Het is niet het bekendste volk uit de Europese geschiedenis en hoe het in hun tijd behandeld is, verdient al helemaal geen schoonheidsprijs. Maar zie, daar is de literatuur. Het zou zo maar kunnen dat de Cagots – want over dit Spaans-Franse volk gaat het – alsnog hun plek krijgen doordat ze in twee uitzonderlijk goede romans voorkomen: Creation Lake van Rachel Kushner en Reise nacht Laredo van Arno Geiger. Elk een recensie.
Pregnant is de openingsscène, pregnant blijven de beelden in de nieuwe roman van de Oostenrijkse schrijver Arno Geiger (1968). Het is een historische roman voor wie niet verder kijkt; dit is geen klassieke waarin het leven van een al dan niet bekende figuur tegen de achtergrond van de tijd wordt geschetst. Al schurkt Reise nach Laredo daar behaaglijk tegenaan. Die figuur hier is Karel V (1500-1558), de grote Rooms-Duitse keizer, vader van Filips II en de man over wie wij op de lagere school al leerden dat in zijn rijk de zon nooit onder ging, al werd dat over wel meer keizers, tsaren en pause gezegd.
Het jaar is 1558, inderdaad het jaar waarin hij zal sterven, wat in november zal gebeuren en op de eerste pagina van de roman ‘klingt der Wahnsinn des Sommers ab’. Veel tijd rest Karel niet als hij zich op deze ochtend, tegen de wil van alle adviseurs en artsen in, in een tobbe laat zakken die buiten staat. Plaats van handeling is het klooster Yuste, in Extramadura, waar Karel, nadat hij de macht heeft overgedaan aan Filips, zijn laatste drie jaar zal slijten. Uitvoerig en traag schetst Geiger hoe de voormalige keizer tot boven het warme water wordt gehesen en er dan langzaam in onder wordt gedompeld. Naakt, zonder gene toont hij zijn uitgemergelde lijf aan de omstanders, enkelen kijken weg. Het lijkt haast een kruisafname.
Tenen en voeten, er volgen er vele
Uiteraard gaat hij met de tenen en voeten eerst. Logisch, maar de lezer zal merken dat dit de eerste van vele keren is dat Geiger de benen en voeten van Karl opvoert. Als hij op een paard zit, als hij een onaangenaam gesprek heeft bij de galgberg (kruisafname!) van Cuacos, de lijst van stramme benen, gestrekte benen, machteloze benen is lang. Zo schetst Geiger de oud-keizer af als een man die de kracht niet meer heeft zich te verplaatsen. Met als briljante hoogtepunt het moment dat Karl zich herkent in de koning in een spel kaarten.
‘Karl blickte in die Karten, er sah einen doppelten König, einen im Bereich des Gürtels gesiegelten König, ein König mit zwei Köpfen, aber ohne Unterleib, ohne Anfang und ohne Ende, unbeweglich sitzend bis in alle Ewigkeit, denn er besass keine Beine’.
Toch is Karl bepaald niet aan het klooster gebonden. Op een nacht vlucht hij weg, samen met een jongen van 11 die Geronimo heet. Een onechte zoon, maar de jongen weet niet dat Karl zijn vader is. Hij wil naar Laredo, waar hij ooit in Spanje aan land is gegaan.
Op zoek naar de mens in zichzelf
Op dat punt wordt Reise nach Laredo een avonturenroman, maar ook alweer geen klassieke. Karl is op zoek naar verlossing. Hij is zijn hele leven lang alleen maar keizer geweest, heerser over een wereldrijk, maar wie is hij eigenlijk. Hij is, zoals Geiger schrijft, op zoek naar de mens in de koning.
De reis is, zoals het hoort, er een van ontberingen en ontmoetingen met de vreemdste lieden.
Karl en Geronimo zijn niet alleen – en hier komen de Cagots in beeld. Ze worden geholpen door Honza, die een Cagot blijkt te zijn. De Cagots waren een volk dat leefde rond de Pyreneën en volledig rechteloos waren, te vergelijken met de onderste kaste uit India, de onaanraakbaren. (Zie de recensie van Creation Lake van Rachel Kushner)
Deze man is al net zo naar bevrijding op zoek als Karl. Honza draagt zijn ganzenvoeten niet meer op zijn kleding, maar hij voert een hopeloze strijd voor erkenning.
Een fabeldier doet zijn intree
Totdat – en hier slecht de roman moeiteloos de grens van de fantasy – hij in een griffioen de mogelijkheid ziet om burgerrechten te krijgen in Burgos. Volgens Karl is dat een fabeltje (sic), – zoals een griffioen ook nooit heeft bestaan – maar hij kan moeilijk zichzelf blootgeven. Niemand weet of kan en mag weten dat hij Karl is – sowieso herkent niemand hem, de beeldcultuur was in 1558 nog niet zover.
De griffioen is in het bezit van een waard, Honza tracht het dier te temmen om het daarna te ontvoeren.
Terug in het klooster
De slotscène speelt weer in het klooster, waar de dode keizer, opnieuw van zijn kleren ontdaan, wordt afgelegd, met beelden die al net zo pregnant zijn als in de openingsscène.
Nodeloos te zeggen dat het qua tijd allemaal niet klopt. De reis duurt veel langer – eindeloos blijven ze in de herberg van de nare waard – dan de episode tussen het bad en de zorg voor de overleden oud-keizer. Als we de scenes in het klooster al als een raam willen zien, dan is de binnenvertelling eerder een langgerekt visioen – eerder over dan van een man die van zijn wereldse plichten ontdaan zowaar zichzelf vindt en kameraadschap en zelfs liefde leert kennen. Geen klassieke historische roman. Het is goed mogelijk dat dit een klassieker gaat worden.
Een andere Geiger dan eerdere, maar dit weergaloze Reise nacht Laredo is ook weer niet geheel los te zien van zijn vroegere werk, met name dat waarin hij schreef over zijn vader.
Arno Geiger: Reise nach Laredo. Carl Hanser Verlag. De vertaling verschijnt volgend jaar bij De Bezige Bij.