Tomas Lieske, aan wie de Constantijn Huygens-prijs 2024 is toegekend, heeft een ‘nieuwe wonderlijke roman’ (volgens de uitgever) gepubliceerd. Wonderlijk is vooral dat hij in Wij van de Ripetta Shakespeare laat rondlopen in Rome toen Caravaggio daar woonde en werkte.
Rond de vorige roman van Christiaan Weijts, Furore, tekende ik voor Tubantia een bijzonder verhaal op. In de roman staat een brief van een Haaksbergse horecaman die volledig in de ban was geraakt door een schilderij dat al behoorlijk lang in zijn zaak hing, het stelde Mata Hari voor, ten voeten uit. Nadat iemand, wellicht als grap, had geopperd dat het schilderij mogelijk was geschilderd door Picasso, heeft de horeca-eigenaar hemel en aarde bewogen om die claim te onderzoeken.
Na veel speurwerk concludeerde hij dat Picasso en Mata Hari (die later door Frankrijk werd geëxecuteerd) elkaar in Parijs kunnen hebben ontmoet. Er is één week die daarvoor in aanmerking komt. Het schilderij is absoluut niet van Picasso.
De wens om twee beroemdheden in tijd en plaats bij elkaar te zien is aantrekkelijk. Ontmoetingen zoals die van Marcel Proust en James Joyce, met ook nog eens Igor Stravinsky en Sergei Diaghilev aanwezig, spreken tot de verbeelding. Over deze ontmoeting doen verschillende verhalen en boeken de ronde. Ze zouden het over lichamelijke klachten hebben gehad, zegt de ene getuige. Een andere verklaarde dat ze vooral spraken over het woord ‘nee’.
In zijn roman Wij van de Ripetta beschrijft Tomas Lieske (1943) hoe in 1600 William Shakespeare Rome bezoekt en daar verzeild raakt in de kennissenkring van Caravaggio, de schilder die in die tijd inderdaad in Rome vocht, dronk, ruziede, gearresteerd werd, een aantal keren aan de doodstraf ontsnapte – en ook schilderde.
Qua jaartallen had het gekund. Shakespeare: 1564 – 1616, Caravaggio 1571 – 1610.
Er is ook serieus onderzoek gedaan of Shakespeare Rome heeft bezocht. Geen rare vraag, want zes van zijn toneelstukken spelen zich af in Italië. Corolianus bijvoorbeeld is van 1607/1608 en speelt in Rome. Julius Caesar stamt dan alweer van voor 1600.
Het is onderzocht, maar enig bewijs voor de aanwezigheid van Shakespeare in Rome is niet gevonden. Maar in een roman kan alles en zo komt de Engelse dichter en toneelschrijver doodgemoedereerd de kroeg binnen waar Caravaggio ook vaak komt en waar een los-vast gezelschap van drinkebroers de tijd zit te verdoen.
Will heet hij, zijn achternaam is te moeilijk voor het gezelschap dat te vinden is in het deel van Rome dat tegen het Vaticaan aanschurkt. Op de Piazza de Popolo (waar in een kerk drie Caravaggio’s hangen) rechts aanhouden; links voert naar het meer seculiere stadsdeel, met het Forum en het Colosseum.
Deze mannen spelen een belangrijke rol in de roman, want zij treden gezamenlijk als vertellers op. Het koor zoals we dat kennen uit klassieke drama’s – jammer dat Vondel in 1600 nog maar 13 was.
Zij zijn de ‘wij’ in de titel Wij van de Ripetta. Zij zijn ook de ‘wij’ in de cursieve regels waar nieuwe hoofdstukken mee beginnen: ‘Wij, dat zijn de plukkers van de dag, de tellers van de wijn, de lanterfanterige volgers van alle verrichtingen van Emile en zijn moeder’.
Emile is de kroegbaas, met zijn moeder heeft hij veel ruzie.
Zoals heel Rome ruzie heeft. Bekend is dat Caravaggio een vechtersbaas was, maar Lieske schildert de eeuwige stad af alsof er een burgeroorlog heerst. Van orde en gezag is geen sprake. Burgerwachten, al dan niet in opdracht van het Vaticaan, trekken door de stegen. Niemand is veilig. Zelfs voor Shakespeare dreigt op een gegeven moment het gevaar dat hij galeislaaf zou kunnen worden.
De drinkers in het wijnhuis vinden de Engelsman maar een rare snuiter. Aan toeristen zijn ze totaal niet gewend – hoe anders is dat nu in Rome. Maar gaandeweg raken ze verslingerd aan hem, prostituee Lena al helemaal. Ze wordt verliefd op hem. Lena is de schakel in de relatie tussen Caravaggio, ze is zijn favoriete model, en Shakespeare, die haar minnaar wordt. Afgunst en jaloezie, ook dat nog.
Hier een mooie passage uit de roman, die bovendien Lieske’s haast neo-maniëristische schrijfstijl laat zien:
‘Lena was meer dan gaaf. En als deze Caravaggio, die zo’n prachtig schilderij als De roeping van Matteüs had geschilderd, haar als model zou nemen voor een Maria, en als hij het zou presteren om in plaats van al die geparfumeerde weelde die kennelijk de hemel voorstelde zoals de Italianen die zagen met wolken en met blote gevleugelde kinderen en veel gouden cirkels boven hoofden en vergezichten op wattigheid, om in plaats van al die onzin gewoon een moeder met een kind te schilderen, zoals hij dat voor zich zag, dan wilde Will er heel wat onder verwedden dat dat een bijzonder ontroerend tafereel zou worden’.
Hier is al te zien hoe de schilder en de toneelschrijver voor elkaar open staan, van elkaar leren en elkaar over en weer gaan beïnvloeden. Langzaam komen de ideeën van Shakespeare op Caravaggio’s schilderijen terecht en de beeldende kracht van Caravaggio’s ruwe realisme brengt Shakespeare op ideeën voor de enscenering van zijn stukken.
Kostelijk de scene waarin Shakespeare Caravaggio laat zien hoe hij een paard bestijgt, berijdt en er weer afspringt, terwijl er helemaal geen paard bij aanwezig is. Ze ervaren het verschil tussen hun kunst. De momenten-schilder versus de dynamiek van de toneelschrijver.
Naast Lena is er nog een model. Cecco, de jonge hulp van Caravaggio. Kort nadat Caravaggio is aangekomen in de stad is hij ongewild getuige van een moord op een kind, een executie die hij niet uit zijn geheugen kan wissen. ’s Nachts komen de traumatiserende beelden steeds weer langs. Hij stelt zich voor dat Cecco het slachtoffer is. Het heeft grote invloed op de werken die hij in Rome schildert. Alsof hij hoopt ze op deze manier uit zijn systeem te schilderen.
Cecco is de jonge Cupido (met zijn vieze voeten) op Amor Vincit Omnia, de Caravaggio die in Berlijn hangt, en ook stond hij model voor Johannes de Doper, het doek dat in deze roman zo’n grote rol speelt. Cecco, echte naam Francesco Boneri, was meer dan de hulp van de schilder. Diverse bronnen suggereren dat ze ook een seksuele relatie hadden. Sodomie was een halsmisdaad in Rome in die tijd en hem dan zo als Johannes de Doper afbeelden, gewaagd. Ze bleven bij elkaar. Cecco vluchtte mee toen Caravaggio Rome moest verlaten nadat hij in een duel iemand had gedood.
Shakespeare vlucht niet, hij vertrekt, terug naar Londen, waar zijn theater weer open gaat. Dit vertrek doet ‘wij van de Ripetta’ meer dan de vlucht van Caravaggio. Lena sterft van verdriet – het kan zo een scene zijn in een Engels theaterstuk. De stad blijft gedesillusioneerd achter. De lezer niet, de lezer las een wonderbaarlijk goede roman.
Tomas Lieske: Wij van de Ripetta. Querido.