Onlangs verscheen een nieuwe bloemlezing uit het werk van dichter H.H. ter Balkt. Theo Hakkert berichtte uitvoerig over de boekpresentatie en de laudatio die filosoof René ten Bos daarbij uitsprak. Uitgever Paul Abels correspondeerde met een aantal liefhebbers en kenners over de poëzie van Ter Balkt en zijn onverbeterlijke neiging om te blijven verbeteren aan ouder werk.
door Paul Abels
Een gedicht is nooit af, vond H.H. ter Balkt. Dat memoreerde filosoof René ten Bos in zijn ode aan de dichter en voegde daar veel persoonlijke herinneringen aan toe. Ik kan het bevestigen, ‘nooit af’.
In 1996 maakten Georg Hartong en ik een boekje met een literaire wandeling door Enschede. Daar stond HHtB’s gedicht ‘De wever’ in. Een werkstuk uit 1970. Maar 26 jaar later vond Harry dat het toch echt anders moest, zo liet hij blijken tijdens een telefoongesprek (27-7-1996). Zijn correcties namen wij natuurlijk netjes over. Het woord ‘overall’ mocht bijvoorbeeld niet met dubbel L gespeld worden. Ik vroeg gelijk ook maar
waarom hij ooit ontslagen is als verslaggever bij de Tubantia. In ons boekje besteedden wij namelijk ook graag enige aandacht aan de petite histoire van de literatuur. ‘Omdat ik een oranje overhemd droeg,’ bromde Ter Balkt. Hij ontkende dus dat het ontslag vanwege te lang haar was, zoals elders te lezen is. Zo staat het ook in de nieuwe bundel Opdat de dichter zingt onder redactie van Martin Ottow.
Verprutsen
Dichter Marc Reugebrink is een groot liefhebber van het werk van Ter Balkt maar hij heeft wel bedenkingen bij diens verbeterdrift: ‘Zijn neiging vroegere gedichten te herschrijven, maakte soms ook dat hij er een paar verprutste. ‘Hoe een berglandschap te beginnen’ lees ik liever in de oorspronkelijke bundel dan in de verzamelde gedichten, bijvoorbeeld.’
Ik persoonlijk vergeef hem die verbeterdrift graag; bij zijn enorme productiviteit mag er best hier en daar een zeperdje tussen zitten. Overigens geloof ik zelf dat eerste versies in het algemeen toch vaak de beste zijn. Het gevaar van doodredigeren ligt altijd op de loer. De oerversie knapt meestal niet op van te veel achterafbedenksels. Het zijn vaak kosmetische ingrepen, de achterafbedenksels. Reugebrink: ‘Ik houd gewoon van de versie die in de oorspronkelijke bundel staat. Daar had hij af moeten blijven, vond ik. Heb ik hem ooit ook gezegd: ‘Harry, hou op me mijn gedichten te roven‘. Uiteraard luisterde hij niet…’
‘Under construction’
Johan Oosterman, hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit en eveneens liefhebber van de poëzie van HHtB, mengde zich ook in de correspondentie. Hij sprak over al dat verbeteren met de dichter. Die liet hem weten dat hij zijn moeite beter aan andere zaken kon besteden. Ik citeer een fragment uit Oostermans artikel ‘Een gedicht is bijna nooit
af’, een stuk uit 2007:
‘(…) Je kunt gerust stellen dat Ter Balkt ouder werk nooit definitief verwerpt. Een heel kras voorbeeld daarvan is de geschiedenis van het gedicht ‘Een ui’. Piet Meeuse citeert het in een uitvoerig essay over Ter Balkts poëzie. In de boekuitgave van dit essay schrijft Meeuse in een voetnoot: ‘Na publicatie van dit stuk in De Revisor liet de dichter mij weten, niet gelukkig te zijn met de keuze van dit gedicht, dat hij inmiddels volledig verwerpt. Maar aangezien het een aantal thema’s bevat die mij karakteristiek lijken voor zijn dichterschap heb ik het hier gehandhaafd. Jaren later heeft Ter Balkt het gedicht opgenomen in In de waterwingebieden.
De omgang met ouder werk zoals deze in de genoemde voorbeelden naar voren komt, is kenmerkend voor Ter Balkt. Zijn werk bevindt zich in een voortdurende staat van verbouw. ‘Under construction’ past op al zijn werk. Arie van den Berg typeerde het heel mooi in een stuk naar aanleiding van de toekenning van de P.C. Hooftprijs in 2003:
‘Frustrerend in zijn oeuvre is de drang om geen gedicht voltooid te laten. In de waterwingebieden omvat zesenveertig jaar poëzie, maar wie de oorspronkelijke versie van afzonderlijke gedichten uit de kast trekt rolt van de ene in de andere verbazing. Als kunstschilder zou Ter Balkt met zijn natte palet uit de vaderlandse musea geweerd moeten worden. Als dichter heeft hij het voorrecht van het laatste woord tot aan het graf. Dat voorrecht neemt hij volop, en ook om die dynamische eigenschap verdient hij de prijs die hem nu is toegekend.’
Een fraaie metafoor, HHtB als de man van het natte palet. Het is misschien ook wel een tic van literatuurwetenschappers en zeker van uitgevers om moeilijk te doen over niet-definitieve versies: bewerkelijk nieuw zet- en opmaakwerk vanwege de acribie van een dichter die eindeloos blijft wijzigen. Al dat gepeuter geeft een hoop stress als het materiaal dringend naar de drukker moet.
De draad van de eeuwige vertelling
Marc Reugebrink vond de necrologie terug die hij over hem schreef in De Morgen (11-03- 2015). Ik citeer een fragment:
‘Op het podium kon hij met zijn stentorstem de planken uit de vloer dichten. Bij pot en pint veegde hij meermalen de tempel van de poëzie schoon. En zelfs zijn werk wilde niet stilliggen: telkens nieuwe versies, verschoven, verdwenen regels, punten, komma’s. Hij was een grote meneer, de zondagnacht overleden dichter Harry ter Balkt, ooit Habakuk II De Balker, zoals hij zichzelf tot 1979 noemde. (…) Verzen ‘in een reuk van rauwheid’ — daar ging het om. (…) Het is een hartstocht die dus zelfs de gedichten die zij oplevert, niet met rust kan laten. Telkens nieuwe versies van oude gedichten, herschikkingen, geschrapte verzen, hernomen verzen. Men heeft weinig aan Ter Balkts verzameld werk alleen (…) men moet de oorspronkelijke bundels erbij lezen. En de bundels waarin hij eerder werk verzamelde. Dit wil, dit mag niet tot rust komen, dit zingen, roepen, fluisteren en ritselen — want dit is wie wij zijn, wat wij zijn, buiten alles wat wij over onszelf denken om. Gelukkig zijn er nog dichters voor wie de draad van de eeuwige vertelling belangrijker is dan alleen het kluwen van ons eigen tijdsgewricht.’
Ten slotte neem ik hier graag het verhaal op dat de Groningse dichter en schrijver Rense Sinkgraven me stuurde. Wie er na dit alles nog niet van doordrongen is dat voor HHtB zijn poëzie een eeuwig work in progress was, tja, die is niet te redden…
Meneer Ter Balkt signeert
‘Meneer Ter Balkt zou u dit willen signeren?’ Ik overviel hem met dit verzoek, dat zag ik en had meteen spijt van mijn overhaaste actie. Altijd bang om het moment te missen. Verlegenheid maakte zich van mij meester. Ter Balkt mompelde dat hij nog erg onder de indruk was van zijn bezoek aan Zandpol en nam de bundel ter hand die hij moest signeren.
Hij sloeg het boek open en begon al snel aandachtig te lezen alsof hij zelf ook benieuwd was naar wat er ging komen. Na de eerste gedichten begon hij wat te bladeren, bleef steken op een pagina, pakte zijn pen en zette er resoluut een kruis door. ‘Da’s niks,’ sprak hij. Hij keek even voor zich en ging weer verder. Even later stopte hij opnieuw, hij bestudeerde het gedicht en schreef er een titel boven. Vervolgens plaatste hij het gedicht tussen aanhalingstekens. ‘Zo’. Hij bladerde door tot hij bij een van de laatste pagina’s was en staarde langdurig naar de bladzijde. ‘Hier was volgens mij ook iets mee maar ik weet het niet meer precies,’ bromde hij. Hij sloeg het boek dicht en gaf het aan mij terug.
Ik aarzelde. ‘Meneer Ter Balkt zou u er nog wat in willen zetten?’ Hij pakte de bundel weer aan. Hij ging naar de titelpagina. ‘Waar zijn we hier?’ vroeg hij. Ik dacht na, waar waren we? Ik vroeg het mijn buurman. ‘Gasselte, we zijn in Gasselte.’ Hij schreef langzaam: ‘Op een regenachtige dag in Gasselte,’. Hij stopte, staarde in de verte en schreef toen een stuk lager op de pagina ‘Harry ter Balkt’ en iets daaronder ’29 september 2007′. Zijn pen ging terug naar de eerste regel ‘Op een regenachtige dag in Gasselte,’. Hij krabde achter zijn oor. Zijn hand ging door het lange haar. Hij boog zich nog wat verder over het papier. ‘Ik weet het niet meer,’ zei hij ineens. Zijn lichaam kwam langzaam omhoog. Hij keek me bijna schuchter aan en glimlachte. ‘Het is mooi zo,’ zei ik.
Op 16 november a.s. wordt voor de derde keer de Ter Balktlezing uitgesproken. Na Marjoleine de Vos (2021) en David van Reybrouck (2023) is het dit jaar Eva Meijer die de lezing verzorgt. In de Mariakapel, Bredestraat 174, Nijmegen.