Op de laatste pagina van Mordechai, de roman van Marcel Möring, mijmert de hoofdpersoon over ‘een dik, vet avonturenboek’. Dat geldt ook voor de roman die de lezer dan op zeven regels na uit heeft. Hoe zit de historie in elkaar?
‘Van die Duitsers die op Westerbork onkruid
gaan wieden, dat hoef ik allemaal niet.’
Een postbode uit Berlijn en mevrouw Wolff uit Amsterdam.
,,In zekere zin is mijn roman Mordechai ontstaan uit een merkwaardig ongeluk. Vijfentwintig jaar geleden of zo kreeg ik een e-mail van een fan uit Berlijn, een postbode, die mij aanbood om de familiegenealogie te onderzoeken. Ik had onmiddellijk geantwoord dat ik er niet in geïnteresseerd was. Het kan me echt niet schelen waar ik vandaan kom. Een week later kreeg ik een mailtje van een mevrouw Wolff uit Amsterdam. Ze zei dat hij het voor haar ook deed en echt betrouwbaar was. Van die Duitsers die op Westerbork onkruid gaan wieden, dat hoef ik allemaal niet. Maar goed, ik heb hem terug gemaild. Wie weet leverde het iets op. Weer een tijd later kreeg ik een enorme lijst. Wat moest ik ermee? Ik kende die mensen niet. Het was wel enigszins interessant om te zien waar mensen vandaan kwamen en hoe ze hier kwamen, maar voor de rest hadden het ook andere mensen kunnen zijn.”
En toch, en toch.
,,Als je vijf, zes of tien generaties teruggaat, wat is jouw relatie dan met die mensen? Op een gegeven moment dacht ik: ik ga daar toch iets mee doen. Toen ben ik met mijn kinderen, met Sam en Sophie, voor het eerst op vakantie gegaan. Ik ben nooit met ze op vakantie geweest. Dus ik zei tegen ze: we gaan gewoon een weekje weg. Of vijf dagen, zoiets. Met z’n drieën.”
De scepsis. ,,’Ja, leuk. Is het voor een boek?’ Ik zei: ‘Het is ook misschien voor een boek.’ Want het is altijd voor een boek.”
Het werd Worms. Daar kwam een voorvader vandaan. ,,Worms, daar is helemaal geen zak van over. Daar zijn de Zweden overheen geweest, de Fransen drie keer. Vervolgens de geallieerde bombardementen. En de nazi’s hebben de hele Joodse wijk kapot geslagen. De synagoge was een hoop puin. Die hebben de Duitsers schuldbewust en zeer getrouw steen voor steen weer opgebouwd. De synagoge ziet eruit alsof die gisteren is opgeleverd, en het was de heetste zomer van het jaar.”
Ook niet onbelangrijk. Voorvader Abraham, zo bleek naderhand, had maar kort in Worms gewoond. Ze hadden naar Emmerich of Kleve moeten gaan. Wel kwam hij zo uit op de familie Gompertz waar Mordechai een nazaat van is.
,,Die hebben een enorm rijke familiegeschiedenis. De eredivisie van het Jodendom. Met de Sassoons en nog wat van de Rothschilds. Die hebben geld. De Gompertzen hadden wel geld, de grondleggers van de verzekeringswiskunde, maar het was toch meer een intellectuele tak. Een interessant soort balast. Je komt als Mordechai uit zo’n familie. Je wordt er waarschijnlijk voortdurend aan herinnerd. Toen kreeg Mordechai, behalve wat hij was, een aanhangwagen die vol verleden en familie zit. Eigenlijk is deze roman in zekere zin begonnen met die postbode uit Berlijn die de stamboom van de familie heeft uitgezocht.”
Over familie gesproken. De roman Mordechai is een volle neef van Möring’s grote roman uit 1997: In Babylon.
,,Het begin van In Babylon. Daar ligt oom Herman dood op bed in hotel Memphis. Ik had echt geen idee wie oom Herman was. Hij ligt er wel mooi bij. En zoals hij erbij ligt, geeft natuurlijk aanleiding voor allerlei speculaties. En datzelfde geldt voor Mordechai en eigenlijk voor alle belangrijke personages in mijn werk. Ze zijn er en dan is het gewoon een kwestie van afwachten en het verhaal zijn werk laten doen. Dat is toch wel het belangrijkste.”
,,Een verband met In Babylon is er zeker. Ik heb In Babylon herlezen toen ik hier in het begin mee bezig was omdat ik ook in Mordechai te maken had met iemand die eigenlijk niet van zijn plek komt. Eigenlijk is hij de hele tijd in zijn huis. Of hij loopt een beetje rond en zo. Wat zal dat zijn? Tien, twintig procent van het boek. De rest is allemaal geschiedenis. En dat is in In Babylon natuurlijk ook zo. Hoe had ik dat eigenlijk gedaan bij In Babylon, dat schakelen tussen heden en verleden? Een technische kwestie. Dus dat heb ik herlezen. Ik wil weten hoe ik toen iets deed. Waarom ik het nu anders zou doen bijvoorbeeld. Het was goed om te herlezen. Terwijl je toch heel vaak van schrijvers hoort dat ze hun oude werk niet lezen. Doe ik altijd.”
‘Het beroemde geweer dat aan de muur hangt.
Mijn stelling is altijd: het geweer gaat niet af. Dat is
veel interessanter’
In In Babylon zit het familieverleden verborgen op een gebarricadeerde zolder, in Mordechai zit het onder de grond.
,,En in geen van beide boeken wordt er iets mee gedaan, hè? Wat te doen met een verleden dat in een archief zit? In Mordechai is het een beetje het beroemde geweer dat aan de muur hangt. En wanneer gaat dat af is altijd de vraag? Mijn stelling is altijd: het geweer gaat niet af. Dat is veel interessanter. Dat heen en weer slepen met het familiearchief is voor hem op dat moment ook niet zozeer een poging om werkelijk iets te ontdekken. Hij heeft niet een realistisch idee over wat daarin te ontdekken valt. Hij moet daar niet iets cruciaals ontdekken.”
Een andere overeenkomst. In In Babylon duiken de natuurkundigen Richard Feynman en Robert Oppenheimer op, in Mordechai krijgen schrijvers als Philip Roth en Umberto Eco meer dan een cameo.
,,Toentertijd heb ik er heel lang over nagedacht hoe je dat kunt doen en of het ethisch is. Nou, dat leek mij wel. Dit is eigenlijk vanzelf gegaan. Toen ik Hella Haasse in een restaurant in Amsterdam had zitten, volgde Umberto Eco alles vanzelf. Ik wilde Mordechai op die boekenbeurs hebben. Het is de tijd dat De Naam van de Roos uitkwam, zo’n boek dat explodeerde. Hoe zichtbaar en belangrijk literatuur op dat moment was en wat voor een soort boeken er uitkwamen, dat wilde ik laten zien. Eco heeft ooit gezegd dat De Naam van de Roos al zijn andere bezigheden overschaduwde. Ik wilde Mordechai daar tegenover hem hebben en dat hij dan tegen Eco zegt: ‘In deze stad zijn op het ogenblik vierduizend schrijvers die willen dat hun dat overkwam’. Om vervolgens Mordechai dat te laten overkomen.”
,,Ik heb dat nooit in die mate meegemaakt natuurlijk.” Brede lach. ,,Maar dat was wel een periode waarin de rechten van mijn boeken geveild werden. In een hotel in Frankfurt kwamen van de rechterkant en van de linkerkant de biedingen binnen. Dat is allemaal te belachelijk voor woorden. Ik herinner mij dat ik op de boekenbeurs in Londen was. Mijn Amerikaanse uitgever had heel erg veel geld betaald. Echt een kwart miljoen. Dus ik zei tegen hem: ‘Dat verdien je toch nooit terug?’ En toen zei hij tegen mij – ik dacht meteen: dit is de verkeerde uitgever – ‘We denken dat je De Grote wint.’,,Ik wilde niet tot dit groepje behoren. Je hebt dan geen tijd meer om te schrijven,. Want je bent voortdurend op pad. Ik werd ook uitgenodigd in landen waar ik nog nooit een boek had uitgegeven. Een zinloze verspilling van geld en tijd. Maar goed, je kunt die sfeer wel heel goed gebruiken”
De inzet is klassiek.
De openingszin: ’Toen Mordechai Gompertz zijn interviewer buiten westen sloeg was hij tweeënzeventig jaar oud en bevond hij zich op het toppunt van zijn roem’.
,,Ouderwets bijna, toch? Mag ik dat zeggen? Een beetje naar voorbeeld van Earthly Powers van Anthony Burgess. Hij citeert:
‘Het was de middag van mijn eenentachtigste verjaardag en ik lag in bed met mijn schandknaap toen Ali meldde dat de aartsbisschop me was komen opzoeken.’ (Vertaling: Paul Syrier).
,,Ik had uitgever Mai Spijkers mijn manuscript gestuurd. Een dag later belde hij me op. Hij vond het een fantastisch boek. Hij zei dat hij ook onmiddellijk aan Earthly Powers moest denken. Toen dacht ik, ik heb de juiste uitgever gevonden nu. Ik was nog niet verleerd om een arresting-opening-sentence te schrijven. Want de deur moet niet op een kiertje open, die moet opengetrapt worden. Dat je als lezer onmiddellijk denkt: oké, wat is hier aan de hand? En als je binnen bent, dan heb ik je wel, dan houd ik je vast.”
‘Ik ben ook heel erg schrijver. Ik heb heel
weinig sociale contacten’
In Limburg zat hij aan de dis in een chateau waarvan de eetzaal vol zat met bekende Nederlanders.
,,Pia Dijkstra, Humberto Tan. Iedereen kende mij. Op dat moment was ik ook even heel bekend. Ik had de AKO gewonnen met Het grote verlangen en had succes met In Babylon. Ik werd zichtbaar, ik werd op straat herkend. Dat vond ik allemaal niet leuk. Ja, Pia Dijkstra vond ik erg aantrekkelijk, daar niet van. Maar je kent elkaar omdat je zelf bekend bent. Dit is de enige relatie die je hebt. Dat wilde ik ook in Mordechai: dat je mensen tegenkomt met wie je geen verleden hebt, terwijl je toch op de een of andere manier tot diezelfde zwevende laag van bekendheid en semi-bekendheid hoort.”
,,Mordechai Gompertz wil zijn familiegeschiedenis niet weten. Daar heeft hij een rationele, intellectuele reden daarvoor. Hij wil vrij zijn van dat verleden. Aan de andere kant is hij ook helemaal niet zo goed in staat om betekenisvolle relaties aan te gaan. Dat heeft waarschijnlijk veel te maken met zijn werk. Hij is iemand die gewoon altijd schrijft. Hij is altijd schrijver. Hij is heel weinig mens. Hij is vooral heel erg schrijver. Ik ben ook heel erg schrijver. Ik heb heel weinig sociale contacten. En dat is niet omdat ik daar niet goed in ben. Maar het is vooral omdat ik…”
Hij draait zich half om en wijst naar zijn bureau, zijn stoel, zijn computer. ,,Mijn prioriteit ligt hier. Dan moet je niet voortdurend in een café zitten en naar allerlei leuke dingen toe gaan. De rest van je leven hoeft niet leuk te zijn. Als je het achter de tafel maar goed hebt. En toch zit er veel familieverleden in. Daar is ook niet aan te ontkomen.”
Deel 3: de ambiguïteit van Mordechai, opnieuw Oek de Jong (en Rutger Kopland) en de huizen van Marcel Möring.