‘Zo giraffineerd allemaal, de complexiteit is zoveel groter dan ze kan bevatten, alles lijkt in elkaar te passen en met elkaar samen te hangen.’
In elk boek is wel een passage te vinden die het onderhavige boek kenschetst. Zoals hier het geval is met De mierenkaravaan, de derde roman van Marine Heitman (1983), wier vorige, Wormmaan, werd bekroond met de Libris Literatuur Prijs.
Het enige deel van bovenstaand citaat dat wellicht niet op De mierenkaravaan van toepassing is, is dat de complexiteit veel groter is. Wormmaan, met verre stappen door de tijd, was veel ingewikkelder.
Hier is zelfs sprake van een ronduit klassiek opbouw. Niet om nou meteen Vivaldi er bij te streamen, maar het gaat om de vier seizoenen, te beginnen met de herfst. Het decor is de biotoop van Heitman, de natuur, meer specifiek de moestuin van Kiek, de vrouw die werkelijk alles van de gewassen weet en hoe die achtereenvolgens dienen te worden geplant, verzorgd, geoogst en in welke volgorde.
Zij is de enige die de olifant in de tuin ziet: een haas die zich alleen aan haar vertoont – als ie al bestaat.
Voeding uit mest komt onregelmatig vrij
En als het daar nou bij bleef. Kiek weet ook precies welke insecten schadelijk – bijna geen – en welke juist heel erg nuttig zijn. Ook welk dier welk dier opeet en waarom ook dat een functie heeft – adembenemend, en soms wel gecompliceerd.
Kiek weet ook hoe moet worden bemest. Dit is een veelzeggend, schitterend citaat:
’Ze vertelt dat de voedingsstoffen die zich in mest en compost bevinden, ongelijkmatig vrijkomen. Twee jaar geleden stonden op dit perceel de koolgewassen, toen is er wel flink bemest. De makkelijk verteerbare voedingsstoffen konden direct in dat jaar worden gebruikt. De voedingsstoffen die meer tijd nodig hadden om door het bodemleven afgebroken en verteerd te worden, kwamen pas een jaar later vrij. Toen stonden er bladgewassen. Nu, in het derde jaar, komt het laatste en traagste deel vrij en dat gegeven, vertelt Kiek, die trage werking van organische mest, waarbij voeding verspreid over meerdere groeiseizoenen wordt afgegeven, dat heet oude kracht. Daar gaan dit jaar de pompoenen, de maïs en de courgettes profijt van hebben.’
Heitman’s groei is ontegenzeggelijk
Dit lange citaat is niet los te zien van de ontwikkeling en groei van Mariken Heitman’s werk. De oude kracht is bij haar in haar derde roman gaan zitten, de mest van de ervaring is afgegeven aan dit boek. De groei is ontegenzeggelijk.
Er staan nog meer en ook langere passages in over wat een moestuin aan kennis, ervaring en liefde voor de natuur vraagt. Het leest hier en daar als een cursusboek moestuin – al is dat wat al te oneerbiedig uitgedrukt. Zoals de mest en de insecten hun nut hebben, hebben deze passages hun nut in het verhaal.
Zichzelf uitleggen kan zieke Kiek niet
Kiek is ziek. MS. Ze verzwijgt het eerst, uit ontkenning, maar ook omdat ze niet weet hoe ermee om te gaan. Ze kan de tuin uitleggen, hoe alles werkt, elk detail van elke werkwijze en de volgorde en het waarom of waarom niet, maar zichzelf uitleggen kan ze niet.
Haar relatie met Wende loopt daardoor stuk, maar op de tuin heeft ze hulp van een gevarieerd aantal idealisten dan wel noeste werkers. Aanpakkers, dromers, eenlingen. Loslaten is onmogelijk, maar als de seizoenen volgen wordt ‘onmogelijk’ via ‘moeilijk, moeilijk’ tot ‘onvermijdelijk’.
Wie is in hemelsnaam de verteller?
Bijzonder aan De mierenkaravaan – behalve dan dat de mierenkaravaan slechts een van de vele verschijnselen in de moestuin is, is het vertelperspectief. Wie vertelt dit verhaal, wie is de instantie die zichzelf zelfs herhaaldelijk ‘ik’ noemt?
Na de breuk van Kiek en Wende zegt de verteller: ‘Mijn zwakke plek is mijn perspectief. Een fysiek feit, die tuin, ik kan er niet vanaf. Maar nu heb ik haar dan eindelijk helemaal, dag en nacht’. Kiek overnacht na de breuk op de tuin.
Elders heet het ‘Ik ben de verteller en chaos is niet mijn stijl’ en als het over netten gaat: ‘Ik ben de boeter’. De verteller – de tuin zelf? – is alwetend wat de techniek betreft en wat er moet voor de tuin, het snoeien, de afstanden tussen de perken en gepote sla bijvoorbeeld. Als een drone hangt de verteller boven de tuin.
Naamloos maar niet ongekend
Eerder al staat er, als het gaat over het feit dat er geen genezing voor Kiek is: ‘Met een autoriteit die ik niet ontleen aan mijn naam. Tegenwoordig ga ik naamloos door het leven, zoals het een goed verlangen betaamt’. En: ‘Naamloos ben ik, maar niet ongekend (…) maar wordt nog maar weinig over mij gesproken’. Il faut cultiver son jardin is de boodschap.
Heitman schrijft mooie zinnen. Subtiel gebruikt ze personificaties. Een bos dat zich bezint. Een composthoop die zichzelf als middelpunt van de tuin beschouwt.Voor de liefhebbers van opsommingen en lijsten, hierin staat een aantal fraaie.
Verhaal a la Renée van Marissing
Opmerkelijk tenslotte is dat het verhaal van Kiek en haar ziekte doet denken aan dat in Gelukkige dagen van Renée van Marissing. (Toen Heitman de Libris won, stond Van Marissing ook op de shortlist, maar dan met Onze kinderen.)
In Gelukkige dagen, een roman van vorig jaar, heeft Sil als op 46-jarige leeftijd alzheimer en moet haar werk opgeven. Ook daarin loopt het niet soepel met de liefde. Soms dringt dat verhaal hier doorheen, zoals ook in een moestuin plots een gewas met een groeispurt uit het perk omhoog schiet.
Mariken Heitman: De mierenkaravaan. Atlas Contact