Nooit was ik in Lviv, en daarmee ook nooit in Lemberg, Lvov of Lwów. De stad heeft vele namen gehad, wat de geschiedenis van de stad weerspiegelt.

Lviv, zoals het nu in Oekraïne heet, was door de eeuwen heen Pools, maar tijdens de Conferentie van Jalta (februari 1945) eiste Jozef Stalin de stad op en hij ‘verving’ de Poolse inwoners, onder wie veel Joden, door Russen en Oekraïners.

Zo’n verschrikkelijke historie blijft natuurlijk onder de bevolking die Lwów verlaten moest tot in lengte van levens doorleven. Een van de bekendste schrijvers die in en met de stad had geleefd, en erover had geschreven, is Józef Wittlin (1896-1976, Pool en Jood), wiens grote roman (uit 1935) Het zout der aarde in 2020 in vertaling veel bewondering ten deel viel.

Nu is van zijn hand een kleinood verschenen: Mijn Lwów. Niet te verwarren of te vergelijken met de reeks met boeken als Mijn Parijs, Mijn Berlijn, Mijn Rome. Dit is bepaald geen reisgids, althans geen actuele. Wittlyn schreef het na de Tweede Wereldoorlog, toen hij in New York woonde – hij had Europa veilig kunnen verlaten.

Als het al zoiets als een reisgids is, dan door het Lwów van zijn tijd. Door de stad zoals hij die zich is blijven herinneren en al niet meer bestond toen hij er in 1946 over schreef. Dus is het een boek – ‘een praatje’ dat hem werd opgedrongen door zijn uitgever, schrijft hij in de eerste zin – vol heimwee naar een verdwenen verleden dat hij kan oproepen door erover te schrijven. In de indrukwekkende finale laat hij de geesten van overledenen door Lwów wandelen en in contact komen met de inwoners van nu. Alsof hij wil zeggen dat wat er ook met de stad wordt uitgehaald de inwoners van alle tijden er altijd zullen blijven.

Daarin maakt hij geen verschil tussen de Polen, Russen, Oekraïners, Duitsers en wie er ook allemaal hebben gewoond of nog wonen en ook niet of het Joden of christenen betreft. Lwów is groter dan dat, zoals – vergeef me de vergelijking – een voetbalclub altijd groter is dan welke wereldtrainer of – spits dan ook.

Wittlin waakt voor te veel melancholie. Al op de eerste bladzij waarschuwt hij zichzelf: ‘Voor wie herinneringen ophaalt ligt nog een ander, honderd keer groter gevaar op de loer, zelfverheerlijking. Want het zwak voor de plekken op de wereld waar we onze jonge jaren doorbrachten, is vaak gemaskeerde eigenliefde’.

Dat het hem niet altijd is gelukt blijkt op het moment dat hij voorstelt een straat naar hem te vernoemen. Het is hem vergeven; Lwów is een schrijversstad, een van de 28 UNESCO literatuursteden, sinds 2015. Van Joseph Roth via Wittlin tot Stanislaw Lem, en vele dichters onder wie Zbigniew Herbert, werden er geboren of schreven over dit Florence van Oost-Europa.

Hij haalt herinneringen op aan de vele kerken en andere godshuizen, kroegen, cultuur, aan de standbeelden (met hun eigen historie) die vaak werden gebruikt voor afspraakjes. Wittlin bewaart en concentreert zich op het goede en daarmee is het minstens zo belangrijk wat hij allemaal niet benoemt. Geen Stalin, geen Hitler – hij doet ze ‘de eer’ niet. Ook hier geldt dat de stad groter is dan wie hem onder de tucht wenst te brengen.

Van Wittlin’s Lwów is weinig over en veel figuren, wandelaars, professoren, kroegtijgers zeggen de lezer van nu weinig. Dat wordt gecompenseerd door de fraaie schrijfstijl en mooie zinnen. Na een chapiter over dichters en begraafplaatsen begint hoofdstuk 6 zo: ‘Laten we afdalen van de hemel naar het aardse tranendal, omdat de kroeg lokt.’

Nooit was ik in Lviv, en daarmee ook nooit in Lemberg of Lvov, maar een oude tijdlaag van Lwów ken ik nu wel.

Józef Wittlin: Mijn Lwów. Vertaling: Dirk Zijlstra, nawoord Jan Paul Hinrichs. Uitgeverij Van Oorschot.

Foto Adriano Oliveira