De acceleratiesnelheid van een 700 jaar oude Azteekse stadstaat in de literatuur is opmerkelijk hoog. Binnen een maand van nul naar twee in Mexicaanse en Nederlandse romans.
Laten we het het toeval van de literatuur noemen. Nooit eerder had ik gehoord van Tenochtitlan, ja, eigen schuld. Tot ik in december de roman You Dreamed Of Empires las, van Alvaro Enrique. Door The New York Times beoordeeld als een van de vijf beste werken van fictie van vorig jaar. Een roman over de verovering van Mexico door conquistador Hernán Cortés, ooit vereeuwigd in Neil Young in een van zijn mooiste songs.
Cortés en zijn Spaanse bende komen begin 16e eeuw aan in Mexico en op een dag staan ze aan de poort van Tenochtitlan. Zo’n bouwwerk hebben ze nog nooit gezien. Een spookstad is het, een steen-geworden fata morgana, een doolhof, en dat alles van schier onmogelijke afmetingen. Al snel raken de soldaten verdwaald in het immense stelsel aan stegen, wegen, doorgangen, paadjes, doorsteekjes en gaanderijen.
Ze verwachten vijandschap en zijn er niet gerust op, ze zijn maar met 27 man (en paard), maar de ontvangst is vriendelijk. Enrique speelt vrij spel met de beschrijving van dit onbevattelijk ingewikkelde bouwwerk en laat de gasten van hot naar her lopen.
Nu Mexico-Stad, toen Tenochtitlan. Een Azteekse stadstaat die dit jaar – ook dat nog – 700 jaar bestaat. In die tijd een van de grootste steden ter wereld. Ik had het wellicht moeten weten, maar ik wist het niet.
Des te groter de verrassing dat Tenochtitlan zowaar opduikt, nog geen maand later, in een geweldige nieuwe Nederlandse roman: Autopsie, de tweede van Jilt Jorritsma (uitgeverij Das Mag). Zijn eerste haalde de longlist van de Libris Literatuur Prijs. Op een later moment kom ik op Autopsie terug en dat kan omdat het fragment waarin de Azteekse eilandstad voorkomt, waar de torens zo uit het water lijken op te stijgen, niet tot de hoofdlijn van de roman hoort.
Autopsie gaat over drie zussen van wie er een dood (verdronken?) wordt aangetroffen op het wad nabij het Lauwersmeer. De twee andere zussen vragen zich uiteraard af wat er is gebeurd. Een van hen, Riene, moet daarvoor uit New York terugkeren, althans dat zegt ze, maar ze was al in Nederland aangekomen omdat het onderzoek waar ze met een collega aan werkt niet wil vlotten. Even afstand, letterlijk ook.
Het is dit werk van Riene waarin Tenochtitlan tevoorschijn komt. In The Public Library ziet ze een kaart slash plattegrond van een ronde stad die haar ergens bekend voorkomt. Haar zus Brecht weet meer van Tenochtitlan en ze kent de beschrijving van de eilandstad die Cortés er destijds van heeft genoteerd: ‘Toen we al die bewonderenswaardige dingen zagen, waren we sprakeloos, en wisten we niet of het werkelijkheid was wat daar voor onze ogen verscheen.’
En ook van Cortés komt deze: ‘Zelfs wanneer we deze dingen met onze eigen ogen hebben gezien, zijn we toch zo verbaasd dat we hun realiteit niet kunnen bevatten’.
(Disclaimer: ik neem deze citaten over uit Jorritsma’s roman in de veronderstelling en het vertrouwen dat ze inderdaad van Cortés komen, je weet het maar nooit.)
Riene ziet vervolgens een ander verband. Heeft de ronde waterstad zo van boven gezien niet iets van een oogbol? Weer een stap verder komt Jorritsma bij de andere betekenis van autopsie en dan blijkt dat dit Newyorkse lijntje juist wel bij de hoofdlijn van de roman hoort. Waarmee Cortés’ ‘Zelfs wanneer we deze dingen met onze eigen ogen hebben gezien, zijn we toch zo verbaasd dat we hun realiteit niet kunnen bevatten’ tot een van de kernzinnen van deze uitzonderlijke roman uitgroeit. Zoals geschreven: later meer.