat -ie buiten de competitie zou zijn gevallen.

Enfin, genre-gedoe.

Ook hier: de verhalen zijn los te lezen, maar samen bieden ze, als korteverhalenroman, een even panoramische als fragmentarische blik op een mannenleven. Het fragmentarische wordt versterkt door het gegeven dat de verhalen in een aantal verschillende stijlsoorten zijn geschreven. Droog, komisch, grotesk, absurd – meestal zijn er meerdere in het spel.
Het is een spel van kommer en kwel. Een liefde gaat verloren, er is angst voor de dood van de vader. Er is drank die wordt afgezworen, maar drank is een liefde die zich meestal niet zo maar laat wegsturen. De man in deze verhalen heeft het, kortom, niet gemakkelijk. En dat is goed. Soms is literatuur lijden en dit is literatuur.

Cameo’s zijn er voor Anton Dautzenberg en Rob van Essen.

Bij dit schrijven is ingecalculeerd dat door de verschillende stijlen niet elk verhaal (als we ze op zich bekijken) even sterk is als het andere. Maar ook dat is zelfs goed. Dan kan het gebeuren dat je na een verhaal over een middag aan het water, met eenden, midscheeps wordt getroffen en vervolgens weggeblazen door een briljant volgend , existentieel verhaal in de vorm van ‘Ander licht’.

Nog even en tot slot over het genre. Bij Mooie lieve schat lag de gedachte dat het een roman betrof mede voor de hand omdat de verhalen meteen na elkaar kwamen. Halverweg de pagina bijvoorbeeld. Een tussenkop en hup, volgende.
In Flessenhart – laat ik eindelijk de titel eens noemen – begint elk verhaal bovenaan een nieuwe pagina. Waardoor het samen niet per se op een roman hoeft te lijken en wellicht eerder voor een bundel door kan gaan. En toch is het allebei.

Theo Hakkert

Robert Schuit: Flessenhart.
218 pagina’s, 20,95 euro. Uitgeverij Jurgen Maas