Eerst waren het de vissen, nu een reebok. In de wereld van Ota Pavel spelen dieren een belangrijke rol, toch zijn het de verhalen rond zijn vader die in het tweede deel van zijn jeugdherinneringen alle aandacht opeisen.
In De Groene citeert Marian Donner de ‘misschien wel populairste, nog levende filosoof ter wereld’ Byung-Chul Han: ‘Een verhaal dat de wereld verandert, dat de wereld opent, wordt niet willekeurig door een individuele persoon in de wereld gebracht’.
Ze voegt er zelf deze uitleg aan toe: ‘Een verhaal is de uitdrukking van de stemming van een tijd’ – het citaat gaat nog verder.
Zou dit (ook) kunnen slaan op de verhalen van Ota Pavel (1930 – 1973), de Tsjechische schrijver van wie nu Hoe een reebok ons leven redde is verschenen? Eerder verscheen van Pavel Hoe ik de vissen ontmoette, met soortgelijke jeugdherinneringen.
De uitdrukking van de stemming van een tijd zijn de verhalen zeker. Het zijn moeilijke jaren voor de familie Popper (de echte naam). De jaren veertig. Het is behelpen – en dit is nog een understatement. Maar het zijn ook jaren van levensdrift – een begrip dat Han en Donner zetten tegenover de kapitalistische doodsdrift van nu.
Levensdrift, aangevuld met een gevoel voor humor, waarin leedvermaak een smakelijk ingrediënt is, kenmerkt de verhalen van Pavel. Het zijn jeugdherinneringen, zo staat er, maar memoires in strikte zin van het woord zijn het niet. ‘Met fictieve middelen’, heet dat tegenwoordig, schetst hij het leven in de jaren 40 in een Joods gezin.
Het is sappelen en dan kan een geschoten reebok voor langere tijd magen vullen. Alleen is het streng verboden om op reebokken te jagen, de Duitsers zijn ongenadig. Maar vader Popper moet en zal en hij waagt het erop. Op slinkse wijze slaagt hij in zijn opzet: hoe een reebok ons leven redde.
Ongenadig – maar liefdevol – is ook zijn zoon. Wie lacht niet die de mens beziet, ook als dat de vader is. Een vader die zich ontpopt als de beste verkoper van stofzuigers, wereldwijd. ‘Zo verkocht hij stofzuigers aan boeren in Nesuchynè waar ze nog geen stroom hadden.’
Zijn onweerstaanbare charme probeert hij ook uit op de vrouw van de algemeen directeur van de firma Elektrolux Irma Korálek, ‘voor een joodse vrouw had ze ongewoon blond haar en blauwe ogen, verder een welgevormde boezem die oprees onder bevallige stoffen als atlas of shantoeng, en stevige ronde billen. De sierlijkheid van haar figuur wedijverde met de merries uit de stal van haar echtgenoot en haar gezicht straalde de bezielde eruditie uit waar mijn vader het meest werd door geïmponeerd, want zelf wist hij niet eens wanneer je in de simpelste woorden een lange of korte ei moest schrijven, omdat hij op prille leeftijd van school was gestuurd vanwege een reeks streken die hij had uitgehaald en uiteindelijk omdat hij een volle inktpot naar meneer Lukes, de klassenleraar, had gegooid’.
Ook aan de leraar wist vader later een stofzuiger te verkopen, daar niet van.
Niet alleen de zoon, die hier als verteller optreedt, maar ook zijn echtgenote beziet het tafereel met een glimlach. Vader slooft zich uit, maar Irma is veel te hoog gegrepen, daar hoeft de echtgenote geen rivale in te zien. Het is deze trage-komische toon die de verhalen van Pavel zo onweerstaanbaar maken.
Het Joods-zijn van de familie wordt niet benadrukt of extra aangezet. Ze zijn het zoals anderen zich thuisvoelen in hún religie. Maar het speelt natuurlijk wel. In het voorlaatste van de negen verhalen keren de ouders terug uit het concentratiekamp, het staat er doodgemoedereerd. Vader, lenig in zijn opvattingen, leest de tijd zo goed mogelijk en sluit zich aan bij de communisten. ‘Vader geloofde ook dat nu de juiste mensen waren gekomen die anderen niet zouden opdelen in witte en niet-witte mensen, in Joden en niet-joden.’
Het is deze historische onderlaag die de verhalen van Pavel een diepgang geeft die ze ver uittillen boven de grappig-anekdotische bovenlaag. Verhalen die de wereld openen, niet willekeurig door een individuele persoon, maar door een groot schrijver.
Ota Pavel: Hoe een reebok ons leven redde.
Vertaling: Edgar de Bruin. 125 p’s. Koppernik.