Edward van de Vendel heeft de Woutertje Pieterse Prijs gekregen voor Stem op de Okapi, samen met illustrator Martijn van der Linden. Eerder al kreeg hij de Gouden Lijst 2016 voor Oliver, de vakjuryprijs voor het beste jeugdboek. Met Oliver is hij tevens genomineerd voor de Dioraphte Literatuurprijs die in september wordt uitgereikt. Oliver is de prequel op zijn beslissende boeken De dagen van de bluegrassliefde en Ons derde lichaam.
Hier een interview bij het verschijnen van Oliver, begin 2015.


Hij woont in Rotterdam. Maar we spreken af in Antwerpen. Daar verblijft Edward van de Vendel (50) een tijdje om rustig te kunnen schrijven. Hoewel, rustig… ,,Krankzinnige deadline’s”, mompelt hij. Waarvan hij er al één heeft overschreden. Hij zegt het met een lach en neemt vervolgens alle tijd voor een gesprek in Pain Quotidien, een prettige uitspanning achter het Centraal Station. Daar spreekt hij regelmatig af met bijvoorbeeld Martijn van der Linden, de illustrator van Stem op de okapi. Edward van de Vendel wijst op een lange tafel in het midden van het eetcafé: ,,Die ligt dan helemaal vol met tekeningen.”

Oliver, zijn derde en laatste boek over Tycho en de Noorse Oliver, is net verschenen. Het verhaal gaat vooraf aan De dagen van de bluegrassliefde Met deze roman vestigde Van de Vendel in 1999 zijn naam als schrijver voor eens en altijd. Sinds zijn eerste jongerenroman verschenen er meer dan zeventig boeken van zijn hand. Verhalen, series, gedichtenbundels voor alle leeftijden. Toch is de liefde tussen Tycho en Oliver altijd in zijn hoofd blijven spelen. ,,Voor mijn gevoel was het nog niet rond”, zal hij later zeggen.
Maar eerst wil hij vertellen over Het Kankerkampioenschap voor junioren, het boek dat hij schreef samen met Roy Looman, nu twintig en de jongste ambassadeur van KiKa, de stichting die tegen kinderkanker strijdt.
Hij ontmoette Roy een paar jaar geleden via Bibi Dumon Tak. ,,Zij had geen tijd om een boek over hem te schrijven. ‘Deze jongen is zó bijzonder’, zei ze. ‘Je móet met hem praten’.” Meteen na het eerste gesprek met Roy, toen net genezen van lymfeklierkanker, was de toon er al. ,,Roy is zo’n jongen die zowel voetbalt met z’n vrienden en actiefilms kijkt, als ook heel goed na kan denken over wat er met hem is gebeurd. Het is helemaal geen zwaar boek. Heel grappig ook. Roy zei steeds: ‘Het mag niet alleen gaan over ziek zijn en mijn nadenken erover. Ook mijn stomme kant moet erin’.”
Daar gaat het dus ook over. ,,Hoe doe je zoiets als je niet gewend bent om te praten over wat je overkomt? Niet met je ouders, en zeker niet met je voetbalvrienden. Maar je gaat wel bijna dood. Het gaat heel erg over de tweede ziekte. De eerste is de kanker, die hij overwint. De tweede is de terugslag die hij daar mentaal van heeft gekregen. Het schijnt dat veel jongeren die kanker krijgen zo energiek bezig zijn om de ziekte te bestrijden, dat ze vergeten te doorleven wat er met ze is gebeurd. Roy kreeg paniekaanvallen. Toen dacht hij pas écht dat hij dood ging.”
Een cadeau, vindt hij. ,,Voor een boek dat ik nooit dacht te zullen schrijven.” Sowieso wilde hij niet over de dood schrijven, zegt hij. ,,Tot mijn moeder vorig jaar stierf, had ik er nooit mee te maken gehad.” Kanker is zó’n groot onderwerp dat het al het andere overvleugelt. ,,Iedereen die het woord hoort gaat zachter praten. Dan kan je boek bijna niet meer op een normale manier worden gelezen.” Vandaar, een cadeau. Waarvan hij de eerste deadline heeft overschreden. ,,En ik ben pas halverwege.” Zucht. Aan de andere kant: ,,Als je de juiste toon hebt gevonden en de lijn in je hoofd hebt, gaat het vanzelf.”

Hoe anders ging het met Oliver. ,,Dat is een project van acht jaar geweest. Na De dagen van de bluegrassliefde heeft het ongeveer acht jaar geduurd voordat Ons derde lichaam verscheen, het tweede deel over Tycho en Oliver. En ik bleef maar nieuwsgierig naar wie Oliver nu eigenlijk was. Ik had hem in twee boeken opgevoerd, maar die waren geschreven vanuit Tycho. Oliver is weliswaar zijn liefdesobject, maar we leren hem niet erg kennen. Hij bleef iets mysterieus houden.”

Het is pas compleet, bedacht hij, als hij zou weten wat de weg naar de bluegrassliefde van Oliver is geweest. ,,Ik wist dat hij wat getroebleerder was dat Tycho. En ik wilde na liefde in het eerste deel en vriendschap in het tweede, het trio grote onderwerpen compleet maken. Dus Oliver moest over familie gaan.”
Hij wist dat Oliver in het verleden iets is overkomen wat hem stuurs heeft gemaakt. ,,Ergens in de bluegrass zegt hij al dat hij zijn vader nooit meer wil zien. Mijn weg in het boek was om uit te zoeken hoe Oliver er uit komt, vóór hij in de bluegrassliefde Tycho ontmoet.”
Het resultaat is een spannend boek over Tycho, een Noors voetbaltalent die veel optrekt met zijn neef Bendik. Tycho wordt verraden door zijn vader die in een ernstige midlifecrisis zit. Daarna wordt hij voor de tweede keer door hem verraden. ,,Het is een koevoet voor zijn coming out.”

Een coming out werkt vaak als een versnelde verzelfstandiging, weet Van de Vendel. ,,Als je uitspreekt dat je homo bent, breek je tegelijk een gedeelte van je leven open waarvan je weet dat je ouders je nooit helemaal zullen begrijpen. Dat zorgt ervoor dat je sneller volwassen wordt.”
Het werpt de vraag op of Edward van de Vendel, die ooit zelf uit de kast kwam, dit boek alleen kon schrijven omdat hij het zelf heeft meegemaakt. Hij moet even nadenken. Dan, voorzichtig: ,,Ik denk het wel. Dat inzicht is belangrijk geweest.” Hij kreeg dat inzicht toen zijn moeder vorig jaar overleed. ,,De periode tijdens haar ziekte ben ik veel bij haar geweest. Ik merkte dat het voor mij makkelijker was ermee om te gaan dan voor mijn broer en zus. Wij zijn heel goed met elkaar, maar ik denk dat ik door mijn coming out minder lang het kind-van ben geweest. Mijn moeder had waarschijnlijk iets van: ‘ik snap jou niet, maar het is goed want jij bent het’. Er was al een breuk voordat ze overleed.” Dat heeft hij vorig jaar pas echt goed begrepen, zegt hij. ,,En dat is op een bepaalde manier in Oliver terecht gekomen.”

(foto Jota Chabel)