‘En uitgerekend in deze slagaders liep ik nu en woonde ik, bijna honderd jaar later: een prachtig uitgangspunt voor een persoonlijk boek over de Russische Revolutie van 1917. Je versierde met enig patina je eigen leven, ontleende volop aan wat anderen hadden geschreven, met ruimhartige bronvermelding, verzon er desnoods wat bij, roerde alles door elkaar, als de ingrediënten van een stevige gebonden soep, et voilà: het boek had als het ware zichzelf geschreven. Het trucje van de non-fictie, tegenwoordig zo veel geprezen, even gelikt als doortrapt’.

Tsjaikovskistraat 40 van Pieter Waterdrinker (1961) sluit aan bij een lange en tegenwoordig nog volop heersende traditie van het boek waarin het ‘zichzelf’ in één fragment, hier een alinea, ziet samengevat.
In dit geval met het nodige sarcasme, maar dat mag de pret niet drukken. In de alinea die hierboven staat, te vinden op p. 69, is beschreven hoe Waterdrinker zijn ‘autobiografische vertelling uit Rusland’ (ondertitel op de voorkant) heeft aangepakt. Wat oneerbiedig, maar in zijn eigen woorden: hij heeft van alles door elkaar geroerd. Het zou er op kunnen wijzen dat hij eigenlijk geen zin had, dat hij maar wat heeft gedaan, mogelijk om een verplichting na te komen, maar hoe dan ook: het boek ligt er. Deal with it. En dat doen we. Maar wat wil het geval? Het is geweldig!

Het idee dat Waterdrinker wellicht geen zin had om weer een boek te schrijven, wordt niet alleen gevoed door de bladzijden die aan bovenstaande citaat vooraf gaan, maar ook door de vele tweets die hij schreef na de publicatie van zijn roman Poubelle. Tweets vol woede, vertwijfeling, groot gelijk, cynisme, razernij en soms gelatenheid – al net zo’n soep als hierboven beschreven.

De auteur twijfelde hardop aan nut en noodzaak van een volgend boek. Hij was wel klaar met romans schrijven. Ze werden toch niet begrepen, en als ze wel eens werden begrepen, dan kregen ze te weinig waardering en sowieso stonden de gegeven sterren of ballen onder de recensies nooit in verhouding tot de lovende inhoud ervan. Het was er altijd minstens een te weinig, vaker zelfs twee.

Nog erger was de manier waarop Poubelle door de jury’s van literaire prijzen werd behandeld. Poubelle is een brisant actuele roman over dit tijdsgewricht, over de verhouding tussen Europa en Rusland, over de politieke elite van nu. Een boek dat bonkt op de pols van het decennium. Maar zelfs jury’s die engagement op hun lijstje van noodzakelijke thema’s hadden staan, veronachtzaamden deze roman. Zelfs geen nominatie. Jury’s worden altijd gehouden aan de uitleg hoe ze tot de keuze van hun nominaties zijn gekomen en nooit waarom ze bepaalde romans niet hadden gekozen. Wat had ik ze graag over Poubelle gehoord.
Gelukkig heeft de roman het in de verkoop meer dan aardig gedaan, zonder de opkontjes die nominaties kunnen geven.

Binnen dit geheel was het bij een schrijver als Waterdrinker, die toch al niet op veel erkenning kan wijzen, voorstelbaar dat hij het welletjes vond. Een van de mooie aspecten van Tsjaikovskistraat 40 is dat (en hoe) hij met dit gegeven speelt. Het kan waar zijn, maar voor hetzelfde geld is het allemaal spel. Ironie en verbittering vechten om voorrang hier.
Zo is het ronduit komisch hoe hij zich tot het schrijven van dit boek laat chanteren. Tot zijn stomme verbazing stelt hij vast dat hij bereid is iemand 10.000 euro te lenen – die hij niet heeft. De enige manier om aan dit bedrag te komen is een voorschot vragen aan een uitgever. Waar een roman tegenover zal moeten staan, en dat is dan deze geworden. Het verklaart de toon van dit heerlijke boek: laconiek, quasi-ongeïnteresseerd en komisch.

Op pagina 76 maakt hij (ik bedoel: de verteller) kennis met een Nederlandse gelukzoeker die hem inhuurt als reisbegeleider, dwars door het Russische rijk. Die passage begint zo: ‘Om aan de geloofwaardigheid van dit relaas tegemoet te komen, kan ik hem hier natuurlijk beter Jansen noemen. Maar ik ben de fictie inmiddels voorbij. Hij heette Fopmans – Ragnar Fopmans’.
‘De geloofwaardigheid van dit relaas’, tja, daar schrijft Waterdrinker zo wat. De vraag dringt zich op wat we tot aan dit moment hebben zitten lezen en hoe geloofwaardig het allemaal is. Het verhaal is van meet af aan doorspekt met toevalligheden, onverklaarbare gaten in de vertelling en ontbrekende verklaringen – ‘Deze wereld wordt geregeerd door willekeur’.
In oktober 1988 wordt de verteller gevraagd ‘door een heerschap uit Leiden’  of hij zich in staat acht 7.000 bijbels Rusland binnen te smokkelen. Als voorbode van nog eens 80.000. En raad eens: het lukt. Vervolgens brengt hij zelf een aantal van die bijbels rond, om in een ruftend verpleegtehuis om onverklaarbare redenen met een oude dementerende dame in een rolstoel naar buiten te wandelen en een café te bezoeken, alwaar hij iemand treft die hij nog kent van het smokkelen van de bijbels.
En zo rolt het verhaal door, met hier om- en doorheen huiselijke verhalen over de zieke kat van zijn vrouw, over de Russische geschiedenis en het leven in St. Petersburg – het is immers een boek naar aanleiding van 100 jaar Russische Revolutie. En dat ‘ontlenen aan wat anderen hadden geschreven, met ruimhartige bronvermelding’ gebeurt inderdaad volop. Aan het Privé-domeindeel van Zinaida Hippius bijvoorbeeld, en ook verder is de bronvermelding ruimhartig.

Zo is deze roman die er eigenlijk niet wilde zijn ondanks zichzelf van een grote schoonheid, humor en kracht. De worsteling van de Rus met zijn geschiedenis spiegelt zich in die van Waterdrinker – want hij zal het wel zijn, toch? – met die van hem. Een kroniek, een avonturenroman, een romanroman, een vertelling – roept u maar. Met het laconieke van een automatische piloot geschreven, maar dat moet schijn zijn. Pieter Waterdrinker is er nog eens goed voor gaan zitten – en dan krijg je dit. Magnifiek.


Pieter Waterdrinker
: Tsjaikovskistraat 40
431 blz. 24,99 euro (hardcover met omslag)
Nijgh & van Ditmar

Foto: hoofd van standbeeld op binnenplaats in St. Petersburg. Oleg Kovalenko