Het regioboek. In een land zonder ‘grote stadsromans’ wordt in ‘de provincie’ ook nog eens dieper naar de eigen regio gekeken. De boeken in de Heemlandreeks van AFdH Uitgevers zijn in het oosten des lands gesitueerd.

‘Arena’, heet het. Manon Uphoff herinnert eraan in een van de drie verhalen in haar boek Laat me binnen – wat jammer toch dat het in de letteren maar zo kort over boeken gaat die zo bijzonder zijn dat ze een langer ‘gesprek’ zouden verdienen.

‘Arena’. Uphoff doceert schrijven en daarin is de arena de plek waar de handeling zich afspeelt. Een goed gekozen woord omdat het de suggestie meebrengt dat de lezer op de tribune zit toe te kijken naar hoe de personages, onder regie van de auteur, het er in de slangenkuil vanaf brengen. Zonder conflict geen literatuur.

Wat als de arena je bekend voorkomt? Als een roman of verhaal – en bij uitbreiding films en theaterstukken – spelen op terrein dat je kent? Bijvoorbeeld wanneer je er woont.

In alle genres zijn er schrijvers die hun verhalen plaatsen in een vaste omgeving. De habitat van Patrick Modiano is Parijs, voor Karin Slaughter is het Atlanta. In de ontzagwekkende romans van Charles-Ferdinand Ramuz (1878-1947) zijn de Zwitserse bergen een personage op zich.
Thrillers hebben, zie Slaughter, vaak vaste arena’s. Ian Rankin’s Edinburgh, George Pelecanos’ Washington, Baantjer’s Amsterdam. Hun speurders hebben daar hun werkkring, maar de verbondenheid van de auteur met hun biotoop is al net zo groot.

Dit najaar verschijnt van Leonieke Baerwaldt (wat ik hierboven schreef over Uphoff’s Laat me binnen geldt ook voor Baerwaldt’s Dagen als vreemde symptomen) de novelle Wat niet vergaat. Het wordt in september het Brabants Boek Present, en dús speelt het in Baerwaldt’s leefomgeving. Het wordt aldus beschreven: ‘Hiervoor onderzoekt ze het verhaal van de kruidendokter, een streekgenoot en selfmade man die eind jaren zestig op televisie werd ontmaskerd als zwendelaar en zijn imperium verloor.’

De lezer als streekgenoot. Prima, maar als het goed is, overstijgt een boek het territorium en heeft de auteur gepoogd  – ahum – naar het universele te reiken, ondanks de zuigende werking van voeten in de eigen klei. Gijs Wilbrink is het gelukt met De Beesten. Daarin valt de naam Achterhoek niet, al is die regio er goed in te herkennen – niet alleen door de rivier, het land en de motocross. Het heeft wel geholpen, in die zin dat Drenten konden denken dat het in hun provincie speelde (of kon spelen) en zelfs Andalusiërs meenden hun Spaanse streek erin te herkennen.

Bij uitgeverij AFdH (te Enschede) zijn tot nu toe twee romans verschenen in de Heemlandreeks. ‘Boeken die zich voornamelijk afspelen in het oosten des lands of die anderszins één op één betrekking hebben op het oosten’.

Ze dragen een citaat van Lidewijde Paris: ‘In deze woelige tijden van crises en oorlog waarop niemand greep heeft, zoeken mensen naar herkenning, naar iets vertrouwds. Een regioboek voedt je herkomst en tradities. De omgeving waar je bent opgegroeid, komt tot leven.’

Herkenbaar, maar fictief

Beide auteurs, Hans Sprakel en Arnoud van den Berg, doen geen moeite hun afkomst te verhullen. Sprakel nog een weinig. Zijn roman kreeg als titel Loenigher. Verzwegen levens. Je hoeft niet uit Lonneker te komen om Lonneker erin te herkennen. ‘Herkenbaar, maar fictief’ durft de achterflap te beweren. ‘Fictief’ is de ideale smoes om te ontkennen dat je het verhaal zo goed mogelijk naar waarheid hebt opgeschreven. Het is een familieroman. Geheimen, gekonkelfoes, haat, generatieconflicten, brandstichting, schijnheiligheid rond een erfenis en een café – ‘herkenbaar maar fictief’: in Lonneker is Sprakel echt de naam van een café. Een coming-of-age roman is het ook: dit is Sprakel’s versie van zijn levensverhaal tussen zijn zesde en achttiende. Vaardig opgeschreven, daar niet van, maar qua vorm gebeurt er weinig en ondanks bijvoorbeeld het in de achtergrond verwerken van de Molukse treinkaping overstijgt het op geen enkel moment het lokale.

Wat dat betreft is Hoboblues, de eerste roman van Arnold van den Berg veel beter geslaagd – op de titel na, die is mij te nietszeggend.
Van den Berg is tegenwoordig contrabassist. In zijn jeugd in Haaksbergen speelde hij in de band Cuban Heels – blues werd het, als de smaken anders verdeeld waren geweest had het net zo goed punk of alternative country kunnen zijn geworden. De lezer mag Van den Berg herkennen in Sem Speer. De band wordt gevormd door kornuiten die ook bij de Kabelfabriek werken.

Een bestaan als hobo opbouwen

Van den Berg zet de andere bandleden goed neer: meer hoofdrolspelers in de arena. Met een charismatische maar losgezongen zanger en met Eddy, de saxofonist, als ultiem buitenbeentje die Haaksbergen niet verruilt voor Amsterdam (zoals zo velen onder wie Arnoud van den Berg (en Sem in de roman)) maar voor Amerika. Waar hij een bestaan als hobo denkt op te bouwen – voor zover dat op te bouwen valt.

Haaksbergen in de jaren van seks, drugs, rock-’n-roll – in de praktijk vooral in omgekeerde volgorde, al zit er een bijzondere lijn rond seks in. Sem krijgt het heet van de vriendin van zijn overspelige vader en de vriendin is ook niet eenkennig. En dan is er het waargebeurde verhaal over ‘het mooiste meisje van de klas’ (en alle omliggende dorpen en steden – Van den Berg heeft haar foto nog altijd in zijn mobiel zitten).

Het meisje vraagt Sem verkering, maar hij kan daar niets me. Te jong, te bleu. Later zou zij – werkelijk waar, het stond in de krant – een tijd de geliefde zijn van Prince. Ze woont nog altijd in de VS. Derde halte op deze erotische baslijn zijn de Wallen, het is daar waar Sem zijn grote liefde vindt.

Van den Berg wisselt soepel tussen de verteltijden, zijn proza swingt. Zijn positie als bassist, ergens achterop het podium, is de uitgekiende plek voor iemand die goed kan observeren. Hij was de fly on the wall in zijn eigen band. Vanaf die positie bezag hij de arena die hij zelf hielp opzwepen, kijkend naar de reactie van het publiek op bijvoorbeeld de zanger en de wisselwerking tussen deze ‘personages’. De bassist legde de baslijnen voor de blues, lijnen die te herkennen zijn in deze mooie roman. Een roman die het regionale overstijgt. Het zou zonde en onterecht als dit de reden zou zijn dat Hoboblues in Twente bleef hangen.

Arnoud van den Berg: Hoboblues.
Hans Sprakel: Loenigher. Verzwegen levens.
AFdH Uitgevers, Enschede

Foto: Nick Vidal-Hall