In alles ben ik groot, leven en lezen van Michaël Zeeman, door Willem Otterspeer.
door Geke Mateboer
Wie was Michael Zeeman? Geen millennial of sneeuwvlok zal die naam meer iets zeggen, de man was schrijver, dichter, criticus en presentator van een literair televisieprogramma in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw, geboren op het ‘eiland’ Marken in 1958, overleden op z’n 50ste in 2009.
Kijk op YouTube en je vindt alle uitzendingen van ‘Zeeman met boeken’ voor de VPRO tussen 1995 en 2002. Ik denk dat ik er toen maar een paar van heb gezien en als ik nu weer kijk weet ik waarom; gepraat, gepraat en gepraat over nieuw verschenen boeken, door literaire critici en ‘deskundigen’ aangevoerd door Zeeman, een verbaal begaafde, boomlange man met een wat dikkig kindergezicht.
Je kon beter zelf gaan lezen, dan je vervelen met gebabbel over boeken door Maarten Doorman, Bas Heijne, Dirk van Weelden, Xandra Schutte en Zeeman zelf, zoiets moet ik destijds hebben gedacht, me niet bewust dat ik getuige had kunnen zijn van de laatste stuiptrekkingen van een stervend fenomeen rond de eeuwwisseling: het boekenprogramma op de tv.
Dat lijkt me overigens geen groot verlies, als je nu kijkt naar de compacte frisheid van Lotje IJzermans, die op tv mét, en niet over schrijvers praat. De grijze, of kalende ‘wijze’ mannen van weleer, onder elkaar babbelend over literatuur, sterren en ballen uitdelend, ach, wat hebben we ons toch decennialang door die dominante sector veel laten aanleunen.
En nóg, maar tijden veranderen.
Wel herinnerde ik me haarscherp Zeemans anderhalf uur durend interview met Philip Roth, in 2000 nog mijn veel verslonden held – en nu niet meer – aan wiens lippen ik hing en tot wie niemand doordrong, behalve Zeeman.
Otterspeer schrijft als een tierelier
Nu was daar opeens zijn biografie, die ik zeker niet uit eigen beweging was gaan lezen, als niet Willem Otterspeer het boek had geschreven. Otterspeer ken ik iets beter dan Zeeman, wat zoveel betekent als nauwelijks, maar van Otterspeer – een goede vriend van Zeeman – weet ik uit ervaring dat hij schrijft als een tierelier.
Is het de moeite waard om een biografie te lezen over iemand die je niet kent?
Kan een vriend een serieuze biografie schrijven over een vriend?
Vragen die er niet meer toe doen wanneer je begint in In alles ben ik groot. Vanaf de eerste pagina begint het jongenskind Zeeman te leven, begint voor mij een verrassingstocht vol soms pijnlijke herkenningen, en dan met name voor sfeer en opgroeien in een christelijk orthodox, gereformeerd milieu, aan de overkant van waar ik opgroeide (Genemuiden).
Marken, ‘een kleerhangertje’ in diezelfde onafzienbare zee, waar vader-huisschilder Cornelis Zeeman tot dominee werd geroepen, een vader die keihard kon slaan (gereformeerden deden dat met groot bijbels mededogen, psalm 103 vers 7) en een moeder die nóg harder sloeg, een grootmoeder ‘bessie’ Trijntje Kes met een geheugen dat teruggaat tot de 17e eeuw, de eeuwige jachtvelden van Abraham Kuijper en zijn dolerenden die in 1886 de Nederlandse Kerk verliet om zijn eigen theologische winkel te beginnen, compleet met eigen krant, eigen politieke partij en universiteit, Kuijper die ook in Marken stevig voet aan grond kreeg temidden van de Roomsen.
De Tale Kanaäns, het beangstigende maar onwrikbare geloof in de uitverkiezing, de voorbeschikking door een god die al voor de schepping wist wie gered of verdoemd was en de daaruit voortvloeiende ‘Rastlose Arbeit’, de subjectieve zinloosheid van de gereformeerde die vécht tegen passief wachten op verloren gaan, met een meedogenloze werkdrift die ook Michaël Zeeman later aan de dag legde.
Jeugd als een sprookje. Een griezelsprookje
Het gelovige Zeemannetje ziet hoe arbeiders van het Provinciaal Gasbedrijf Noord Holland bij de aanleg van de gasleiding in zijn dorp pal voor de kerk een oude begraafplaats blootleggen. En hoe daar tot zijn afgrijzen met een schedel wordt gevoetbald. Hoe moet dat straks, als de wederopstanding der doden plaatsvindt? huivert het kind. Een jeugd, die hij later aan Rik Zaal omschrijft als ‘een sprookje’. Leuk geprobeerd, maar dan wel een griezelsprookje, als van Bergmans Alexander, maar dan eenzaam, en zonder Fanny.
Ongeloof en angst doen hun intrede, maar de prachtige Oud Testamentische taal blijft bestaan. Was hij ooit gelovig geweest, vroeg hij zich later af in God zij met ons. ‘Je kunt je net zo goed afvragen: was hij ooit ongelovig geweest?’ zegt Otterspeer nu.
Je kunt je ook afvragen bij het lezen, wat waar was, en niet waar – vier dagen in de bak, met keiharde martelende piratenmuziek als repressie, dramatische verhoren, nauwelijks eten en ’s nachts een dun dekentje op een ijskoude plakkerige brits – in godsnaam, gebeurde zoiets werkelijk in de jaren ’80 met een boekendief? In de Goelag misschien, maar in Groningen? Goed, het ging om een in boeken verrekend bedrag dat iemand omschreef als ‘iets ter grootte van een jaarsalaris’, maar dan nog; een moord werd meer compassie aangepakt.
Zeeman dirigeerde ‘als een generaal zijn troepen’
Zeeman, geen duivel, maar een bevlogen schelm die voor zijn onderbetalende boekenbaas in één nacht (de dag na de Elfstedentocht van ’85) een boek in de winkel van diezelfde baas had liggen over de nu eveneens uitgestorven Tocht der Tochten. Een deel van het boek lag al klaar, journalisten uit het hele land belden hun stukken ’s avonds door, de foto’s werden per ijlbode bezorgd, Zeeman dirigeerde ‘als een generaal zijn troepen’ en binnen een etmaal lag de kaskraker in de etalage. Wie is als god? Michaël, onuitstaanbaar, briljant, wanhopig, zielig, vrouwonvriendelijk, hoogbegaafd, zelfoverschattend misschien, maar met in elk geval een goede vriend: Willem Otterspeer.
In alles ben ik groot, leven en lezen van Michaël Zeeman, door Willem Otterspeer, is verschenen bij Prometheus.
