Bij een titel als Optimisme zonder hoop blijft tot slot, maar dat kan per persoon verschillen, vooral het deel ‘zonder hoop’ hangen. Het essay met deze titel dat Tommy Wieringa schreef voor de Maand van de Filosofie is weinig opbeurend en niet bepaald optimistisch. Het is wel helemaal in lijn met zijn oeuvre.

Een filosofische onderlaag heeft het werk van Tommy Wieringa (Goor, 1967) altijd gehad. Nadat hij zijn vroege, tweede roman Amok (uit 1997) had opgedragen aan zijn rugbyclub trad de ernst in en zo kreeg de roman die zijn doorbraak betekende, Joe Speedboot, uit 2005, een motto mee van Miyamoto Musashi, een in de 16de eeuw geboren samoerai.

‘Er wordt gezegd dat de samoerai een tweevoudige Weg heeft, van het penseel en het zwaard’.

Musashi was natuurlijk in de eerste plaats een Japanse ‘zwaardheilige’, maar hij schreef ook Het Boek van Vijf Ringen. Niet een vroege verwijzing naar de latere Olympische ringen; de ringen zijn de elementen die hij kende: aarde, vuur, water en wind, plus het verrassende leegte.

De strategische blik

In een column in de Volkskrant, in de tijd dat hij door Nederland reisde in het kader van de actie Heel Nederland Leest, die was opgetrokken rond Joe Speedboot, kwam Wieringa weer bij Musashi terecht:

‘Soms, als ik eraan denk, probeer ik te kijken met wat de grote samoerai Miyamoto Musashi ‘De Strategische Blik’ noemt: ‘Uw blik moet zowel ruim als open zijn. Dit is de tweevoudige blik die ‘Waarnemen en Zien’ wordt genoemd. Waarnemen is sterk en zien is zwak. In Strategie is het belangrijk de dingen die ver weg zijn te zien alsof ze dichtbij zijn en de dingen die dichtbij zijn van een afstand te bekijken.’

Met deze strategische blik kijkt Wieringa in Optimisme zonder hoop naar de wereld van nu en veel vreugde kan hij ons niet schenken. Het essay bouwt verder op een opmerking die hij al maakte in de inleiding van Gedachten over onze tijd, de verzameling columns die hij voor NRC had geschreven, als boek verschenen in 2021:

‘Ook al loopt dit boek in zekere zin goed af – aan het eind heeft bijvoorbeeld Donald Trump de Amerikaanse presidentsverkiezingen verloren en een couppoging zien falen én wordt de bevolking tegen COVID-19 gevaccineerd -, het is allemaal kinderspel in het licht van de klimaatcatastrofe die zich in onze tijd in al zijn gruwelijke majesteit ontvouwt.’

Een vorm van toekomstloosheid

In dit nieuwe essay schrijft hij: ‘De klimaatcatastrofe heeft ons opgezadeld met een vorm van toekomstloosheid die zonder precedent is in de geschiedenis van de menselijke soort’.
Het zou, als we nu afdoende maatregelen zouden nemen, nog 150.000 jaar duren voordat het resultaat zou hebben. Een tijd die niet te overzien is, een tijd die we niet hebben. Afgelopen jaren is vastgesteld dat het aloude levensprincipe dat de kinderen van nu het beter zullen hebben dan hun ouders niet vol te houden is. Wieringa heeft, toen hij voor de roman Nirvana (uit 2023) door het land trok, het publiek gevraagd hoeveel generaties ze vooruitkijken. Vaak was het antwoord ‘Eén’, als er al een antwoord kwam.

De vader in de auteur maakt zich ernstige zorgen over zijn dochters, die nog met een open blik naar de toekomst kijken. Hij draagt het essay aan hen op. De oudste is nog maar 14 en als ze een leuk kledingstuk voor een baby ziet, wil ze het kopen. Voor als ze moeder wordt.

Haar vader koos een motto van de Vlaamse dichter Leonard Nolens: ‘Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen’. Waarmee hij de schuld van zijn en ook eerdere generaties op zich neemt.

‘Leven betekent vernietiging van ander leven’

Literair gezien is er een verband tussen Optimisme zonder hoop en Nirvana en wel een van de vijf ‘ringen’ van Musashi: het vuur.

Nirvana heeft ook de betekenis ‘uitdoven van vuur’. Maar vuur is wat de aarde voortstuwt. Met ‘de ontdekking’ van het vuur is het opbranden van de aarde begonnen. Vuur is de basis, hoe kan het anders, van de fossiele industrie, die klimaatverandering in gang heeft gezet en – om in de beeldspraak te blijven – brandende houdt.

‘Leven betekent vernietiging van ander leven’, schrijft Wieringa, om vervolgens W.G. Sebald te citeren die in De ringen van Saturnus over vuur schreef: ‘Het vervaardigen van een vishaakje, het fabriceren van een porseleinen kopje en het produceren van een televisieprogramma berusten uiteindelijk allemaal op het verbrandingsproces.’ Mooi hoe Sebald zijn voorbeelden klein houdt, want bij de kleine dingen als een vishaakje speelt het net zo goed als bij het produceren van auto’s – en wat die weer produceren door verbranding. Wieringa: ’Van het vuur zullen we ons, verbrandingsdier dat we zijn, niet kunnen losmaken’.

Veel optimisme kan hij zijn dochters – en lezers – niet meegeven. ‘Een programma van optimisme zonder hoop kan je weerbaar maken en immuun voor teleurstellingen die je wachten’. Met een blik vanuit de ‘eeuw’igheid concludeert hij dat ‘dit schitterende alles’ toch maar mooi heeft bestaan.

Tommy Wieringa: Optimisme zonder hoop. 94 p’s. Uitgave van De Maand van de Filosofie en uitgeverij Pluim.

Foto Erik de Haan