Binnen het geheel van het filosofische werk van Aristoteles stelt Poëtica niet veel voor. Maar het is binnen de literatuurwetenschap het meest invloedrijke boek uit de geschiedenis. Vers Twee ging in Leiden kijken bij de presentatie van de nieuwe vertaling. ,,Aristoteles schrijft glashelder, maar hij schrijft soms als een hark. We hebben lelijke zinnen niet mooier gemaakt.”


Tien dagen. Tien dagen deed Piet Gerbrandy erover om een ruwe vertaling te maken van het oudste en tegelijkertijd invloedrijkste boek uit de geschiedenis van de westerse literatuurtheorie, Poëtica van Aristoteles (384-322 v. C.).
Een tekst van ruwweg 2500 jaar geleden in ruwweg tien dagen omzetten in helder hedendaags Nederlands – een duizelingwekkend idee, zeker in aanmerking genomen dat het origineel van Aristoteles allesbehalve eenduidig is. De discussie over de definitie van de termen die de Griekse filosoof gebruikte en in zijn Poëtica niet uitlegde, zal nooit eindigen, hoe veel vertalingen er nog komen.

Het is dan ook niet de ruwe vertaling van Gerbrandy die nu door de Historische Uitgeverij is uitgegeven in de uitstekende reeks ‘Aristoteles in Nederlandse vertaling’, waarin tot nu toe elf delen zijn verschenen. Gerbrandy, docent klassiek en middeleeuws Latijn aan de universiteit van Amsterdam, en Casper de Jonge, docent Griekse taal en letterkunde aan de universiteit van Leiden, hebben deze vertaling meegenomen naar hun werkgroepen om daar vervolgens twee jaar lang op te studeren, vaak woord voor woord, alle alternatieven afwegend. Maar het echte werk werd door Gerbrandy en De Jonge in nauwe samenwerking gedaan op de basis van de jongste internationaal erkende standaardtekst.

Laat onverlet dat er na afloop van de presentatie, die onder auspiciën van de Koninklijke Nederlands Academie van Wetenschappen plaatshad in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, een aantal heren op leeftijd deze vertaalmethode op z’n minst discutabel vond. Het ging met enig hoofdschudden gepaard.
Hoe de samenwerking bevallen was? De Jonge vertelde dat Gerbrandy voor de helderheid heeft gezorgd, terwijl hij meer de precisie in de gaten hield. Graag nog eens? Beide geleerden knikten.

Natuurlijk moet bij elke vertaling woord voor woord een afweging worden gemaakt, maar voor Poëtica van Aristoteles geldt dat bij uitstek. In zijn inleiding bij de presentatie vertelde Gerbrandy dat ze alleen al eindeloos had kunnen delibereren over het tweede woord in de brontest.
Daar staat: poiêtikê.
Appeltje eitje? Daar staat poëzie. Ware het niet dat in die tijd, en zeker door Aristoteles, onder poëzie iets anders werd verstaan dan heden ten dage. Destijds was het niet uit versregels opgebouwde, soms rijmende literatuur (om een flukse definitie te verzinnen). Centraal bij Aristoteles staat het begrip mimêsis, of: uitbeelding, afbeelding, representatie – ook hier zullen de geleerden het nooit eens worden over hedendaagse equivalenten.
Aristoteles’ idee snijdt dwars door onze definities van poëzie. Uitbeelding staat centraal. Dat is bij lyriek bijvoorbeeld niet het geval. Door de focus op uitbeelding vallen gedichten die een handeling uitbeelden, bijvoorbeeld een heldendicht, maar ook de epen van Homerus en de tragedies van Sophocles onder de poëzie. Dialogen, schrijven de vertalers, beelden een handeling uit en vallen dus ook onder de dichtkunst.

aristoteles-1e-zin
(Piet Gerbrandy bij een powerpointsheet met de eerste zin van de nieuwe vertaling van Poëtica van Aristoteles.)

Waar Plato mimêsis als negatief kwalificeerde – poëzie imiteert de waarneembare wereld, die een imitatie is van de Ideeënwereld, en is dus inferieur  – benadrukt Aristoteles het leerzame van mimêsis. Het gaat om uitbeelden en de dichtkunst doet dat met behulp van taal, ritme en melodie.
Dichtkunst, het woord is gevallen. Dichtkunst is het geworden als vertaling van poiêtikê. Niet in de laatste plaats, zo lichtte Gerbrandy toe, om de meerduidigheid. Dichtkunst is zowel het dichten zelf als het resultaat ervan.

Allemaal leuk en geweldig boeiend, maar waarom deze exercities bij een tekst uit circa 335 voor Chr.? Omdat Poëtica door de eeuwen heen en nog altijd van grote invloed is op literatuur en de literatuurwetenschap. ,,Wie over literatuur schrijft zal zich vroeg of laat met deze kwesties bezighouden, zelfs als ze het boek niet kennen”, aldus Gerbrandy.

(Uit mijn eigen studie herinner ik me colleges over klassieke letterkunde, waarin Poëtica ook bijkans woord voor woord werd behandeld. De docent had alle Nederlandse edities verboden verklaard. Bij gratie Gods mochten de studenten de Penguin-uitgave (in de zwarte reeks) gebruiken, terwijl hij zelf de Franse Pleiade-vertaling gebruikte. Waarbij veel tijd opging aan het telkens ‘verbeteren’  van de Engelse versie. De Franse was zo veel beter, maar die vond hij te duur voor ons.)

Gerbrandy stond uitgebreid stil bij de receptie van Poëtica door de eeuwen en zelfs millennia heen.
Wonderbaarlijk eigenlijk hoe een boek, welk boek ook, rustig een of meer eeuwen van de radar kan verdwijnen om weer op te duiken in een wetenschappelijk discours, een filosofisch debat of in de praktijk van een schrijverschap. Een voorbeeld uit een lange lijst: de Vlaming W. van Moerbeke, die in 1278 een aantal Griekse teksten vertaalde in het Latijn, ook Poëtica.

Tijdens de Renaissance werd teruggekeken naar de Griekse oudheid, alleen stond Horatius (en diens Ars Poetica) in hoger aanzien. Handig was wel dat in die tijd gold dat autoriteiten elkaar onderling niet konden tegenspreken, zodat bijvoorbeeld Vossius alles in het werk stelde om de inzichten van Horatius en Aristoteles in een bezield verband bijeen te redeneren – wat tot groteske onzin leidde.
Het was wel een goede manier om in beeld te blijven, maar toen de Romantiek toesloeg en de klassieke regels overboord gingen, werd ook de invloed van Poëtica minder. In de vorige eeuw verscheen weer een aantal vertalingen. In 1986 bijvoorbeeld. Door Bremer & Van den Ben. Gerbrandy, op z’n dodelijkst: ,,Een heel goede vertaling, maar onleesbaar.”
Later volgde Ben Schomakers met Over poëzie. ,,Uitstekend en eigenzinnig”, aldus Gerbrandy, ,,maar hij parafraseert.”
En dat nu hebben De Jonge en Gerbrandy niet gedaan. Ook al omdat, volgens hun, de taal van Aristoteles helemaal niet zo moeilijk is. Het is alleen wat lastig om te bepalen wat er nu precies staat – en dat is letterlijk een paradox, een schijnbare tegenstelling, niet een echte. Gerbrandy: ,,Aristoteles schrijft glashelder, maar hij schrijft soms als een hark. We hebben lelijke zinnen niet mooier gemaakt.”
In zijn uitstekende inleiding bij zijn vertaling naar het Engels uit 1920 schrijft Ingram Bywater  over het gebrek aan passende vertaalwoorden: ‘Scarcely one in ten of the nouns on the first few pages of the Poetics has an exact English equivalent.’
Sindsdien, grofweg dus in de afgelopen 100 jaar, heeft zich één majeure verandering voorgedaan. De wetenschap is nog eens serieus gaan kijken naar de Arabische vertalingen van Aristoteles’ Poëtica. ,,Vergeet niet”, doceerde Gerbrandy zijn Leidse gehoor, “dat het Byzantijnse rijk zich tot in Syrië uitstrekte.”

In de 10de eeuw werd daar een aantal Arabische vertalingen gewrocht. Tot voor kort werd daar met enig dédain naar gekeken, zo het geen westerse arrogantie was.
Nu viel er ook het nodige aan te merken op die vertalingen. Het is niet zonder humor, maar ook niet zonder serieuze betekenis dat de Arabische vertalers voor ons basale, centrale door Aristoteles gehanteerde termen niet kenden. Ze hadden geen idee wat een tragedie was en ook epos kenden ze niet. ,,Ze hebben er een slag naar geslagen”, volgens Gerbrandy.
En dan toch zo geboeid worden door zo’n tekst en ‘m vertalen. Bijzonder.
Maar wat de Arabische teksten waardevol maakt is dat ze veelal direct vertaalden, opnieuw, net als nu, woord voor woord, maar dan ook letterlijk. Ze veranderden de woordvolgorde in de zin niet. Waardoor vanuit het Arabisch het oorspronkelijke Grieks valt af te leiden. Vergeet niet dat er geen directe bronnen zijn, wat er van Poëtica is overgeleverd zijn hooguit kopieën – en hoe betrouwbaar zijn die?

In 2012, nadat de wetenschap nog eens met frisse ogen naar de Arabische vertalingen was gaan kijken, verscheen een nieuwe editie die sindsdien als internationale standaard geldt, die van L. Tarán en D. Gutas. Ze hebben de Griekse en Arabische teksten bij elkaar gelegd. De vertaling van De Jonge en Gerbrandy is op deze editie gebaseerd, op twee plekken na, waar ze de voorkeur hebben gegeven aan een oudere vertaling.

Poëtica is een van de weinige teksten van Aristoteles die bij zijn leven niet werden gepubliceerd. De leidende gedachte hierbij is dat het aantekeningen zijn, mogelijk bedoeld voor zijn lessen aan zijn lyceum, wat meteen een verklaring zou zijn voor de soms onverklaarbare harde overgangen van hoofdstuk op hoofdstuk en voor de disbalans in de behandeling van zijn thema’s. Relatief veel van zijn aandacht ging uit naar de tragedie en minder, helaas naar het epos. Mogelijk was hij nog bezig zijn gedachten hieromtrent te formuleren.

En dan is er nog dat ene gegeven. Het is vrijwel zeker dat er naast de rollen met Poëtica die zijn overgeleverd nog een tekstrol was. Vrijwel zeker van het tweede deel, en dat moet dan over de komedie zijn gegaan.
Het idee dat de literatuur het sindsdien zonder dit ‘boek van de lach’  moet doen, waarmee de nadruk op de ernst van literatuur is komen te liggen, is onverdraaglijk. Maar goed dat het altijd mogelijk is om hier de vrolijke ironie in te zien, want nu is de weg vrij om hier vrijblijvend over te filosoferen en op voort te borduren. Umberto Eco heeft dit idee met beide handen aangegrepen; in zijn roman De naam van de roos gaat William van Baskerville op jacht naar die ene rol met tekst. Het tweede deel van Aristoteles’ Poëtica gaat aan het eind van het boek in vlammen op.

tilemahos-efthimiadis-standbeeld
(standbeeld Aristoteles bij de universiteit van Thessaloniki. foto Tilemahos Efthimiadis)

In het deel van Poëtica dat wel tot onze beschikking staat lijkt het alsof Aristoteles dichters en (theater)schrijvers voorschriften geeft. Hoe te schrijven. Wat moet wel, wat moet absoluut niet.
Ook hier speelt de vertaling weer een rol. Poëtica is geen handboek dat schrijvers door de eeuwen heen naast hun veer en inkt, potlood, ballpoint, typemachine, tekstverwerker of laptop moeten hebben liggen. Eerder is het een analyse van wat Aristoteles heeft gezien en gelezen in zijn eigen tijd.

(Over dat lezen nog dit: Aristoteles vond het helemaal niet nodig om naar theater te kijken. Hij kon zijn oordelen over Medea, Koning Oedipus en Iphigenia in Tauris ook wel baseren op het lezen van de teksten, meende hij. Ik vermoed dat er nog altijd theatermakers zijn die hem om deze reden niet kunnen uitstaan – maar dit terzijde.)

Casper de Jonge: ,,Zijn stijl is prescriptief, maar hij is eerder theoretisch dan voorschrijvend. Je wint als tragediedichter geen prijzen als je deze handleiding opvolgt.” Toch heeft Poëtica deze handboekstatus gekregen. Geen voorschriften, maar zelfs Aristotelische wetten kwamen er uit voort.  In Nederland heeft Vondel zich in zijn toneelstukken zo goed mogelijk aan de ‘wetten’ van Aristoteles gehouden, onder andere in Gijsbreght van Aemstel.
Bekend is vooral zijn wens tot coherentie, ook wel eenheid van plaats en tijd. Onder coherentie viel bij hem ook overzichtelijkheid. Hij vond dat de handelingen in een tragedie – het Griekse theater van zijn tijd was zijn belangrijkste onderwerp – logisch uit elkaar moesten volgen en dat de plot (om het zo maar te noemen) door het geheugen te overzien moest zijn. In hoofdstuk 7 van Poëtica, stelde Casper de Jonge nuchter vast, schreef Aristoteles dat een tragedie een begin, een midden en een einde moest hebben.
Gerbrandy had al vastgesteld dat de wens tot coherentie in de moderne letteren talloze keren niet is gehonoreerd. ,,Het is een tijd een dogma geweest, maar onder andere het modernisme gooide roet in het eten.” Hij zei het met zichtbaar plezier.

Over de eenheid van plot sprak ook Marije Martijn, VU-docent filosofie van de oudheid. ,,Het geheugen moet de verhaallijn kunnen onthouden.” Ze sprak over Aristoteles en het dier, wijzend op de vele vergelijkingen die hij maakt tussen tekst en levende wezens.   De tekst als organisme, maar ook, en dit in verband met de overzichtelijkheid: schoonheid en het besef van schoonheid is direct gelieerd aan overzicht. Een dier van 2 kilometer lengte kan nooit mooi zijn, want het is niet te overzien. Aristoteles was ook bioloog.

Keimpe Algra, onder andere hoogleraar in de geschiedenis van de filosofie aan de universiteit van Utrecht, richtte zich op Aristoteles als filosoof. Poëtica een belangrijke tekst? Voor de literatuurwetenschap zeker; binnen het geheel van Aristoteles’ werk ‘stelt het niet veel voor’. Poëtica valt onder wat binnen dat werk heet ‘de producerende filosofie’. Over het maken door mensen. Zo is poiêtikê het maken van uitbeelding. Maar  in het grote geheel is het hooguit een zijtak bij de theoretische en praktische filosofie, zoals Ethica.
Algra stond nog weer stil bij dat ene begrip in Aristoteles’ Poëtica waar bibliotheken over zijn en worden volgeschreven: katharsis. In hun inleiding bij de vertaling komen Gerbrandy en De Jonge daar ook uitgebreid over aan het woord.
Katharsis. Hoe het te vertalen is een ding, hoe het begrip in te vullen, hoe het te laden, welke weging mee te geven aan de elementen in de definitie – het is niet te doen, of althans niet definitief.
Katharsis. ‘Zuivering, reiniging, purgeren, verlichting’, geven de vertalers als vier suggesties in het glossarium achterin het boek. Aristoteles heeft het woord maar één keer gebruikt in zijn hele Poëtica, zonder het uit te leggen, en ook nog als onderdeel van een nogal vrijblijvende definitie van tragedie: ‘een tragedie roept vrees en medelijden op en een katharsis van dergelijke emoties’.
Nu zag Aristoteles emoties niet als schadelijk. Dus is katharsis niet de bevrijding van opgekropte gevoelens, zoals in het verleden wel eens is geopperd. Gerbrandy en De Jonge opteren voor de combinatie van twee gangbare wijzen van uitleg van later datum. Katharsis via tragedie leert de toeschouwer emoties te doseren en in de balans te houden, en dat dan gecombineerd met de meta-uitleg: dat deze emoties zijn opgeroepen in een dichterlijke uitbeelding.  Wat tot de verstandelijke opluchting leidt: het is theater. ‘Emoties worden met rationele reflectie in het reine gebracht’.
Zo staat het in de nieuwe vertaling van Poëtica van Aristoteles. De tekst ligt er weer helder en sprankelend bij. ‘De vertaling voor de hele eeuw’, verklaarde Piet Gerbrandy trots, niet zonder relativering in de toon. Er zullen zeker volgende vertalingen komen, gaf hij grif toe. Die gaan er komen, door volgende generaties. Vandaar dat de vertalers het tweede exemplaar van het boek overhandigden aan de jongste aanwezige in de foyer van het Rijksmuseum voor Oudheden. Een studente van 19 jaar.

Aristoteles: Poëtica
Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Piet Gerbrandy en Casper de Jonge.
170 blz, gebonden, 25,- euro
Historische Uitgeverij