‘Zijn we niet een leven lang bezig alle levens te leven
die we niet hebben kunnen leiden? Is dat het?’
Een vernuftig debuut, dat is Egelskop van Teddy Tops. Een roman waarin de vrouwelijke verteller de tijd stopzet en terugdraait opdat haar grootmoeders alsnog het leven kunnen leiden dat ze hadden gewenst. Terwijl het eigenlijk betekent dat de verteller zelf niet zou worden geboren.
door Theo Hakkert
De kernzinnen staan op pagina 65, op tweevijfde van Egelskop, de debuutroman van Teddy Tops. De zinnen staan er geïsoleerd. Zijn het de laatste zinnen van hoofdstuk ‘Minuut drie’ of is het een solitaire samenvatting van waar het in Egelskop om draait. Er staat:
‘Zijn we niet een leven lang bezig alle levens te leven die we niet hebben kunnen leiden? Is dat het?’
Het is een vernuftige roman. Alle nadruk lijkt te liggen op de levens van de twee grootmoeders van de naamloze verteller. Onthoud dit: ze zijn grootmoeders.
Ze heten Jo en Levi. De tijd: jaren vijftig, de oorlog is nog maar amper weg. Jo stamt uit Drenthe, maar ze verhuist met haar familie – ze is de jongste van dertien kinderen – naar Eindhoven. Weg uit de plaggen, grofweg gezegd, en op naar Philips om daar te werken in de fabriek – op zich al vooruitgang. Een lampenmeisje.
Gloeilampen, terwijl Levi, een Joodse vrouw uit Amsterdam zoekt naar een ander soort licht, in de spotlights. Uit de duisternis van de onderduik – op een oorlogsdag werd ze niet opgehaald van het schoolplein – wil ze de aandacht op zich gericht weten. Dansen wil ze, en dan opvallen. Wedstrijden winnen. Zich laven aan het licht. Nog een lampenmeisje.
Prima, maar er is een derde verhaallijn, een lijn die wat ondergeschikt lijkt, maar dat dus niet is. Het zegt al genoeg dat de romantitel, Egelskop, juist met die derde lijn te maken heeft. De ouders van de verteller, die dus geen naam krijgt, zijn verongelukt toen deze dochter vier was. Het meisje zat ook in de auto en zij kon als enige worden gered.
Al vroeg in de roman staat ze te kijken naar het water. ‘Ik sta op een brug, staar naar mezelf in het water onder mij, en zie keer op keer hoe ze verdwijnen. Ik zie mijn ouders verdrinken, in al het water dat ik tegenkom.’
In het water groeit egelskop, een plant met vrouwelijke en mannelijke bloemetjes. De voorzichtige queerlijn verderop begint hier.
Alles wat ze weet over de ouders is haar verteld of heeft ze zelf moeten bedenken, een kind van vier onthoudt het niet, mogelijk alleen het trauma. De verteller was een dikke baby. ‘Dat beeld van mijn ouders bij mijn geboorte is mijn eerste herinnering.’ Niet dus, het is inbeelding, verbeelding en aangereikte verhalen.
De derde lijn in de roman bestaat uit korte hoofdstukken waarin het ongeluk en de verdrinkingsdood wordt beschreven. Bijvoorbeeld in Minuut vier: ‘In de vierde minuut raakt het bloed vermengd met water, en er komt kalium vrij. Nieren falen, de drenkeling wordt misselijk, krijgt spierverkrampingen, en is duizelig.’
Tot zover de nare feiten, waarna de verteller moeiteloos doorschakelt naar haar verbeelding: ‘Ik heb me mama’s lach voorgesteld, ik heb haar ogen voor me gezien, soms met tranen, ik heb haar troost, haar schoot, haar schreeuwen geprobeerd te vangen. Ik was achteraf zo bang het te verliezen.’
Terug naar Levi en Jo. We hebben onthouden dat ze grootmoeders waren. Van de verteller, die geen naam krijgt, maar rond ‘Minuut zeven’ ingrijpt in het verhaal. Ze zet het stop. Wat volgt is een majeure ingreep. Jo krijgt een miskraam, Levi pakt zelf de breinaald. Zo laat de verteller haar moeder niet geboren worden, en zichzelf niet, opdat de grootmoeders het andere, zo gewenste leven alsnog kunnen gaan leiden. ‘Ik draai het terug, gum alles weg wat na mijn ouders kwam, ik gum weg wat ik niet mee zal maken.’ Vandaar dus dat ze zelf geen naam heeft, want die heeft ze niet gekregen, omdat ze niet is geboren.
Wat volgt is een opsomming van alle, vooral technische vooruitgang in de jaren daarna: fatbikes, gasboring in Groningen, Tamagotchi’s. De mogelijkheden worden groter en groter, al zijn er ook rampen als Elon Musk en Covid. Veel belangrijker is dat Levi en Jo elkaar ontmoeten en dat ze kunnen doen wat ze al die tijd wilden. Dansen, Levi wordt een groot, internationaal kampioen. Jo gaat de politiek in.
Terug naar de kernzin. Ze gaan de levens leven die, ze als de verteller niet had ingegrepen, niet hadden kunnen leiden. ’Is dat het?’ Dat is het. En het is goed, een debuut dat er zijn mag, hoe geforceerd die majeure ingreep ook aanvoelt. Het is wat fictie vermag.
Teddy Tops: Egelskop. 158 p’s. Nijgh & Van Ditmar.