‘Geen bordjes lezen in musea, dat kan helpen’. Rob van Essen komt tot dit inzicht en advies wanneer hij in 2019 in het S.M.A.K. loopt, het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent. Zo is het maar net.
Ik kan me een Documenta herinneren dat ik buiten bij een soort houten stellage – galg?, guillotine?, geen idee meer – langer naar de uitleg heb staan kijken (en die heb staan lezen) dan naar het non-descripte houten ding zelf. Als je als kunstenaar je kunstwerk moet uitleggen, heb je iets niet goed gedaan.
‘Ik wilde al die associaties niet’, schrijft Van Essen (en ik schrijf het instemmend over), ‘ik wilde vrije kunst die vrij is in te vullen, ik wilde melancholische kunst waarop ik kon associëren zonder conclusies te bereiken, als de betekenis werd verwoord en aangereikt gold het niet meer.’
En het is zo sturend ook, vind ik. De bezoeker wordt een interpretatie opgedrongen. De boodschap mag hem niet ontgaan. Hang dan alleen een tekst op.
Museumstukken, dat is de titel van een boekje (94 pagina’s, formaat Boekenweekgeschenk) met vijftien verslagen van museumbezoek. Rob van Essen publiceerde die verslagen op zijn weblog. Aangevuld met één nieuw stuk staan ze nu bijeen in een uitgave van 250 exemplaren door Artistiek Bureau te Groningen.
Ver gereisd heeft hij voor de stukken niet. Het Stedelijk in Amsterdam is een vaste halte, die hij steevast met ‘de badkuip’ aanduidt. Sinds hij in België woont, frequenteert hij de musea aldaar. Met de nuchterheid waarmee hij de zalen betreedt, beschrijft hij wat hij ziet en ervaart. Soms zijn de kunstwerken aanleiding tot het vrije associëren uit bovenstaand citaat. Ideeën die zo maar in een verhaal of roman (of gedicht) terecht zouden kunnen komen. Even waait de geest, en dat is natuurlijk wat je wilt bij kunst. Open blik, kom maar op.
Als bewijs van de nuchterheid doen de repeterende openingszinnen dienst. ‘Naar het Stedelijk gelopen…,’, ‘Naar het Stedelijk voor de tentoonstelling van Studio Drift..’ (waar hij zelf de illusie doorbreekt door een kunstwerk aan te raken), ‘Eindelijk naar het nieuwe Stedelijk geweest.’ Soms met Hannah, een keer met Chrétien en in het nieuwe stuk met Lize.
Zo maar een gedachte bij het lezen van de bordjes: is dat vooral eigen aan bezoekers die veel lezen (en schrijven)? Worden die naar ‘het woord’ getrokken? En hoe werkt dat hij bij beelddenkers?
Op een enkele na ben ik bij geen van de tentoonstellingen die Van Essen heeft bezocht geweest. Wat de mogelijkheid open laat dat hij een van de bezoeken – of meer, maar een is het mooist – heeft verzonnen. Want dat is wat ik van een schrijver hoop: dat hij dingen verzint. Zo lang Van Essen niet bekend maakt of en zo ja welk museumbezoek fictief is, kan dit idee worden gekoesterd. Een illusie die hij in stand moet houden.
Rob van Essen: Museumstukken. 94 p’s. Artistiek Bureau.