In dit interview uit 2004 zegt Margo Minco: ,,Misschien doen ze dat later nog eens. Al mijn boeken in één band. Maar dat zal ik zelf wel niet meer meemaken.” Op Goede Vrijdag verscheen haar Verzameld Werk.

In de krant zag ze een tijd geleden een man die zijn stationwagen had verbouwd. ,,Hij had een kast ontworpen en getimmerd die precies achter in de auto paste. Een kast met allemaal laatjes. Dat herkende ik. Dat is de grote kast in je hoofd met al die laatjes, dacht ik. Het hoofd is een kast met dingetjes die je meeneemt. Herinneringen en belevenissen. Je weet dat alles er is, maar sommige laden wil je nog even niet inkijken. Die gaan dan ook moeilijk open. Ze klemmen. Dan moet je die later nog maar eens proberen te openen.”

Marga Minco (1920-2023) kan eindeloos met verhalen rondlopen. Het hoofd vol herinneringen en belevenissen, zoals ze het uitdrukt bij de thee in de erker van haar huis in Amsterdam-Oost. ,,Ik ben helemaal niet gek op interviews. Ik heb een boek geschreven. Dan is het af. De rest is nakaarten. Maar het is geen ramp, hoor, dat u hier zit.”
Liever denkt ze lang na over onderwerpen. ,,Vandaar dat ik ook lang over een boek doe. Ik loop lang rond met een idee voor een verhaal en denk enige tijd na voor ik het ga schrijven.”

Acht jaar geleden publiceerde ze de verhalenbundel Nagelaten dagen. De titel suggereerde opruiming. Nagelaten: dat wat er nog was, en dat moest het dan ook zijn. Des te verrassender dat ze recent met een prachtige bundel vitale verhalen op de proppen kwam. Bij een andere uitgeverij bovendien. Al haar werk was tot dan toe verschenen bij Bert Bakker, maar Storing kwam uit bij De Bezige Bij. Nieuw elan, een tweede jeugd op haar 84e.

 ,,Het beviel me niet zo bij de uitgeverij de laatste tijd. Al die wisselingen. Ik kende bijna niemand meer. Het was een beetje aan het verslappen. Ik dacht: ik wil wel eens iets leuks op mijn oude dag. Dat had ik niet meer ondervonden daar. Heb ik nog even geaarzeld tussen Querido en De Bezige Bij. Ik ken ze goed bij Querido. Ik vind het een mooie uitgeverij, maar ik heb bij De Bij al eens een kinderboek gepubliceerd. Mijn man zat er. (Wijlen Bert Voeten – red.) Daardoor had ik altijd al te maken met De Bij.”

‘Dertien is zo’n prettig getal’

De redacteur van de uitgeverij heeft het laatste verhaal in Storing letterlijk onder haar pen weg moeten trekken, vertelt ze. ,,Ik had elf verhalen geschreven. Ze werden al gezet. De redacteur kwam het verhaal hier nog gauw ophalen. Eigenlijk wou ik er dertien, omdat ik dat zo’n prettig getal vind. Maar dat is er niet van gekomen.” Kan nog, toch? ,,Ik zal wel zien.”

,,De verhalen zijn niet afgedrukt in de volgorde van ontstaan, maar het laatste is wel ook het laatste verhaal dat ik geschreven heb. Ik had er elf af en zat nog wat in mijn oude aantekeningen te kijken. Toen vond ik een herinnering aan mijn zusje. Dat ze in een straat liep en dat er een Duitse vrouw in uniform op haar afkwam. Ik was het totaal vergeten. Een aantekening van twintig jaar geleden moest me eraan herinneren. Dus het heeft zin nog eens in je oude cahiers te kijken. Dat kwam op me af. Een vondst! Ik zag het ineens weer voor me. Toen wist ik ook meteen precies hoe ik het wilde schrijven. Ik heb dat verhaal met veel intensiteit en geïnspireerd kunnen schrijven.”

Eenmaal beschreven, worden die gebeurtenissen jouw werkelijkheid

Maakte ze zich dan geen verwijten dat ze die episode vergeten was? Nota bene haar zuster Bettie, die in zo veel verhalen van Marga Minco voorkomt. Haar zuster die in 1942, kort na haar huwelijk, werd opgepakt en gedeporteerd. Na de bevrijding zou blijken dat van de joodse familie Minco alleen Marga en de broer van haar vader de oorlog hadden overleefd.
,,Verwijten? Nou en of! Ik had het zelfs weggedrukt. Terwijl ik me toch veel details uit die periode goed kan herinneren. Ik heb daar al behoorlijk veel over geschreven. Als ik ze eenmaal beschreven heb, worden die gebeurtenissen jouw werkelijkheid. Dit voorval was ik kwijt. Ik heb het weer tevoorschijn kunnen halen. Ik kon het goed gebruiken.”

Dat laatste verhaal in de nieuwe bundel, “Een brief posten”, is ook om andere redenen bijzonder. In de tweede druk van het boek zullen de laatste vier woorden van de laatste zin zijn geschrapt.
‘De laatste kaart van mijn zusje, waarop ze met haastig neergekrabbelde woorden schreef dat ze het goed maakte, heeft ze niet kunnen posten. Ze moet de kaart nog voor de grens uit de trein hebben geworpen toen ze werd weggevoerd.’
,,De punt staat straks achter “geworpen”. Vond ik sterker.”

In het verhaal beschrijft ze ook hoe haar zusje bijna was verdronken in de Dinkel. De vraag of dat een authentieke herinnering is, beantwoordt ze met de wedervraag of het verhaal daarmee beter zou zijn – nee.
,,Het is echt gebeurd,” zegt ze. ,,Het is echt gebeurd dat mijn zusje daar bijna verdronk. Wat ik er omheen heb geschreven, zit in de verbeelding. Maar die scène in het water is waar.”

Typisch zo’n voorbeeld van een laatje in de kast met herinneringen. Pas toen ze jaren later terugging naar de bocht in de Dinkel schoof de lade open. “Toen stond dat bord daar.” Op de plek waar haar zusje bijna was verdronken: een bord met de mededeling “Pas op uw kinderen! Stroomversnelling”.

‘Herinneringen moeten zich eerst sublimeren’

 “Toen was het opeens een verhaal. Toen pas. Al ging ik natuurlijk wel met opzet terug. Ik wilde de plek echt bewust terugzien. Ik heb van alles in mijn hoofd wat zich opdringt en weer wijkt. Op een gegeven moment komt veel terug. Deze herinnering ook. Herinneringen moeten zich eerst sublimeren. Ik heb nooit heet van de naald kunnen schrijven. Het moet bezinken. Het is geen verslag, je moet er een verhaal van maken. Pas jaren later ga ik erover schrijven. Er zijn altijd verschillende versies. Zes, zeven versies wel. Ik herschrijf veel en als ik er iets aan wil veranderen moet ik het steeds weer overtikken.”

 Literatuurhistorici wordt aangeraden de volgende zinnen over te slaan. “De oude versies bewaar ik heel lang. Pas toen dit boek helemaal klaar was, heb ik ze weggedaan. Verscheurd. Vroeger mocht dat van mijn man niet. Ik moest van hem al die versies bewaren. Voor mijn gevoel is de laatste versie dus altijd de beste. Zo wil ik het hebben. Dan tik ik het nog een keer over.”

De naam Marga Minco zal tot in lengte van eeuwen verbonden blijven aan haar eerste boek. Noem haar naam en het hele gezelschap roept Het bittere kruid. Haar kleine kroniek over een joods gezin in de Tweede Wereldoorlog was bij verschijnen reeds een klassieker. Honderdduizenden exemplaren verkocht, vertalingen in twintig landen. Het verscheen in 1957.

 “Ik dacht dat niemand het zou willen lezen, omdat in die dagen niemand iets van de oorlog wilde weten. In de jaren vijftig, we waren bevrijd en alles moest vergeten worden. De sfeer was: we willen niks meer met joden te maken hebben, het is allemaal maar ellende, wij vieren feest; niets meer over de oorlog. Het heeft me gigantisch verbaasd dat het zo goed ontvangen werd. Er kwam meteen een tweede druk. Zo’n Ooievaartje. Toen zat ik erin, in de molen. Toen ben ik verder gegaan met schrijven.”

 Nooit heeft ze uit Het bittere kruid willen voorlezen. “Een keer een passage in het Engels. Dat was op een schrijversfestival in Toronto in 1991. De Engelse vertaling lag daar. Dat kon ik toen voorlezen. Het idee uit de Nederlandse tekst voor te lezen, vond ik niet prettig. Het ligt te dicht op mijn huid. Het is een kroniek. Het is echt gebeurd.”

‘Je schrijft geen verslag van je belevenissen. Je doet er iets mee’

Opvallend dat ze bij haar andere werk juist nauwelijks zegt te hechten aan de feiten.

 “Er zijn zo veel oorlogen daarna gekomen. De feiten ken je op den duur wel. Ik wil niet zeggen dat ik de geschiedenis verdraai, maar als schrijver kun je wel om de feiten heengaan. Toevoegen, uitdiepen, er meer omheen maken. Je schrijft geen verslag van je belevenissen. Je doet er iets mee. Je werkt eraan. Je kleedt het in. Je haalt er van alles bij. Dat mensen bij de ik-persoon in mijn boeken denken dat ik dat ben, is een compliment aan de auteur. Dat ze zo levensecht schrijft. Het is best mogelijk dat bepaalde lezers dat denken omdat mijn eerste boek een kroniek was en menen ze dat de feiten uit de oorlog gevoelig liggen bij mij. Maar je leest toch in de eerste plaats niet een boek of een verhaal met de auteur in gedachten. Pas achteraf, als je het uit hebt en het heeft je geboeid, heb je respect voor de auteur. Ik denk nooit wanneer ik een boek gelezen heb: zou hij dat allemaal beleefd hebben?”

Een mooi voorbeeld van deze vermenging van fictie en feiten is “Door het land”, waarin ze schrijft over de vele lezingen in de provincie die ze in de jaren zestig heeft gegeven. Middagen op scholen en avonden met plattelandsvrouwen en andere gezelschappen die haar pijnlijke vragen stelden als “Zoudt u ook geschreven hebben als er geen oorlog was geweest?” en “Heeft u er spijt van dat u als jodin geboren bent?”

 “Ik heb al die foute vragen destijds braaf genoteerd. Die kon ik weer verbinden aan herinneringen en belevenissen. Ze kwamen hard aan, al moest ik er tegelijkertijd vreselijk om lachen. Maar alles komt hard aan in het leven. Ik heb er een verhaal van gemaakt. Niet alles wat ik schrijf, is echt gebeurd, dat zei ik al. Maar die vragen zijn wel echt. Die kun je niet verzinnen.”

Op de kleine roman Een leeg huis na heeft Marga Minco zich nooit gewaagd aan langer werk. “Dat komt ook omdat ik op de korte baan begonnen ben. Ik heb altijd stukjes geschreven. Voor de oorlog al. Ik heb me altijd voor korte verhalen geinteresseerd. Tsjechov, Katherine Mansfield, schrijvers die ik bewonder. Ik heb eigenlijk ook nooit nagedacht over groter werk. Of je moet zeggen dat al mijn boeken samen misschien één boek zijn.”

 Maar ze verwerpt de suggestie zelf onmiddellijk weer. “Nee, want de ik-figuur ben ik bijna nooit zelf. Dat lijkt maar zo. Maar misschien doen ze dat later nog eens. Al mijn boeken in één band. Maar dat zal ik zelf wel niet meer meemaken.”

 In ieder geval verschijnen eerst nog drie heruitgaven bij Bert Bakker, haar vorige uitgever. Het bittere kruid, Een leeg huis en De val. “Ze moesten opnieuw worden gezet, in de nieuwe spelling. Die moest ik nakijken.” Zo las ze voor het eerst in lange tijd Het bittere kruid weer. “Soms dacht ik wel: dat had je anders moeten doen. Maar je hebt het nu eenmaal zo geschreven, daar moet je vrede mee hebben. Ik mocht er niets in veranderen. Ook niet de vier laatste woorden weghalen, nee.”

De film. ‘Altijd maar het boek willen verbeteren. Bedenk dan zelf een verhaal

Van Het bittere kruid werd midden jaren tachtig een speelfilm gemaakt. Het ontaardde in een rechtszaak. “De film?! O, wat vervelend was dat. De producent wilde er iets dramatischer in hebben dan in het boek stond. Hij vond dat het joodse meisje verliefd moest worden op een NSB-jongen. Dat was in de oorlog volkomen belachelijk. Dat gebeurde niet. Een meisje uit een behoudend joods gezin. En technisch kon het ook niet. Die jongen mocht daar in die buurt niet komen en zij niet in zijn buurt. Het was heel sensationeel. De producent verwachtte er veel mensen mee naar de bioscoop te lokken.”

 Ze wilde niet dat de film onder de titel “Het bittere kruid” verscheen, maar die eis wees de rechter niet toe. Wel bepaalde hij dat aan de film een in beeld gebrachte tekst van de schrijfster vooraf moest gaan. “Het is een mislukking geworden. Erg jammer. Ik kon het er niet mee eens zijn. En vooral stak me dat ze het voor mij verborgen hebben gehouden. De eerste dagen nodigden ze me uit hier in Amsterdam toen ze op locatie aan het filmen waren. Onder andere in het Vondelpark. Ik vond dat heel aardig. Goede acteurs. Maar op een gegeven moment hoorde ik niets meer. Waarom verfilm je dan een boek? En altijd maar het boek willen verbeteren. Omdat ze er zelf iets aan toe willen voegen. Bedenk dan zelf een verhaal.”

‘Voor mij telt het schrijven meer dan het publiceren’

 Bij Marga Minco kunnen lange periodes zitten tussen de publicatie van haar boeken. Tussen Een leeg huis en De val zat destijds zestien jaar. “Hoeveel? Werkelijk? Ik heb wel verhalen in die tijd geschreven. Voor mij telt het schrijven meer dan het publiceren. Het was niet zo dat ik mijn schrijfkamer niet meer in kwam. Ik kwam er elke dag. Ik kom er nog elke dag.”

Is het niet voor verhalen, omdat soms alle laatjes klemmen, dan voor dagboeken of notities. “Mijn man deed dat heel consequent. Ik doe het minder, omdat ik erg met het schrijven van verhalen bezig ben. Maar als je dan even niks om handen hebt, kruip je weer terug naar je cahiers. Zo werk ik.”

Marga Minco – Verzameld Werk verschijnt bij Prometheus, het oude Bert Bakker.