Donald Ray Pollock heeft zijn wereld vergroot. Waar hij bij zijn eerste boeken, Knockemstiff en Al die tijd de duivel, zo heerlijk dicht bij huis bleef, in en om het dorpje Knockemstiff namelijk, heeft hij met De hemelse tafel zijn territorium verbreed en vergroot.
Het eerste hoofdstuk speelt zich af op de grens van de Amerikaanse staten Georgia en Alabama; het tweede in Ohio, zo’n duizend kilometer verderop. Het is niet alleen zijn dikste, maar ook zijn grootste boek, qua scope.
Wellicht is de verdieping die hij heeft aangebracht belangrijker. Zo kan er opeens, ergens halverwege, een citaat opduiken dat van Plato had kunnen zijn. Terwijl hij een boek van Plato in de hand heeft, zegt een van de personages – let wel, de roman speelt in 1917: ‘Over nog eens honderd jaar zal alles wat we nu, na drieduizend jaar denken, traditie en leren, waardevol vinden, niet belangrijker worden gevonden dan wat een stam donkergekleurde wilden te zeggen heeft over een geest waarvan ze geloven dat hij in zo’n verdomde zeeschelp woont’.
Wat een fraaie vooruitwijzing. Donald Ray Pollock (1954) lacht betrapt en knikt. ,,Ja, het moest een groter boek worden in alle opzichten. Het moest ook per se beginnen in 1917. “De Eerste Wereldoorlog heeft de wereld zo veranderd. De technologie nam een grote vlucht. De wereld werd kleiner.”  Hij zegt niet hardop dat toen de globalisering  begon, maar eigenlijk bedoelt hij dat wel.
,,Terwijl de hogere klassen, de rijken – ook al was er toen nog geen sprake van de één procent – zich zorgen begonnen te maken. Wat zou er met hen gebeuren? Ze voelden zich beter dan iedereen.”
Ook racisme is een thema in De hemelse tafel. ,,En de opkomst van de middenklasse. Het moest een groter boek worden. Ook over ideeën die toen speelden. Dat had ik nog nooit gedaan.”

Zeg dat wel. Is dit Donald Ray Pollock? Is dit de schrijver van verhalen waarin eenvoudige lieden uit een Amerikaans gehucht in het Midwesten zich met geweld en weinig gezond verstand, maar gesterkt door whisky, door het leven slaan? Figuren die stuk voor stuk uit een film van de Coen Brothers weggelopen leken of daar ooit nog in zullen voorkomen?

Het is hem, en – make no mistake – zijn roman De hemelse tafel is nog drie slagen erger, donkerder, gewelddadiger en ook grappiger dan zijn eerdere werk. Maar dit: de tijdgeest van toen, zijn zorgen om de ontwikkelingen van technologie en de ideeën die leefden, moest er ook een plek in hebben.

Arturo Espinosa tekening Pollock
(Donald Ray Pollock – illustratie van Arturo Espinoza)

Maar bovenal, letterlijk en figuurlijk, is De hemelse tafel het verhaal van drie broers. Cane, Cob en Chimney Jewett. Zonen van een godsdienstwaanzinnige vader,  Pearl. Boerenknechten. Landarbeiders. Onaangepast, onopgevoed, onbenullig. Als vader plotseling sterft trekken ze verder. Brandschattend, rovend en schietend trekken ze een spoor van vernieling en dood door het Midwesten. Hun roem heeft moeite ze bij te houden.
Maar in hun hart zijn het goede jongens – dat werk. Ongeletterd. Een van hen kan lezen.
En dat terwijl Pollock voor hen eigenlijk maar een bijrol in gedachten had. ,,Ik wilde niet het vorige boek nog eens schrijven,” zegt hij. ,,Het was succesvol, maar ik wil me niet herhalen.”
Om zich echt te dwingen een andersoortig boek te schrijven, besloot hij een historische roman te proberen. Over kamp Sherman. Dit was een oefen- en trainingskamp voor militairen dat in 1917 in vier maanden tijd uit de grond werd gestampt aan de rand van het dorp waar Pollock woont,  Chillicothe (Ohio). ,,Het was onvoorstelbaar groot. Op het hoogtepunt waren er 20.000 soldaten ondergebracht. Ze werden klaargestoomd om in Europa te vechten.”
Hij maakte serieus werk van de research. ,,Ik wilde geen gedoe met de lokale geschiedschrijvers. Er zijn nogal wat historici die boekjes over het kamp hebben geschreven. Het laatste waar ik verzeild in wilde raken waren discussies over kleine historische feiten.”
Kamp Sherman heeft maar twee jaar bestaan. ,,Het duurde vier maanden om het te bouwen. Daar zouden we nu wel dertig jaar over doen, zo groot. Maar in 1919, na het einde van WO I, had het geen functie meer. Er staat een eeuw later nog één gebouw overeind. Eind jaren 20 was het eigenlijk allemaal alweer weg.”
Pollock heeft met het idee gespeeld te schrijven over de ramp die het kamp heeft getroffen. In de herfst van 1918 kwam de Spaanse griep langs. Duizend doden in zes weken tijd. De lichamen werden opgeslagen in het Majestic Theatre (komt in de roman voor), voordat ze per trein werden afgevoerd. ,,Maar toen kwamen de drie broers Jewett voor de dag.”
Eigenlijk waren ze kanonnenvoer op weg naar Europa, maar Pollock hechtte zich aan het trio. ,,Ik realiseerde me dat ik hun verhaal wilde vertellen. Dat was ook anderszins bevrijdend, want ik was steeds met feiten bezig geweest. Dit was het echte verhaal. Het heeft zo moeten zijn.”
Het heeft ook zo moeten zijn dat hij toen opnieuw moest beginnen. Hij bewaarde de schitterende verhaallijn over de boer Ellsworth Fiddler en zijn vrouw. Voor hen gold wat ook voor de Jewett-broers ging gelden: ze gingen leven. ,,Ze werden ze werkelijk voor mij. Echter dan de andere. Ze kwamen tot leven. Ik kon een boek over deze jongens schrijven.”
Wat hem in de broers trof, vindt hij moeilijk uit te leggen. ,,Ik ben een schrijver die vooral houdt van reviseren. Schaven, schaven en nog eens schaven. Dan leer ik de hoofdpersonages zo goed kennen dat ik moeilijk afscheid van ze kan nemen. Niet dat ik zo schizofreen word, maar ze worden echt.”
Tegelijkertijd is hij voor andere personages net zo hard als de broers voor iedereen die hen een strobreed in de weg legt. ,,Om wie ik niet geef, die raak ik kwijt. Er zit een aantal figuren in dit boek die te erg voor woorden zijn, maar ik heb ze nodig voor het verhaal. De broers, die een hele tijd zouden blijven, moest ik wel aardig vinden. En dat is gebeurd.”
Dit is niet de plaats om te verraden of Cane, Cob en Chimney levend het einde van de roman halen. ,,Laat ik dit zeggen: mijn intentie was om ze tot het einde bij elkaar te houden. Ik had geen idee hoe het zou eindigen. Ik heb diverse eindes geschreven. Ik denk dat ik toch een logisch einde gevonden heb.”
De grote greep die Pollock hier doet had vroeg ook langere adem. ,,De balans houden was moeilijk.” De balans tussen ernst en humor, bedoelt hij. ,,Ik wilde meer karakters, meer thema’s, maar het moest bij tijd en wijle ook grappig zijn. Het verhaal is duister en gewelddadig. Ik moest er humor in stoppen. Gelukkig hadden sommige karakters de lach aan de kont hangen. Maar ik mocht ook niet overdrijven.”
Donald Ray Pollock heeft, voordat hij schrijver werd, lang gewerkt bij de Mead Paper Mill in Chillicothe, die nog altijd in bedrijf is. ,,Wat ik daar aan plas- en piepgrappen heb gehoord bleek wonderbaarlijk goed bij de broers te passen.”

 

Donald Ray Pollock: De hemelse tafel
Vertaling: Luc de Rooy
448 pagina’s, 24,99 euro
De Bezige Bij

foto Leena Saarinen