Het heet een cultboek te zijn en dat is begrijpelijk. Hoekpijlers van Henri Michaux is zo’n kleinood dat je met je meedraagt. In je achterzak of binnenzak. In je linkerhand. In de bovenzak van je spijkerjasje. Op al deze plekken beduimeld.

Sommige boekjes overkomt of veroorzaken dat, roepen het over zichzelf af. Wie is nog van de generatie Het rode boekje voor scholieren dat schielijk van hand tot hand ging of in schooltassen werd gedropt? Of idem dito met Mao’s Rode Boekje.

Hoekpijlers, ’een vademecum voor troebele tijden’, beweert de binnenflap van de vertaling door Rokus Hofstede – en wanneer waren de tijden laatstelijk niet troebel?

Hoekpijlers is, Hofstede’s uitstekende nawoord niet meegerekend, 96 pagina’s en dus hebben we hier te maken met het ware Boekenweekgeschenk, dat ook altijd die omvang heeft. Nee, gratis is het niet, maar je doet er wel je voordeel mee.

Het is een verzameling observaties, gedachten, zeer korte verhalen, epigrammen, aforismen en andere leefregels. Henri Michaux (1899-1984, Belg die Fransman werd, matroos, schilder, schrijver, reiziger) publiceerde dit boekje – ik hou niet van verkleinwoorden, maar dit is bij uitzondering juist bedoeld als compliment – in 1981. Het is opgepikt en meedragen, het is doorgegeven – hier, lees dit eens. De toon is namelijk subversief en dat prikkelt. Het is een pleidooi voor een leven naar eigen inzichten, maar toch zou je het willen delen omdat het, ook door alle tegenstrijdigheden en ongerijmdheden die het bevat, iets over jou zegt wat je zelf amper snapt maar waarvan je wilt dat een ander het ook leest en er zich in herkent of door laat meeslepen.

Het is geen zelfhulpboekje van hoe het leven geleefd dient te worden, tenzij je vindt dat dit onder zelfhulp valt: durf te falen, wantrouwen je eigen wantrouwen, het is niet erg een mislukkeling te zijn; dan ben je wel jezelf. Heb lak.

Sommige ‘regels’ zijn niet te begrijpen, maar ze fascineren wel, want er wordt iets bedoeld, maar de bedoeling is niet duidelijk. Nog eens lezen, waarom begrijp ik dit niet?

‘Juist wanneer je ronddraaft, word je meer dan ooit geparasiteerd’.

Hoe klein van omvang ook, Hoekpijlers bestaat uit vijf delen. Meteen op de eerste pagina is de aanzet scherp, met echte aanwijzingen. Als het ware voel je de uitroeptekens en de geheven vinger.

‘Wees niet te leergierig.
Een heel leven volstaat niet om af te leren wat je je argeloos, gedwee, hebt laten aanpraten – onnozelaar! – zonder aan de gevolgen te denken.’

En – eentje overslaan, de neiging te citeren is al zo groot:

‘Hou je slechte geheugen. Je hebt het niet voor niets mag je aannemen.’

Verderop worden veel teksten langer, zoals gezegd ‘zeer korte verhalen’, maar dat wil niet zeggen dat het daarmee begrijpelijker wordt. Dromen, hermetische stukken, onnavolgbare redeneringen. Het gaat over talen, muziek, dieren, maar wat overal doorheen en achter klinkt, is het idee van een radicaal individualisme. Conformeer je niet, sta niet stil. Hoed je voor de opdringerige medemensen en hun façades. 

‘Verkondig je doelen niet. Zelfs en vooral niet als je ze voor je ziet of meent te zien. Van meet af aan, terughoudend zijn!’ Hier staat dat uitroepteken echt.

Deel V is een gedicht over tijd, over seconden die voorbijgaan. Het volgt op een heel sterk eind van deel IV. Met dit als uitsmijter, een les, een imperatief:

‘Wanneer je wordt getroffen door een idee van buitenaf, stel jezelf dan de vraag, los van het ontluikende aanzien ervan: welk lichaam zit daaronder, welk lichaam heeft daaronder geleefd?
Waar word ik door dat idee mee opgezadeld?
Wat wordt mij erdoor afgepakt?
Maar leer ook , in de loop van je leven, je wantrouwen wantrouwen, leer je blokkades kennen.’

Aan citeerlust verwant is de neiging om delen uit het hoofd te leren. Niet uitgesloten mag worden dat lezers van Hoekpijlers elkaar gaan herkennen bij het terloops uitwisselen van Michaux’ levenslessen.

Henri Michaux: Hoekpijlers. Vertaling door Rokus Hofstede van Poteaux d’angle en een nawoord van hem. 104 p’s. Uitgegeven door Koppernik.

Foto: Carole Raddato