In Konvooi, het verslag – in één reportage samengevat – van zijn reizen naar Oekraïne, stipt Tommy Wieringa het belang en de noodzaak aan van ruimte in de literatuur. Niet voor het eerst dat hij daar op wijst.

De auto was vrij nieuw kende het terrein niet, maar de bestuurder was op vertrouwde grond. Kort voordat De heilige Rita verscheen, dus dit moet in 2017 zijn geweest, was Tommy Wieringa zo vriendelijk om voor een verhaal in Tubantia naar Twente te komen.

We reden door het decor van de roman. Langs de winkel van de breekbare laatste kruidenier Theo Gehring, waar hij vroeg deze ontmoeting buiten de reportage te laten.
Langs de Chinees aan de ene kant van de straat en de Chinees aan de overkant, Chinezen die elkaar volledig negeerden.
Langs de plek waar een grenspaal was ontvreemd en niemand die het ding durfde op te eisen, al was wel zo’n beetje bekend waar ‘ie stond.
Langs het huis ook, aan een beek in een klein bosperceel, waar hij met zijn vader had gewoond. Zijn vader, die onderwijzer was in Tommy’s geboorteplaats Goor en op een middag van zijn vrouw te horen kreeg dat zij voor hem had gesolliciteerd en dat hij was aangenomen op een van de Antillen. Bij terugkomst waren ze opnieuw in Twente beland; niet in Goor, maar in Geesteren. Waar de dubbel ontheemde Tommy met zijn hoofd tegen een boom beukte. Wat moest hij daar toch?

Noem de naam Tommy Wieringa en de herinneringen vloeien als vanzelf. In Geesteren reed hij ook naar de boerderij waar zijn vriend de autohandelaar dood was aangetroffen. Het kwam allemaal, slechts ten dele gefictionaliseerd in De heilige Rita terecht, de grote Twentse roman, Wieringa’s afscheid van zijn geboortestreek.

Die auto was een indrukwekkende SUV die hij zich had veroorloofd, zo vertelde hij meteen na de ferme handdruk, nadat hij het bedrag had ontvangen dat hoorde bij het schrijven van het Boekenweekgeschenk. Een mooie jonge vrouw was het geschenk van 2014. Een auto krijgen van een mooie jonge vrouw, dat klinkt goed.

Onderweg naar weer een volgende piketpaal in zijn leven in Geesteren en in De heilige Rita vertelde hij dat, en waarom, zijn werk zich altijd op het platteland afspeelt en niet in de stad, op uitgerekend Een mooie jonge vrouw na. Het ging hem om de ruimte, weg van de benauwdheid van de grote stad, waar ‘het’ volgens hem in Nederland niet gebeurde. Waar, zoals hij in Konvooi Reve citeert, bij ongemak en dreiging het lenen van een tientje volstaat om veilig in de moederschoot terug te keren.

Over ruimte schrijft hij ook in Konvooi, de weerslag van zijn als één reportage geschreven reizen naar Oekraïne voor Protect Ukraine, de stichting van vriend en collega Jaap Scholten. Samen maakten ze vijf reizen vanuit Nederland, meer precies een jachthuis buiten Enschede, naar Oekraïne, tot aan het front toe.

Het voelt enigszins ongepast om, nu het om het echie gaat in Oekraïne, en meer dan dat, in Konvooi te zoeken naar de literaire verwijzingen die erin zitten. Maar in het boek wordt het belang van lezen benadrukt, ook aan het front, waar een tot soldaat omgeturnde risicomanager (sic) van een bank De zwarte zwaan van Hassim Nicholas Taleb en Homo sapiens van Yuval Harari leest.

Of een nog duidelijkere passage. Arkady Maslak, een sergeant uit Oekraïne bezocht de KMA en vroeg wat de cadetten zoal lazen.
‘Zenuwachtig gelach, de jongeman wist het niet, het was alweer zo lang geleden. Tot Arkady’s verbijstering wist niemand in zijn gehoor een titel te noemen. ‘Alexander de Grote,’ hield hij hun voor, ‘las de Ilias en de Odyssee. Hij droeg altijd twee dingen bij zich, een mes en een boek. Je móet lezen.’
Maar zijn woorden waren aan dovemansoren gericht, net als zijn slotakkoord: ‘Ken je vijand,’ zei hij, ‘ lees Solzjenitsyn – hij is de artillerie. Lees Babel, hij is het scalpel.’

Isaak Babel. Wieringa laat geen mogelijkheid voorbij gaan om zijn held te noemen en hem een plek te geven in zijn beschouwende reportage die hem en de lezer tot aan het front bij Izjoem brengen. Zoals ook Joseph Roth ook niet kan ontbreken. Hij reist immers door hun beider achterland. Het is een prikkelend idee dat beide schrijvers dicht bij elkaar hebben geleefd, al weet ook Wieringa niet of ze elkaars werk kenden.

‘In grenzeloze ruimte werd het avontuur geboren en kwam de moderne roman ter wereld.’

Er is, kortom, geen reden om niet louter te kijken naar de literaire aspecten van Konvooi. Literair is vooral interessant wat hij schrijft over ruimte en hoe essentieel die in zijn ogen is voor de schrijver die hij wil zijn. Dat doet hij mede aan de hand van De kunst van de roman van Milan Kundera, die zich in dit essay uit 1986 (in Nederland nog vertaald door Ernst van Altena) de vraag stelde wat er toch was gebeurd met het avontuur.

Voor Kundera begon de Europese romankunst met Don Quichot, die ‘de wijde wereld’ in trok. ‘De eerste Europese romans zijn reizen door een wereld, die geen einde lijkt te kennen’.

Wieringa nuanceert dit door het accent te verleggen. Ruimte en avontuur, schrijft hij, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar hij concludeert: ‘niet de handeling (het avontuur) maar de achtergrond (de ruimte) is het eerste grote romanthema.’ ‘In die grenzeloze ruimte werd het avontuur geboren en kwam de moderne roman ter wereld.’

Grote literatuur leeft van grote ruimtes. ‘Tolstoj, Gogol en Solzjenitsyn hadden een immens rijk achter hun gat, zoals Twain, Kerouac en McCarthy een heel continent overzagen.’

Geen wonder dat hij hier met zijn eigen roman Dit zijn de namen (2012) op de proppen komt, een roman die zich afspeelt op een eindeloze steppe, al had hij ook zijn reisboeken kunnen noemen. Voor Dit zijn de namen reisde hij door Oekraïne. Voordat hij er met Protect Ukraine kwam om terreinwagens – andere dan zijn SUV – en ‘spullen’ te brengen, kende hij de mentaliteit al, ‘nogal anarchistisch’ zoals hij kort voor vertrek van konvooi #2 vertelde.

In Konvooi trekken ze steeds verder, Jaap en hij, begeleid door militairen. Tot aan het front, nadat ze dood, bloed, verminkingen, ruïnes, wanhoop, loopgraven en veldkeukens zijn gepasseerd. Door afgestorven landschap ook, niets blijft immers overeind, in een oorlog is alles nietsontziend. Het is aan het front waar Wieringa (en Scholten) tegen het einde van de ruimte aanloopt. Een mijnenveld in het niets, daar waar elke beschaving is vernietigd en waar mijnen tot in de verre toekomst die beschaving zullen tegenhouden.

‘Daar eindigt het, tot hier leidt het spoor van dood en verderf dat we volgden. Uiterst behoedzaam rijden we achteruit en keren naar Izjoem terug.’ Terug naar de literaire ruimte, die zo te zien ruim genoeg is.

Tommy Wieringa: Konvooi. Reizen naar een land in oorlog. De Bezige Bij.

Foto: e.coers