Observeren, en bedenken wat de achtergrond van een kunstwerk zou kunnen zijn en dat vervatten in schitterende verhalen. Sacha Bronwasser wijst in de bundel De lotgevallen ook nog eens op de hechte band tussen kunst en maatschappij.

Het is een beetje oneerbiedig om het bij De lotgevallen van Sacha Bronwasser te hebben over opstellen. Dus vergeet dit, laat ik anders beginnen.

Wat ik me van de scheikundelessen herinner, of althans het eerste dat mij te binnen schiet als het over deze lessen gaat, is de opdracht om een brandende kaars te observeren. Kijk ernaar en schrijf op wat je opvalt. Dat was de opdracht. In een andere klas was iemand tot meer dan honderd observaties gekomen, zei de docente erbij. Als prikkel.

Dat de kaars korter werd door het branden van de lont, dat de lont verkleurde, dat de kaars rechtop stond. Hoe kwam je in vredesnaam aan honderd? Dat de kaars ruimte innam, ik geloof niet dat iemand dat opschreef.

Een goede les, ook voor niet-chemici.

Sacha Bronwasser observeert goed. Kijken en er dan over schrijven, na eerst te hebben nagedacht, ook dat, staat aan de basis van haar schrijverschap. Vorig jaar ging op het nippertje de Libris Literatuur Prijs aan haar neus voorbij. Luister, haar ingenieuze, tweede roman legde het net af tegen de fabulerende kracht van Rob van Essen.

Luister. Ook dat is een vorm van observeren.

Ze komt niet meteen weer met een volgende roman, maar met een verhalenbundel. De lotgevallen. Het mooist vormgegeven boek, categorie fictie, van dit jaar – dit is alvast een prijs (vormgever is Roald Triebels) en wat mij betreft ook de gedoodverfde winnaar van de J.M.A. Biesheuvelprijs voor de beste verhalenbundel. Al gaat het natuurlijk niet om de prijzen, hoor je daar dan aan toe te voegen.

Waarom ik een beetje oneerbiedig toch over opstellen begon ligt aan de opzet van de bundel. Elk verhaal is geïnspireerd op een kunstwerk; Sacha Bronwasser is kunsthistoricus en ze publiceert over beeldende kunst. De kunstwerken – beelden, schilderijen, voorwerpen – zijn afgebeeld. In veel gevallen schrijft ze ernaar toe en staat het werk achter de laatste komma: het ging om dit beeld of schilderij. Bij een aantal verhalen staat de afbeelding halverwege de tekst, een enkele keer gaat ‘ie eraan vooraf. Wat mij deed terugdenken aan een andere schoolopdracht: Jongens en meisjes, vanmorgen maken we een opstel. Kijk naar het plaatje en bedenk wat de achtergrond is, wat het verhaal is bij het plaatje. Beschouw het als een vrije opdracht, schrijf wat in je hoofd opkomt bij deze afbeelding.

In veel gevallen kwam er dan een plichtmatig verhaaltje met daarin de beschrijving van wat zichtbaar was. Sacha Bronwasser zou de docent van zijn of haar stoel hebben doen vallen. Tien met een griffel, een kus van de juf (toen dat nog mocht) en een plakplaatje in haar schrift.
Plus een extra pluim voor zinnen als: ‘Even langs de branding lopen dan maar, hij ziet zichzelf lopen als op een foute lp-hoes’.

Wat zij in De lotgevallen doet is kunst de rechtmatige plek in de samenleving geven, en daarmee in de werkelijkheid. Aan de hand van fictieve verhalen; het zijn geen essays over de kunstwerken, zeker niet. Het gaat om bekende werken, zoals Het melkmeisje van Vermeer, maar ook de eerste foto met een mens erop, en een begroeide gevel.

In de buitenruimtes kunnen we achteloos langs alweer het volgende non-descripte beeld lopen, maar we kunnen er ook naar kijken en bedenken waarom het beeld er staat en waarom het er zo uitziet.

Neem ‘De vlecht’ van Kalliopi Lemos, dat sinds 2020 aan de Westersingel in Rotterdam staat. En ook echt staat. De vlecht hangt niet. Een vlecht van ook nog eens 6,5 meter hoog. Hoezo, wat, waarom?

Bronwasser heeft er naar staan kijken, een beetje zoals wij toen keken naar een brandende kaars, en heeft gefantaseerd voor wie dit pregnante beeld van grote betekenis zou kunnen zijn. Het beeld heeft, naast een intrinsieke, een symbolische waarde. Het verhaal ‘Afspraak’, dat ‘De vlecht’ een blijvende achtergrond geeft – je kunt er niet meer niet aan denken zodra je het verhaal hebt gelezen – is het meest aangrijpende uit de bundel. Geen spoilers, maar de schrijfster maakt duidelijk waar voor de vlecht voor staat voor de kleine Hadi, een jonge vluchteling.

Tegelijkertijd plaatst Bronwasser dit verhaal midden in de populistisch politieke tijd van nu. Hoe met beelden, met kunst, wordt omgegaan, en dat ook nog eens in verband gebracht met de situatie van vluchtelingen in Nederland – scherp!

Zo zit er aan vrijwel elk verhaal wel een actueel randje dat lekker schuurt. Kunst om de kunst, prima, maar er is vrijwel altijd ook een maatschappelijke component. Een kwestie, ook dit, van observeren en willen zien. Mooi hoe Bronwasser dit duidelijk maakt.

Schurend zijn ook de verhalen die in een toekomst lijken te spelen of althans een welhaast science-fictionachtige sfeer hebben. Zoals ‘Eén’, dat in een totalitaire staat speelt en waarin Kara een vrijwel onmogelijke opdracht krijgt: bedenken, of op basis van onderzoek deduceren, welk voorwerp ze voorgeschoteld heeft gekregen. Haar levensgeluk hangt ervan af. De lezer weet meer dan zij en lijdt alvast met haar mee. Want wie zou in de toekomst kunnen bedenken wat de functie was van een zeelepel als we dat nu zelfs al niet meer weten, zo we een zeelepel überhaupt herkennen? Dat we alleen al denken in termen van functie, terwijl het om kunst zou kunnen gaan – we zetten onszelf op het verkeerde been.

Ook ‘Eén’ is een steengoed verhaal, niet in de laatste plaats om het meta-spel dat Bronwasser hier speelt. Kara doet precies dat wat de schrijfster ook doet: kijken, bedenken, fantaseren en dan de bevindingen opschrijven. Het is niet onmogelijk dat Kara tot de juiste beschrijving komt, zo die bestaat, maar het is te hopen dat ze het talent van Sacha Bronwasser heeft.

Sacha Bronwasser: De lotgevallen. Ambo Anthos.

Foto Wim Hoppenbrouwer