Geke Mateboer móest, vond ze, de documentaire-reeks over Pim Fortuyn in één keer kijken. Waarna ze, vond ze, meteen een essay móest schrijven over waar ze naar zitten kijken.
door Geke Mateboer
Een documentaire die ‘kijkt’ als een spannende politieke thriller van ongekend formaat. Een thriller waarvan je de afloop kent. Maar met als totaal onverwachte bijvangst dat zich al kijkend een betekenisvolle chronologie ontvouwt van gebeurtenissen die je een kwart eeuw geleden alleen maar fragmentarisch beleefde. Dat maakt ook dat je Pim Fortuyn. On-Hollands eigenlijk in één keer moet kijken, 495 minuten lang. Bingen. Trek er een dag of een avond en nacht voor uit. Niet wachten op de NPO televisie-uitzendingen, met in december pas het achtste en laatste deel, omdat dan het fragmentarische waarschijnlijk blijft bestaan. Kijk, huiver, en begrijp iets meer van het heden.
Nu, twee weken voor de Tweede Kamer verkiezingen, met de PVV als grootste partij in de peilingen lijkt de documentaire, gemaakt door Menna Laura Meijer (productiehuis Mint Film Office) van niet te onderschatten belang. Meijer plakte archiefbeelden, interviews en veel fragmenten van de in 2012 opgedoekte Multi Culturele Televisie Nederland in een logische volgorde, als reeks van gebeurtenissen, en zonder voice-over of commentaar, waardoor de film een weldadig neutraal karakter krijgt.
De docuserie geeft een stem aan geluiden die destijds nauwelijks werden gehoord. Niet dat je na afloop een duidelijk beeld hebt van wat er zich 25 jaar geleden in Nederland nu precies afspeelde, daarvoor buitelen teveel begrippen en verschijnselen over elkaar; immigratie, vreemdelingenhaat, identiteit, Islam, polarisatie, armoede, met als centrale motief de opkomst, het leven, het succes en de gewelddadige dood van Fortuyn, met wie genoemde begrippen hun definitieve intrede leken te doen in de samenleving.
Geschiedenis laat zich pas achteraf verklaren. Ergens begint een veenbrand. Plaats van handeling: Rotterdam voor de eeuwwisseling, grote groepen arbeidsmigranten in verkrotte wijken (Afrikaanderwijk, Crooswijk, Oude Westen) en enorme werkloosheid. Autochtonen trekken weg, een neerwaartse spiraal van verlies van voorzieningen, sociale uitsluiting en toenemende criminaliteit neemt een aanvang. Mensen zijn het geloof in de politiek kwijt – de straatgesprekken klinken net als nu: politici wagen zich slechts één keer per vier jaar in de wijken met een handvol mooie beloftes, om zich daarna nooit meer te laten zien. De duivel schijt op een hoop, rijken worden rijker en armen armer.
De Islam, een ‘achterlijke cultuur’
Uitzichtloosheid die een ideale voedingsbodem lijkt te zijn voor het ‘nieuwe’ geluid van Fortuyn: alles moet anders. Hij begint zijn queeste tegen de paarse kabinetten, een ‘koude oorlog’ tegen de Islam, een in zijn ogen onverdraagzame en ‘achterlijke cultuur’ die vrouwen en homo’s onderdrukt en zelfontplooiing van mensen onmogelijk maakt – een boodschap die hij al jarenlang uitdroeg in columns (Elseviers) en boeken. Fortuyn praatte erover, doorbrak daarmee taboes en dat maakte hem een belangrijk man, die overigens zijn tomeloze ambities niet onder stoelen of banken stak. “Ik word de Minister President van dit land.” Links Nederland gruwde ervan, veegde hem op één hoop met de extreme Centrumdemocraat Janmaat (Vol=vol) en deed er alles aan om hem te demoniseren.
Er is iets dubbelhartigs aan, iets wat je ook ná de documentaire achterlaat in verwarring. Pim werd mateloos populair onder het ‘gewone volk’ – fabrieksarbeiders, gabbers, schoonmaaksters en Feyenoord-supporters, mensen van wie je nu niet direct verwacht dat ze staan te trappelen om een gesoigneerde, erudiete, klassieke homo in de armen te sluiten. En toch deden ze het, en masse. Pim was van hén. De immense rijen diep verdrietige fans bij zijn condoleance register spraken boekdelen.
“Stelletje afgeklove lampekappe”
Als de documentaire érgens een goed beeld van schetst dan is het hoe ‘framing’ in z’n werk gaat, hoe verhalen de wereld inkomen, zich als een olievlek verspreiden en nooit meer de wereld uitgaan. Dramatisch in mijn ogen – te zien hoe Volkskrant journalisten Fortuyn ‘ontmaskerden’ door hem op een slinkse manier uitspraken te ontlokken (‘Islam een achterlijke godsdienst’, ‘Artikel 1 uit de Grondwet schrappen’) om hem in de hoek van Janmaat en fascisme te kunnen plaatsen, hoe koppen in de krant een eigen leven gingen leiden, hoe woede en onderbuikgevoelens in beide kampen aangroeiden tot enorme proporties.
En ook hoe moeizaam stuntelend de gevestigde politieke orde omging met het fenomeen Fortuyn (‘een politieke wolf in maatpak’); als konijnen in de koplampen zagen de lijsttrekkers gebeuren hoe hij de massa’s voor zich won. Met als treurig hoogtepunt het beruchte verkiezingsdebat bij Paul Witteman, waarbij miljoenen kijkers getuige waren van een tot niets verschrompelde Ad Melkert, een Hans Dijkstal, Jan Peter Balkenende, Thom de Graaf, zuur, en met monden vol tanden onder de zegevierende sneren van Fortuyn; “Ik wou dat u eens een beetje vrolijker was!” (Dries Mosch, Leefbaar Rotterdam prominent, later over die lijsttrekkers: “Zie me daar dat stelletje afgeklove lampekappe zitte!!”)
Fortuyn waande zich al president, en gedroeg zich ook zo. In de peilingen voor de Tweede Kamer verkiezingen stond de LPF op 22 zetels. In de Rotterdamse gemeenteraad zeilde hij vanuit het niets met 17 zetels de oude vertrouwde PvdA rechts voorbij. ‘Een klap op de bek’ voor de sociaal-democraten. In Amsterdam was de situatie anders, maar de schok niet minder groot. Men wees er op de allochtonen die in Rotterdam massaal de stembus hadden genegeerd en daarmee zelf Leefbaar Nederland in het zadel hielpen. “Het zijn kut-Marrokkanen,” merkte PvdA’er Rob Oudkerk op, tot verbijstering van tout le monde, in een per ongeluk nog openstaande microfoon. Een racist, binnen eigen, linkse gelederen, nee toch? Job Cohen antwoordde prompt: “Maar het zijn wel ónze kut-Marrokkanen”
De vreemdeling en het wantrouwen
Maar hoe racistisch en homofoob was Pim Fortuyn eigenlijk werkelijk? Hij was spannend, aantrekkelijk, flamboyant, en in die zin zeker on-Hollands, veel mensen zagen hem als de verlosser, hij was onbevreesd. Disruptief. Bijna exhibitionistisch open over zijn seksuele voorkeur, zijn verslavingen (‘koffie, sigaren, seks’)
Maar racistisch? Hij zei dingen die anderen dachten en deed daarmee een beroep op wat er allang leefde in de samenleving. Angst voor vreemdelingen is in elke samenleving aanwezig, latent, wanneer iedereen in betrekkelijke welvaart leeft; hoog oplaaiend, wanneer er sprake is van misstanden, spanningen, armoede en achterstelling van bepaalde groepen. Een zondebok is dan snel gevonden. Voeg daarbij sociologische opvattingen dat mensen mentale constructies gebruiken om hun sociale wereld te begrijpen, waarbij ‘de vreemdeling’ altijd degene is die deze voorspelbare en vertrouwde kaders verstoort, dat mensen een aangeboren neiging hebben om zich met hun eigen groep te identificeren en vreemdelingen met wantrouwen te benaderen… als socioloog moet Fortuyn met die reflexen meer dan bekend zijn geweest. Een charismatische figuur hoeft in tijden van crisis maar op een paar knopjes te drukken, om een gevaarlijke beweging te ontketenen. Je vraagt je af: wát, als hij was blijven leven? Hoe groot was de kans geweest dat hij binnen één regeerperiode alles had verprutst? Met wie had hij al die zetels willen vullen? We kennen dat verschijnsel inmiddels maar al te goed: van opgaan, blinken en verzinken. Wat waren dan Wilders’ kansen geweest later? We zullen het nooit weten.
De documentaire is bij tijd en wijle ook hilarisch – bij sommige straatinterviews lijkt het of je naar een Koot en Bie sketch zit te kijken. Met de meeste mensen gaat het helemaal niet zo slecht, het zijn altijd ánderen die het slecht hebben. ‘Ik ken wel rondkomme. Maar die mense dáár, die hebbe geen leve!’ Vijfentwintig jaar geleden, iedereen rookte nog en overal, Zwarte Piet sprong nog vrij rond, Gerard Joling jubelde over ‘Bells will be ringing’ – heerlijke rommel-tv-beelden van goedgebekte Rotterdammers, die elkaar op straat ad-rem de oren wassen en aftroeven. ‘Sie je nou wel? Wat ség ik nou?’ (een witte mevrouw, wanneer een gekleurde meneer, president Bush uitmaakt voor een moordenaar) ‘Daar ke’je toch niks mee beginne?’
Shit hits the fan
Achteraf geredeneerd: een hogedrukpan van gebeurtenissen die elkaar in hoog tempo opvolgden. Documentairemaker Meijer zet ze op een rij en verbijstert je opnieuw, maar je kijkt nu met andere ogen; toen wist je niet hoe het allemaal afliep. In minder dan twee jaar gebeurden (ook wereldwijd) dingen die geen mens voor mogelijk had gehouden. Je zit weer versteend te kijken hoe op 11 september 2001 de Twin Towers ineenstortten en duizenden Amerikanen de dood vonden. Hoe de Islam opeens een gruwelijk gezicht liet zien en president Bush de nieuw ontstane haat verwoordde:
“Great harm has been done to us. And in our grief and anger we found our mission and our moment”
De jacht kon beginnen.
Je was tégen of voor de terrorist, tegen of voor de Islam. Zwart-of-wit. En opeens zagen we overal potentiële moslimterroristen rondstruinen, in de polder, in bussen en achter bosjes. Die mevrouw in de bus, rillend en huilend: “Ik ben zo bang voor de toekomst!” We kochten gasmaskers en dan dansten er ook nog eens Marrokkanen op straat, en wel in het godvergeten Ede. Tien procent van die ventjes – eerst doen, dan denken – keurde de aanslagen goed. Je voelt een lach opborrelen bij het zien daarvan, die je meteen onderdrukt als je bedenkt hoe schrijnend het was voor al die moslim-medelanders die opeens met de nek werden aangekeken op school en in de trein.
“De prinsen van de geschiedenis, dat zijn wij”
Maar daar is Fortuyn, “At your service” – had hij immers niet gewaarschuwd, hoe gevaarlijk de Islam was? Toch had hij in mijn ogen niets triomfantelijks in zijn reactie op de aanslagen. Bij Harry Mens (Businessclass, RTL) laat hij oprecht aandoende tranen de vrije loop. Moeiteloos glijden we van daar naar Maxima’s tranen, vier maanden later, onder de muziek van Carel Kraayenhof, Adios Noniño; de bejubelde ‘vreemde’ bruid die desondanks met open armen ontvangen wordt. We zien Leon de Winter, met een abject lyrisch verhaal over dat onwaarschijnlijk breekbare Nederland. “De prinsen, de adel van de geschiedenis, dat zijn wij.” Je moet maar durven. We zien de grachtengordel langzaam ontwaken – allochtonen kénnen ze daar niet, of het moet de poetsvrouw zijn – maar daar praten ze niet mee – uit een boze droom die opeens door moslims was bevolkt. Een Joost Niemöller (toen HP de Tijd, inmiddels Ongehoord Nederland) ongespeeld bang “… dat ze de boel overnemen. Als ik straks tachtig ben, durf ik dan nog de straat op?”
Schrijver en columnist Mohammed Benzakour droogjes: “Nederland heeft altijd al de angst gehad om ergens door te worden overspoeld. Water, zee, buitenlanders.” De roep om een allochtonenstop, een hek om Rotterdam, sancties, het wederzijds beledigen neemt een aanvang. De volgers van Fortuyn zien in zijn succes een vrijbrief om er nu ook álles maar uit te kramen. Begon daar de verruwing van het debat, waar we nu met z’n allen bijna aan gewend zijn geraakt?
Twee maanden later – negen dagen voor de verkiezingen 2002 die hem de grote zege hadden moeten brengen – is onze held dood. Beleven we de eerste politieke moord sinds de gebroeders De Witt in 1662. De kogels kwamen tot verrassing – en opluchting van velen – niet van een islamiet, maar van een getroubleerde Nederlander. Twee jaar daarna nam ene Geert Wilders, met meer haar maar veel minder charisma dan Pim, zijn afslag uit de VVD, om in 2006 op te stomen naar negen zetels in de Tweede Kamer. Wat gaat het over veertien dagen worden?
De documentaire Pim Fortuyn. On-Hollands / NPO opent met de aanslag op Fortuyn in de eerste aflevering, die afgelopen maandag te zien was.