Deliver me from nowhere, de biopic over Bruce Springsteen, is een aangrijpende film. Hij speelt zich af rond 1982, het jaar waarin Springsteens meesterwerk Nebraska verscheen. Dat album had waarschijnlijk totaal anders geklonken als het New Yorkse duo Suicide er niet was geweest. Reden voor Fons Dellen om in de pophistorie te duiken aan de hand van een ontmoeting met Suicidezanger Alan Vega in 1983: ‘Ik ben een geboren mislukkeling man…’

door Fons Dellen
Bruce Springsteen ligt op de vloer van z’n slaapkamer, plat op z’n rug. Hij staart wezenloos naar het plafond. Uit de speakers klinkt ijselijk gegil op snoeiharde, monotoon repeterende elektrorock: Suicide met Frankie Teardrop, het relaas van een fabrieksarbeider die uit pure wanhoop de hand aan zijn gezin en zichzelf slaat.
Het is een aangrijpende scene in de film Deliver me from Nowhere over Bruce Springsteen ten tijde van het tot stand komen van zijn meesterwerk Nebraska rond 1982. Het gaat niet goed met de boss, hij gaat door een dal, is depressief.
Best album ever made zegt Springsteen (gespeeld door Jeremy Allen White) even later over Suicide, terwijl de bloederige horrorhoes in beeld komt. Een paar scenes verder zien we hem, blik op nowhere, het gaspedaal van zijn Chevrolet Camaro steeds dieper intrappen; de motor giert en brult, Suicides Frankie dendert en stampt er dwars doorheen. De suggestie is duidelijk.
Best album ever made. Volgens Springsteen in 1982. Zou kunnen. Suicide van Suicide is in elk geval een waanzinnig goed (en invloedrijk) album, dat anno 2025 geen spatje aan intensiteit heeft ingeboet. De in de met bloedspatten besmeurde hoes gestoken plaat verscheen in 1977 op het obscure Amerikaanse label Red Star. Bij mij sloeg hij destijds in als een fragmentatiebom: dit soort gejaagde, gewelddadige en onheilspellende themes from big cities had ik nooit eerder gehoord.

De apocalyptische elektrorock van Alan Vega en Martin Rev zou generaties popmuzikanten beïnvloeden, maar Suicide bleef een cultband. Erkenning kwam pas toen Suicide geroemd werd door artiesten als Soft Cell, The Human League en… Bruce Springsteen dus. Na Suicide wierp Alan Vega zich op een solocarrière. Dat ging redelijk en leverde hem bijvoorbeeld in Frankrijk de toptienhit Jukebox baby op. Ook ontpopte hij zich, niet onsuccesvol, als beeldend kunstenaar. In 1983 zwierf Vega rond door Europa. Niet alleen om een nieuw soloalbum, Saturn Strip, te promoten, maar ook om zijn ‘postpunksculpturen’ onder de aandacht te brengen. Ik ontmoette hem in oktober van dat jaar voor een interview in Het Parool. Hieronder een licht bewerkte versie van die ontmoeting.

foto: lkdccommonwiki
In tegenstelling met wat ik, op grond van zijn agressieve podiumpresentatie had verwacht is Vega allesbehalve een onverschillig lefgozertje. Als ik hem, tien minuten later dan afgesproken, tref in de lobby van zijn Amsterdamse hotel, excuseert hij meteen voor z’n late verschijnen. ‘Sorry man, maar ik heb nog geen drie uur geslapen vannacht en geen hap gegeten.’ Na het uitverkochte optreden van de vorige avond in Den Haag is hij tot diep in de nacht doorgezakt om zich daarna naar de hoofdstad te laten rijden. Tot overmaat van ramp arriveerde hij te laat voor het ontbijt, wat hij gedurende ons gesprek compenseert door een schaal koffiekoekjes te verorberen.
‘Het optreden in Den Haag was groots, man. Totaal anders dan mijn concerten hier vorig jaar. Ik werk nu niet meer met een drummer, maar met een ritmebox en synthesizers. Terug naar wat ik deed met Suicide. Niet helemaal, het houdt een beetje het midden tussen Suicide en mijn vorige band. We maken weer pure rockabilly, net als Suicide.’
Als ik tegenwerp dat ik de muziek van Suicide niet zou omschrijven als rockabilly reageert Vega geïrriteerd: ‘Dat kan jij wel vinden, maar ik heb die muziek gemaakt, dus ik ben degene die dat bepaalt. Luister naar de riffs, dan hoor je het, right…’ Discussies over Suicide ziet Vega duidelijk niet zitten. ‘Natuurlijk heeft Suicide grote invloed gehad, so what. Ik wist al dat dat zo zou zijn toen we ermee bezig waren. Maar ik heb geen zin om daar steeds opnieuw over te praten, man. Ik heb dat verhaaltje al veertigduizend keer opgehangen… ‘t Is toch duidelijk, wat wil je dat ik er nog aan toevoeg? ledereen weet dat we wimpykids als Soft Cell en al die anderen beïnvloed hebben.’
‘s Avonds in Paradiso blijkt dat de sound van Vega’s nieuwe band inderdaad een stap terug richting de vervreemdende, repeterende monotone rockabilly (…) van Suicide is. Ritmemachines stoten een zware pulserende beat uit, zwaar vervormde gitaarakkoorden vormen de basis voor Vega’s galmende vocalen. Afwisselend croonend, sensueel fluisterend en zo nu en dan uitdagend schreeuwend bespeelt Vega het publiek. Dat reageert beduidend koeler dan de eerste keer dat Suicide in ons land optrad. Dat optreden, in 1978 als voorprogramma van Elvis Costello in Orpheus in Apeldoorn liep volkomen uit de hand. Nadat Vega een brandende peuk de zaal in had geschoten, bekogelde het publiek het duo met bierglazen en asbakken, waarna het optreden stopte.
‘Als die show agressief was, was-ie ook zo bedoeld,’ reageert Vega nu. ‘Waarom ik al na tien minuten van het podium liep? Omdat ik niet gemolesteerd wilde worden. Omdat ik het publiek vervelend vond. Maar in Nederland was het destijds minder heftig dan in Engeland. Daar werden we met kapot geslagen bierflessen en stenen het podium afgekegeld.’
‘Met m’n nieuwe band heb ik ‘t gevoel dat er weer echt op los gaan, man. Ik sta weer te performen, ik word weer maf, ik word weer kwaad. Dat gevoel was ik kwijt na Suicide. Maar Suicide begon me om een andere reden te vervelen. De kant die Martin op wilde zag ik op een gegeven moment niet meer zo zitten. ‘t Had ook met geld te maken, zeker. Ik kon niet leven van Suicide. Ik wilde iets anders, een hit maken.’
‘Inmiddels kunnen we zo weer met Suicide beginnen als we willen. Elke platenmaatschappij wil ons zo een voorschot geven om een nieuwe plaat op te nemen. Mits commercieel verantwoord, al zijn het maar drie minuten op een hele elpee. De rest kan ze niet schelen, als er maar een hit op staat. Alleen Martin is zo stug, die wil geen drie-minuten-popsongs maken. Nou, als-ie wil verhongeren, dan moet-ie dat zelf maar weten. Je hebt nu eenmaal met de realiteit te maken, weet je, it’s part of the trip.’
‘Ik heb m’n hele leven op m’n donder gehad, man. Ik kom uit een lower middleclass milieu uit Brooklyn. Als jongetje leerde ik dat ik moest vechten om te overleven. Dat helpt als je moet dealen met het zakenleven. Vooral in Amerika, waar nog steeds een cowboy-mentaliteit heerst. Daardoor is het zo’n gewelddadig en krankzinnig land, weet je. Er is meer respect voor geld, dan voor mensen. Dog eat dog, man, dat is de mentaliteit. In Europa is dat anders. Hier is geld óók belangrijk, maar hier geven mensen ook nog om andere dingen. Daarom wil ik hier een tijdje blijven rondhangen.’
Vega’s songs handelen nogal eens over drop-outs, eeuwige verliezers en randfiguren. Frankie Teardrop (over een fabrieksarbeider die uit wanhoop zijn hele gezin, inclusief zichzelf overhoop schiet), de Las Vegas Man, de Be Bop Kid, de Ghostrider of Kid Congo. Vega: „Dat zijn figuren die ik in werkelijkheid gekend heb, of die in mijn fantasie leven. Karakters uit stripboeken, films, types die ik op straat zie. Meestal rebellen, outlaws… Outlaws make the world, man, ze willen voortdurend uit hun bol gaan, alles zelf ontdekken. Natuurlijk ben ikzelf ook een outlaw, jongen,! Ik ben een artiest! Let’s face it! Artiesten zijn erg gevaarlijke individuen voor het soort mensen dat hier rondloopt. Als we te ver gaan eisen ze onze poen op of ze gooien ons in de bak. Maar tegelijkertijd vinden ze ons ook erg spannend. Je kunt heel ver gaan als kunstenaar, als je het maar een beetje sentimenteel weet te verpakken. Als ik geen artiest was geworden? Dan was ik waarschijnlijk wetenschapper geweest, een gevaarlijke. En een goeie. Weet je trouwens dat ik een graad in de geneeskunde heb? En ook in beeldende kunst trouwens.’
Achter op zijn leren jack draagt Vega een embleem dat bijna zijn hele rug beslaat. Bienhoa, Vietnam staat erop, omlijst door een kaart van het land. Aan een koord om zijn linkerschouder bungelt een ongebruikt mitrailleurpatroon. ‘Maar over Vietnam praat ik niet, jongen, geen woord. Dat doe ik alleen met andere Vietnamveteranen.’
‘Ach, wat kan ik je over mijn sculpturen vertellen. Behoorlijk abstract allemaal, met veel kleuren. Je moet ze zien: crucifixen met veel fluorescerend licht. Bewerkt met foto’s, goedkope souvenirs, seriegeschakelde lichtjes. Ik maak die dingen al heel lang. Maar ze zullen nooit in een museum terecht komen. Ik zal in elk geval dood moeten zijn, wil het zover komen. Ik ben een geboren mislukkeling man, hahaha. Ik heb alle manieren om te falen inmiddels onder de knie. Ik ben de beste faalkunstenaar die er is. Ik heb mislukken verheven tot grootse kunst. Ik ben dakloos, ik zie er slecht uit, right… I’m a complete bum.’
Alan Vega (23 juni 1938 – 16 juli 2016)