Alasdair Gray’s Arm ding, zoals de vertaling van het verfilmde Poor things heet, is een roman om je helemaal in te verliezen. Het verhaal zit geraffineerd in elkaar en hoe dieper je je erin waagt, hoe duizelingwekkender het wordt. Maar hoe diep ook, de roman blijft onweerstaanbaar grappig.

Het op het oog moeiteloze gemak waarmee Alasdair Gray (1934-2019) met de genres goochelt is wat zijn roman Arm ding (de Nederlandse titel is in enkelvoud, naast het meervoud van het origineel Poor things) onweerstaanbaar maakt.  Het is een gothic novel, het is een postmoderne roman, een Victoriaanse roman, het is een allegorie, het is een literair spiegelpaleis, het is (weer) zo’n boek in een boek over een manuscript dat mogelijk niet bestaat of waar – wat een geluk – net dat ene exemplaar van over is.
Gevonden manuscripten is een literair genre op zich. Jan Potocki, W.F. Hermans, Umberto Eco, Sarah Vanhee, E. Du Perron, Carlos Ruiz Zafón et cetera.

Bij Arm ding is het om te beginnen al moeilijk vast te stellen waar het boek begint. De lezer krijgt te lezen: ’voorvallen uit het vroege leven van dokter Archibald McCandless M.D. van de Schotse dienst Volksgezondheid, bezorgd door Alasdair Gray (vertaald door Robbert-Jan Henkes, meldt de Nederlandse titelpagina)’.

Alasdair Gray heeft zichzelf dus een plek in de roman gegeven. Zelfs al voor deze titelpagina, want hoe hij een pagina eerder wordt gekarakteriseerd moet wel uit zijn eigen pen komen: ‘..is thans een dikke, kalende, astmatische, gehuwde voetganger die leeft van dingen schrijven en ontwerpen’.

Meneer Donnelly is niet meer zo dik met me

Meteen na de titelpagina komt een lijst bedankjes en bronnen, waarin onder andere de naam Michael Donnelly valt. Donnelly komt twee pagina’s verderop in het verhaal voor als assistent van de conservator van het stadsmuseum van Glasgow. Al snel krijgen Gray en Donnelly het met elkaar aan de stok. ‘Meneer Donnelly is niet meer zo dik met me als vroeger’, staat verderop. Hoe is dan dat bedankje bedoeld? Onderaan de lijst met bedankjes en bronnen staat, al in het boek zelf dus, een erratum: ‘De ets op bladzijde 183 is geen afbeelding van professor Jean Martin Charcot maar van graaf Robert de Montesquiou-Fezensac.’ Voor kennisgeving aangenomen, maar begrepen als: dit gaat een avontuur worden.

De hoofdmoot van wat volgt, is een verhaal dat is geschreven door dokter Archibald McCandless. Hij beschrijft hoe hij in 1881 in het Park Circus in Glasgow uit ‘menselijke stoffelijke overschotten’ een vrouw heeft geschapen: Bella Baxter. Ja, Frankenstein revisited.
In de inleiding schrijft Gray dat Donnelly het ‘een zwartgallig humoristisch verzinsel’ vindt; Gray vindt het ‘een liefdevol portret van een verbluffend goed, dapper, intelligent, excentriek iemand’.

Vrouw geschapen uit een stoffelijk overschot

Bella wordt geschapen uit een dode vrouw. Ze weet niets, kent niets, maar met de tijd ontwikkelt ze zich, zoals een baby uiteindelijk volwassen wordt. Van sociale mores heeft ze geen kennis, wat bijvoorbeeld op seksueel gebied tot verrassende acties leidt. Ze leidt een stormachtig leven en ontwikkelt zich tot een vrouw die vecht voor vrouwenrechten en sociale gelijkheid. Ze trouwt met Archibald McCandless, na vele omzwervingen, misverstanden en weigeringen. Tegen die tijd is de lezer zo ongeveer vergeten dat het verhaal de versie van McCandless is. In een brief zet Bella alles op z’n kop door te verklaren dat het allemaal een verzinsel van McCandless is, dat ze nooit uit een lijk is herschapen et cetera – maar dit roept ook de vraag op of zij zich niet zo ver heeft ontwikkeld dat het te ontkennen valt.

De andere kant van het verhaal

Zijn we er dan? Nog lang niet, want dan komt Victoria McCandless aan het woord, de vrouw van Archibald. Voor haar heeft hij dit boek geschreven, dit ene exemplaar. ‘Verbrand het, indien je het haat’, had hij al in de opdracht aan haar geschreven. Dat wilde ze dus niet doen, sterker nog: het mag worden verspreid, want dat geeft haar de kans haar versie van het verhaal te vertellen, een versie die uiteraard afwijkt van die van Archibald. Een vrouw scheppen uit een stoffelijk overschot, er verliefd op worden, met haar trouwen – wat een idioot, wat een fantast.

Nog een andere kant van het verhaal

Zijn we er dan? Nog altijd niet, want Alasdair Gray krijgt – gunt zichzelf – het laatste woord. Waarin hij, je zou haast zeggen ‘op zijn beurt’, Victoria McCandless stapje voor stapje als onbetrouwbaar afschildert. Fenomenaal gedaan.

En passant heeft de geëngageerde Gray de sociale geschiedenis van het Verenigd Koninkrijk uit de beschreven periode volledig in de roman geïntegreerd en het met prachtige illustraties verrijkt – terwijl hij die had toegeschreven aan de Schotse kunstenaar William Strang (1859-1921). Vooral heeft hij een verrukkelijk spel met de lezer, leesverwachtingen, waarheid en verzinsels, genres en de (literatuur)geschiedenis gespeeld. Dat hij erin is geslaagd deze op het oog ingewikkelde maar gemakkelijk te lezen dollemansrit in de hand te houden en vooral met zo veel humor, van begin tot eind, toont zijn meesterschap.

Dat de roman uit 1992 nu is vertaald komt door de geprezen verfilming ervan door regisseur Yorgos Lanthimos. Eerder werd Gray’s magnum opus, Lanark, al door Koppernik uitgegeven. Allebei niet te versmaden.

Alasdair Gray: Arm ding. Vertaling: Robbert-Jan Henkes. Illustraties van Alasdair Gray. Koppernik.

Foto: Catherine Sharman