Wel gelezen, maar geen tijd gehad voor een bespreking. Of pas later aan toegekomen. Een eindejaarsselectie van wat om welke reden dan ook is blijven liggen.
4. Jonas Eika: Na de zon
Verhalen, teksten, tot hele romans aan toe zijn er waar geen alinea’s in voorkomen. Nergens heeft de auteur een keer op Enter gedrukt. Omdat alles een bedoeling heeft, moest het zo. Soms komt het voor in krantenkolommen. Daar vind ik het onuitstaanbaar. Toen ik columns schreef en zelf een hand had in de opmaak – een tijdlang kon ik ‘tikken in de vorm op de pagina’ – zorgde ik altijd voor alinea’s. Dat maakte het behapbaar. Een column zonder alinea’s is als rauw gehakt dat zo uit de molen komt stuwen.
Bij grote auteurs als Thomas Bernhard en László Krasznahorkai zijn in diverse boeken geen alinea’s te vinden. Daar heb ik dat beeld van de gehaktmolen dan weer niet bij. Hier heeft het een functie. De schrijver gun de tekst geen rust, wat verteld moet worden kan niet worden onderbroken, het is een lange gedachtegang die door moet gaan. Alles wat gebeurt en/of gedacht vindt geen moment rust.
Even wennen, maar eenmaal in de stroom hoeft voor de lezer die alinea na een tijdje niet meer. Toen halverwege Thomas Bernhard’s magnum opus Auslöschung (uit 1986) een nieuw hoofdstuk begon was dat even een schok, maar ook dat tweede deel was één lange tekst van 340 pagina’s. Prima. (Bovendien had ik het kunnen weten, want het eerste hoofdstuk heeft een titel en waarom zou een schrijver een titel geven aan een eerste hoofdstuk als er geen tweede hoofdstuk komt? Enfin.)
Ik kom hierop door de verhalenbundel Na de zon van de Deense schrijver Jonas Eika. Het eerste van de vijf verhalen, Alvin, eindigt na ruim dertig pagina’s zonder dat er onderweg een onderbreking is geweest. Het begint wel en het eindigt wel; ik bedoel: niet dat je als lezer denkt dat de auteur – weer een associatie met vlees – je een stuk worst heeft voorgezet dat hij uit een langere worst heeft gesneden. Geen salamitactiek.
Wel past het. Alvin is een koortsachtig verhaal dat dromen in en uit schiet. De verteller komt in ‘een koortsroes’ per vliegtuig aan in Kopenhagen na ‘een uitermate fictieve vliegtocht’. Wat dat laatste is, legt hij uit, maar de koorts blijft en dat rechtvaardigt de stroom van het verhaal. De verteller ontmoet Alvin op straat en die biedt hem onderdak aan. Handig, want het onderdak waar hij naar op weg was – een bank nog wel – is zojuist geïmplodeerd. Handig is ook Alvin zelf, hij weet alles van derivaten. Samen beginnen ze een handeltje in Alvin’s kleine kamer, waar een homo-erotische sfeer ontstaat.
Die hallucinerende sfeer hangt ook, maar dan dikker, in het tweede en mooiste verhaal in Na de zon: Bad Mexican dog. Over ‘een vijftien jaar oude, tengere jongen met bruin haar en groene ogen’, zoals de verteller vertelt. Hij weet een baantje te bemachtigen op een strand bij Cancún in Mexico. Zijn taak is toeristen behagen. Ze flink laten betalen voor diensten, van het beschikbaar stellen van een strandstoel tot het likken van hun tenen en nog zo het een en ander.
De koortsroes van Alvin hangt ook boven dit strand, waar het verhaal steeds gekker en onwaarschijnlijker wordt. De vitaliteit onder de beach boys houdt gelijke tred met hun animositeit. Het is een rauwe ruwe wereld. Een van hen wordt doodgeslagen door een cliënt, maar na een ritueel komt hij weer tot leven – of is dat alleen in de geest van de jonge verteller? Een macaber ritueel trouwens. De boys spietsen zich anaal vast op de basis van een zonnescherm. Ja, luguber. Knap hoe Eika dit in wezen nare beeld zo weet op te schrijven dat het luchtig blijft, vol levensvreugde zelfs. Hij presenteert het alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Net zoals een kort moment van wederzijds masturberen tussen hem en Immanuel even in een langere alinea wordt genoemd.
Alinea? Zeker. In de andere vier verhalen komen alinea’s voor. Daar kan de stroom van de koorts heus even tot rust komen.
Ook het laatste verhaal heet Bad Mexican Dog. Hier veranderen de beach boys langzaam in waterdieren. Eika aarzelt niet om herhaaldelijk de grens van de werkelijkheid over te steken, daarbij beïnvloed, schrijft hij achterin, door schrijvers als onder anderen William Burroughs, Roberto Bolaño, Clarice Lispector en de apostel Paulus.
Zijn gebruik van kleuren is fraai. In de laatste alinea van het boek gaat het van donkerder blauw via zwart, roodachtig, blauw, geel naar zacht oranje in de zwarte morgen.
Een bundel vol bravoure. Schrijflust.
Jonas Eika: Na de zon. Vertaling Michal van Zelm. 173 p’s. Koppernik.