Plotseling was hij er weer, voor heel even. Björn Andrésen, begin jaren zeventig door filmregisseur Luchino Visconti uitgeroepen tot “de mooiste jongen van de wereld”, overleed deze week op zeventigjarige leeftijd.
door Harry van den Bouwhuijsen
Plotseling, heel even, waren tussen de dagelijkse berichten van bombardementen en verwoestingen in kranten, tv-journaals en op sociale media iconische beelden te zien uit Visconti’s Morte a Venezia (1971), waarin Andrésen de rol van Tadzio speelde. Een enkele krant plaatste een foto van het engelengezicht van meer dan een halve eeuw geleden naast een recente foto van de verbitterde oude man die Andrésen inmiddels geworden was: les outrages du temps, zoals de Fransen het zo raak uitdrukken, pijnlijk zichtbaar gemaakt.
Het zijn precies deze outrages du temps, waar schrijver Gustav von Aschenbach (de hoofdfiguur uit de novelle van Thomas Mann waarop Visconti’s film is gebaseerd) de jonge Tadzio zou willen behoeden. Op een reis naar Venetië waar hij nieuwe inspiratie hoopt op te doen, ontmoet Aschenbach de veertienjarige Tadzio, wiens gezicht hem treft als de bliksem. Het doet hem denken aan “Griekse beelden uit de edelste tijd”, “het hoofd van Eros. Met de gelige glans van Parisch marmer”. Aanvankelijk is Aschenbachs belangstelling voor de jongen puur esthetisch, althans dat houdt hij zichzelf voor, met afnemende geloofwaardigheid . Hij brengt uren door op het strand met het discreet observeren van de bewonderde gestalte. Hij volgt de jongen en zijn familie heimelijk op hun dagelijkse wandelingen door de stegen van Venetië.
Op een dag staat hij tot zijn eigen schrik plotseling met een groep jongens in de lift, waaronder Tadzio. Het is voor het eerst dat hij de jongen van zo dichtbij ziet. Hij merkt op dat Tadzio er niet erg gezond uitziet. Zijn reactie is onthullend en onthutsend:
Hij is ziekelijk, dacht Aschenbach. Hij zal waarschijnlijk niet oud worden. En hij zag ervan af om zich rekenschap te geven van een gevoel van voldoening of geruststelling dat deze gedachte begeleidde.
Onthutsende reactie! Hoe kan de observatie dat de jongen waarschijnlijk niet oud zal worden, voldoening schenken aan iemand die hem bewondert, hem zelfs liefheeft? Voor Aschenbach vertegenwoordigt Tadzio de geïncarneerde Schoonheid. Maar hier in de lift realiseert hij zich een diepere betekenis van “geïncarneerd”: in carne, onderworpen aan “de weg van alle vlees”. Tadzio’s schoonheid is geen joy forever. Rilkes woorden zouden hier toepasselijker zijn: “denn das Schöne ist nichts als des Schrecklichen Anfang”. Schoonheid als het begin het onvermijdelijke verval.
Voor Aschenbach moet Tadzio een kunstwerk blijven. Op een dag volgt hij de jongen op weg naar het strand met de bedoeling hem aan te spreken. Maar op het moment dat hij zijn trillende hand op de schouder van de jongen wil leggen, aarzelt hij en loopt hem voorbij. Hij vreest de ontnuchtering; het droombeeld, de roes is hem liever.
(tekst gaat door onder de foto)

In juli 1911 schreef Thomas Mann aan een vriend dat hij aan een novelle werkte over pederastie in verband met een ouder wordende kunstenaar. Door het woord “pederastie” te gebruiken refereerde Mann aan het oude Griekse woord voor jongensliefde en vermeed hij de term “paedophilia erotica” die enkele decennia eerder geïntroduceerd werd door Richard Von Kraft-Ebbing, een grote naam in de westerse scientia sexualis, die er “een morbide dispositie” mee aanduidde.
Mann verklaarde dat hij weinig op had met dit soort wetenschap, omdat hij de wereld niet bekeek met morele, of met medische maar met artistieke ogen. Maar die artistieke ogen bleven westerse ogen, geconditioneerd door de zwaartekracht van anderhalfduizend jaar christendom. Uiteindelijk blijkt ook de liefde voor de mooie Tadzio verbonden met een morbide dispositie, zij het van een onverwachte soort. Morbus, ziekte, waart overal rond in de novelle: in het door cholera besmette Venetië, in Aschenbach die als kind geen school heeft kunnen bezoeken vanwege medische problemen en in Tadzio, die waarschijnlijk niet oud zal worden.
Maar Aschenbachs werkelijke ziekte is geen psychopathologische aandoening zoals Von Krafft-Ebbing die definieerde. Zijn werkelijke ziekte komt voort uit het pijnlijke bewustzijn van in carne te zijn, onderworpen te zijn aan “de weg van alles vlees”. Hij “walgde van zijn ouder wordend lichaam”, “had behoefte om zijn lichaam te verfrissen en te herstellen.” “Hij bezocht dikwijls de coiffeur van het hotel,” die hem op zeker moment met haarverf en gezichtscrèmes een “verjongingskuur” doet ondergaan. Waarop een wanhopige dooltocht volgt waarbij Aschenbach Tadzio uit het oog verliest en uitgeput verdwaalt.
Uiteindelijk sterft Aschenbach aan de cholera op het strand, kijkend naar de spelende Tadzio, in de nabijheid van een verlaten fotocamera op een driebenig statief: symbool van zijn mislukte poging om zelf een esthetisch instrument te worden, onaangedaan door de verleidingen en het verval van het vlees.
Hoe morbide wil je het hebben? Met een ongecompliceerd genieten van een mooie jongen heeft De Dood in Venetië weinig te maken, omdat Tadzio’s schoonheid in direct verband wordt gezien met de aankondiging van het verval. Ongewild heeft degene die een foto van de verbitterde oude man die Björn Andrésen geworden was plaatste naast een foto van diens voormalige engelengezicht dit punt in een krachtig beeld gevat.