Recensie: Megan Hunter - Het eind is ons begin
En weer een dystopische, apocalyptische roman. En weer een fragmentarische. Bovendien is het een roman van hoop. Daarmee geef ik niets weg van de inhoud van het debuut van Megan Hunter. De titel zegt genoeg: Het eind is ons begin.
Dit is het verhaal van een jonge moeder en haar zoontje, genaamd Z, in zijn eerste jaar. Op het moment dat haar vliezen breken, heeft in Engeland, waar de roman zich afspeelt, een milieuramp plaats die ervoor zorgt dat in Londen het water zo hoog stijgt dat mensen de stad moeten ontvluchten. Alsof het buitenaf beter is.
Alles ligt plat, verbindingen, communicatielijnen. De echtgenoot/vader, R., is er aanvankelijk nog, maar ergens in het verhaal verdwijnt hij (‘smelt hij weg’), speurend naar een veilige plek. Maar zijn verdwijning kan ook worden geïnterpreteerd als een vlucht in meer egoïstische zin. Hij weet gewoon niet of en hoe hij ooit bij vrouw en kind zou kunnen terugkeren.
Ze sluit zich dan maar aan bij een groep moeders. Wie weet vinden ze steun en hulp en raad bij elkaar. Waardoor de roman nog nadrukkelijker over moederschap gaat.
Megan Hunter vertelt het verhaal, dat dus een jaar beslaat, in brokken. Zinnen die soms een alinea vormen, vaker nog observaties, bespiegelingen. Dat vraagt het nodige, want het is lastig om op deze manier de grote verhaallijn vast te houden. Die verdwijnt soms inderdaad in de mist of onder de waterspiegel.
Wat het boek draagt is de verhaallijn over Z, het zoontje waar ook alle hoop aan kleeft. Hij groeit tegen elke verdrukking in. Lijkt zich niks aan te trekken van de rampspoed die zich om hem heen voltrekt. Hij weet niet beter, nee, maar hij lijdt ook veel minder dan de volwassenen.
Schrijven in zinnen, gedachten en observaties biedt de kans te verbluffen met mooie beelden. Zoals deze vroege, kort na de geboorte van Z: ‘Af en toe rilt hij even, alsof hij zich iets herinnert’.
Of zinnen als: ‘Wat ik me ook voorstel, het is anders’. Geïsoleerd, wat de zeggingskracht verhoogt. Je gaat het lezen als poëzie. De zinnen zijn veelal mededelend, andere zijn om op te kauwen. ‘Ik heb gelezen dat de wereld nadrukkelijk zichzelf wordt als iemand weet dat hij gaat sterven.’
Veel minder geslaagd, om niet te zeggen hinderlijk, zijn de cursief gezette – wat zijn het? – intermezzo’s over engelen, vogels die land zoeken onder water en demonen. Bijbelcitaten of wat daar op lijkt. Vaag-spirituele rimram.
Het eind is ons begin past in een jonge trend. Fragmentarisch, apocalyptisch maar niet zonder hoop. Dat laatste deelt de roman met die van een Canadese schrijfster die achterop een blurb levert, Emily St. John Mandel. Haar (vierde) roman Station Elf beschrijft een post-apocalyptische maatschappij waarin 99,9 procent van de mensheid is gestorven aan de Georgische griep. Aan deze roman, die veel klassieker van opbouw is, moest ik herhaaldelijk denken bij het lezen van Het eind is ons begin. De wanhopige trektocht door een wereld zonder communicatie, tegen hoop en beter weten in, dat moet het zijn geweest. En het onverwachte positieve einde. Station Elf werd er voor mij beslissend door ontsierd; bij Het eind is ons begin is het veel minder onlogisch.
Megan Hunter: Het eind is ons begin
Vertaling: Joris Vermeulen
126 blz., 17,50 (hardcover) Hollands Diep