Het is hoog spel wat Bert Natter speelt in de roman Aan het einde van de oorlog, maar dat is nou precies wat je van literatuur mag verwachten. Treed binnen in een concentratie- en vernietigingskamp waar onder het vergassen de voorbereidingen voor de viering van Hitlers verjaardag gewoon doorgaan.
Weer een roman waar een namenlijst aan vooraf gaat, en een plattegrond. Veel terugbladeren dus. Het is een trend. Kan de auteur zijn personages niet zo diepgaand schetsen dat de lezer ze zo wel onthoudt? En die plek, moet die zo precies? Vaak wel.
Bert Natter (1968) gaat eenendertig personages opvoeren. Hij heeft ze alfabetisch gerangschikt op voornaam en hun leeftijd is die van 20 april 1945. Het is op die dag dat Aan het einde van de oorlog speelt. In een concentratiekamp in Duitsland op de verjaardag van Adolf Hitler. Is het een fictief kamp, het zou kunnen. De aanwezigheid van een meer dicht tegen het kamp aan zou er op kunnen duiden dat het om Ravensbrück gaat, het vrouwenkamp, waar naast 130.000 vrouwen ook 20.000 mannen werden ondergebracht – wat verklaart waarom er ook mannelijke gevangenen in de lijst van 31 voorkomen.
Op de dag van de verjaardag van Hitler komt alles samen. Achter de oostelijke horizon is de opmars van het Russische leger te horen; in het kamp wordt nog altijd, maar niet meer door iedereen, vastgehouden aan de nazi-ideologie, die onder meer verlangt dat de verjaardag van de Führer wordt gevierd.
In ieder geval wil Karl Zehlendorf (40) dat het concert van deze avond doorgaat. Hij is plaatsvervangend kampcommandant, maar in een eerder leven was hij een gemankeerd concertpianist. Hier kan hij de schijn ophouden dat hij als pianist iets voorstelt, maar Natter laat tussen de regels door doorschemeren dat Zehlendorf als musicus geen potten heeft kunnen breken.
Zehlendorf wordt van de 31 personages die een soort van gezicht krijgen – er zijn vele, vele anonieme ‘bewoners’ in het kamp – zo ongeveer de hoofdrolspeler. Hij woont met zijn vrouw Christine net buiten het kamp. Zij heeft ambitie en weet zich als het ware in de val gelokt door haar man, die met deze positie in de periferie van het Derde Rijk is afgescheept – en zij moest mee.
Zehlendorf is een klassieke nazi. Een schoft van de buitencategorie die categorisch bijhoudt hoe en hoeveel Joden en andere slachtoffer de dood injaagt, zijn secretaresse misbruikt en ondertussen dweept met de hogere Duitse cultuur – een verschrikkelijke man, deze SS-Obersturmführer. Je gunt hem zijn lot.
Zijn vrouw en hij hebben twee zoons, Reinhard (15) en Ernst (11). Aan het begin worden ze door tal van personages gezien terwijl ze vissen in het meer. Wat ze eigenlijk niet mogen, maar het is in het kamp en daarbuiten al lang zo dat weinigen zich nog bekommeren om de ander en je nergens mee bemoeien is sowieso verstandig. Nooit de aandacht op je vestigen.
De jongens maken ruzie en op enig moment is Ernst verdwenen. Hem gun je zijn lot dan weer niet, een jongen van 11, maar zijn vader lijdt daardoor des te meer – en zo wordt de lezer tussen de polen van goed en kwaad heen en weer geslingerd.
Voor zijn ouders is Ernst zoek, maar de lezer kan hem wel volgen, want Natter geeft ieder van de personages telkens een kort moment. Wat er in en om het kamp gebeurt – in het kantoor van Zehlendorf, in de trein met vrouwen (die aankomt of vertrekt?), in de gaskamer die klaar wordt gemaakt, bij de dwangarbeid, bij het kappersbezoek van mevrouw Zehlendorf – krijgt de lezer in fragmenten in chronologische volgorde te lezen.
En dat is het hoog spel van Bert Natter. Dit is een roman welhaast in real time. Enigszins te vergelijken met de tv-serie 24, die in 24 uur tijd in 24 afleveringen van een uur, het verhaal vertelde. Niet dat Natter hier precies uur en minuut aangeeft, zoals in 24, maar wel geeft hij regelmatig aan hoe laat het ongeveer is. Ernst en Reinhard moeten op een vast moment thuis zijn voor het eten, het concert heeft een aanvangsuur.
Het hoog spel is dat je als lezer aan het begin de indruk krijgt dat het wel een beetje meevalt in het kamp. Vissende jongens, een vrouw die naar de kapper gaat, haar chauffeur die een oogje op haar heeft, een oude Jood die een saxofoon meezeult en zelfs buiten het kamp geraakt. Maar het is precies deze manier van schrijven die de lezer de handeling in zuigt. Het is eerst zo op deze kleine luiden gericht, met ieder hun strijd, dat wel, maar de duizenden gevangenen blijven buiten beeld, wat dat beeld vertekent. Totdat de focus zich verlegt naar een groep die richting de gaskamer gaat, vrouwen. Met één iemand die daar niet tussen hoort.
Tegen die tijd heeft Natter de lezer al volledig in zijn greep. Het uitstellen heeft gewerkt. De minutieuze beschrijving van wat kort voor en tijdens het vergassen gebeurt, wat er in de hoofden van de slachtoffers omgaat, doet de adem ook bij de lezer stokken.
Aan het eind is van de 31 de helft niet meer in leven. Om nog te zwijgen over de anonieme slachtoffers.
‘Aan het einde van de oorlog’. Dat je toch heel even denkt: het is voorbij. Nou, nee dus. 634 pagina’s. Een lezer die het 24 uur weet vol te houden, kan deze gruwel, in het juiste tempo, real time tot zich nemen. Wat een boek! Dit is wat literatuur vermag.
Bert Natter: Aan het einde van de oorlog. Thomas Rap.