Waanzinnig knap gepriegel – in de goede zin van het woord – op grote vellen. Kees Stoop kon tekenen als geen ander. Hij tekende een wereld zonder mensen of beter gezegd: waar de mens uit was verdwenen. In Enschede is een overzichtstentoonstelling.

Kees Stoop wilde alleen maar werken. Tekenen wilde hij. Het moest, in die zin dat het geen opgelegd dan wel vrijwillig werken was, het moeten kwam binnenuit, autonoom.
En als het even stokte – en bij hem de angst toesloeg dat ‘het’ allemaal voorbij was – begon het de volgende dag gewoon weer.

‘Met een klein stukje papier met zes lijnen erop, ben je de volgende dag intens gelukkig. Dat grenst aan het krankzinnige’, zei hij die middag in 2017 dat ik hem mocht interviewen.

Deed hij liever niet, een interview geven, maar er kwam een grote expositie van zijn werk in Almelo, dus, nou vooruit, voor deze ene keer. Exposeren was ook al geen liefhebberij.

‘Ik heb een enorme hekel aan tentoonstellen’. Het leidde zo af van het tekenen. ‘Dus dan staat mijn werk voor tachtig procent stil.’

Geen ontkomen aan

In 2019 is Kees Stoop overleden, de waarschijnlijk beste tekenaar van allemaal, na een zeer arbeidzaam leven in zijn woning met atelier onderaan de Holterberg. Het selecteren van zijn werk voor exposities hoeft en kan hij zelf niet meer doen. Er kwam een Kees Stoop Foundation en musea brengen samen wat ze van hem in huis hebben. Nog dit voorjaar had MORE in Gorssel een prachtig kabinet met tekeningen van hem ingericht. MORE heeft er zeventien, maar toonde een selectie.

Zo’n kabinet werkte. De bezoeker stond er dicht op. De tekeningen hingen dicht op en bij elkaar. Geen ontkomen aan, alsof je dat zou willen.

Hij mocht dan blij zijn met zes strepen op een vel papier, bij Kees Stoop was dat maar een begin. Zijn tekeningen, althans het gros, zijn groot en vaak zeer getailleerd. In het Rijksmuseum Twenthe is nu een grote overzichtstentoonstelling te bewonderen – ook in een grote zaal imponeert dit virtuoze oeuvre. Daar hangt bijvoorbeeld een struweel, een non-descript stuk struikgewas onder een aantal bomen. Je kunt je voornemen je niet af te vragen waarom hij dit heeft willen/moeten tekenen – het feit ligt er, geniet ervan, verwonder je.

De takjes, de twijgen, hoe het spaarzame licht – juist dat spaarzame – valt en het ondoordringbare van dit alles: prachtig. Monnikenwerk, maar misschien moet je ook dat niet denken. Wel dacht ik: hier moet je een kluizenaar voor zijn, al die uren, al dat gepriegel – dit is geen kritiek, maar bewondering. Alleen zo heeft het kunnen ontstaan en het is indrukwekkend. En een kluizenaar, ja, dat was Kees Stoop eigenlijk wel. Zo kon hij het best werken.

Monnikenwerk, heidens karwei

Bij Kees Stoop zou het gaan om de vergankelijkheid van het bestaan. Op de wand wordt de vraag gesteld of hij het moment heeft willen grijpen of het proces van de tijd. Het beroemde citaat van Heraclitus, dat alles stroomt, opent de tentoonstelling.

Het werk geeft het antwoord niet. Er zijn doorkijkjes te zien, hoe een zandweg langs een aantal eiken loopt, de lichtval achter de bomen verleent de diepgang.

Maar op menig tekening kijkt de bezoeker tegen een muur op – ook hier niet de vraag stellen naar het waarom van de muur. Wel is zo’n muur altijd een blokkade, hier wordt iets afgeschermd, wat erachter ligt is niet toegankelijk. Niets stroomt.

Op een tekening van de begraafplaats van Holten steekt een stuk heg van links het beeld binnen. Goed voor dieptewerking, maar hier wordt ook een belemmering gesuggereerd.

‘Ik kan niet zonder mijn geloof’

Kees Stoop werd geboren in Werkendam, in 1929. Maakte zijn eerste tekeningen – van twee voetballers – op het schutblad achter in de Bijbel van zijn ouders. Ze gaven hem maar gauw een tekenboekje.

Het geloof was en bleef, maar zonder beklemmende banden. In het interview zei hij het zo:
Het gereformeerde is weg, het geloof niet. Ik kan niet zonder mijn geloof leven. Dat is een behoorlijk gegeven in mij. Ik ben nog vol ontzag voor de dingen. Maar mijn gereformeerde achtergrond heeft mij vooral geleerd om andere mensen te begrijpen. De ander is voor mij een ander, en daar heb ik in de goede zin en beschaafd mee om te gaan. Dat heeft het gereformeerde mij geleerd.’
Al in het laatste oorlogsjaar heeft de kerk hem verlaten, zoals hij het omdraait. ‘Hun gelijk ging me enorm tegenstaan. Ik was al heel jong uit de boeien.’

Maar zie: in een soort van kabinet – groter dan dat in MORE begin dit jaar – hangen enorme vellen met handgeschreven teksten van psalmen en het Bijbelboek Prediker, vertaald door Ida Gerhardt, verlucht met tekeningen van takken door Kees Stoop.

Een heidens karwei, maar dit alleen in de betekenis van: heel veel noeste, gedreven arbeid.
Uit Prediker: ‘Wijsheid is beter dan oorlogstuig, maar een zondaar bederft veel goeds’.

In een vitrine zijn houtskool in doosjes, zijn krijt. In een blikje van Panter Sigarenfabrieken. Opvallend een tekening die hij maakte in de roman Margje van Jan Siebelink, zo over de tekst heen. Ergens toch nog dat gereformeerde?

Een tekening in de roman Margje van Jan Siebelink

Bijna geen datering

Een enkel schilderij. ‘Ik ben geen colorist’, heeft hij gezegd, maar de groene accenten in zijn olieverf werken goed. Meer hoeft ook niet. Ze zijn prachtig, deze schilderijen.
Wel zo wordt benadrukt hoe donker en duister zijn tekeningen zijn. Wat inherent is aan werken met houtskool. Hij zei:
‘Ik ben geen feestneus. Ik zie de toekomst niet blij tegemoet, absoluut niet. Als je ziet hoe we de aarde behandelen. De permafrost die verdwijnt, de vervuiling van alles, de uitputting waar we met z’n allen ons uiterste best voor doen. Trotzdem gaan we rustig door. Die melancholie zit in mij. En die uit zich natuurlijk. Ik probeer niet een sombere tekening te maken. Ik probeer ook niet een blije tekening te maken. Ik geef mijn dagboek. Meer kan ik niet. Maar ik kan enorm genieten, hoor. Gelukkig wel.’ 

Wat blijft is de vraag naar de datering van veel van zijn werk dat in Enschede te zien is. Slechts hier en daar een jaartal. Een paar keer als het voor zijn vrouw Ans is.
En verder vooral bij later werk. Maar of ongedateerd werk ook niet van later is, daar komen we niet achter.
Was het beleid? Bij een ets: ‘Niet nummeren’.
Met jaartallen zou de bezoeker kunnen kijken naar de ontwikkeling in het werk. Werd het lichter van toon, zwaarder? Ging hij anders te werk? Zonder jaartal, dat suggereert tijdloosheid.

De mens ontbreekt

Wie en wat ontbreekt is de mens. In MORE was er hooguit een paspop. Verder muren, natuur, bloemen, struweel, zowaar een nieuwbouwwijk in aanbouw. De muren zijn weliswaar door mensen gebouwd, zandwegen zijn ingesleten door menselijk gebruik, de openstaande deur is door een mens geopend en de nieuwbouwwijk wordt door mensen gebouwd, maar zelfs de naam van de aannemer ontbreekt op het bord dat altijd bij dit soort werkzaamheden staat.

In lijn met de poëzie van Fernando Pessoa, van wie twee prachtige gedichten de tentoonstelling begeleiden, en dan deze ene regel uit ‘Wanneer de lente komt…’ : ‘De werkelijkheid heeft mij niet nodig’.

Rijksmuseum Twenthe, t/m 1 september 2024